Tot grote opluchting van Downing Street kreeg Brown alsnog een onderonsje op de laatste dag. In tegenstelling trouwens tot Berlusconi, die geen kans kreeg zijn pijnlijke uitglijer goed te maken van de laatste G20, toen hij tot haar zichtbare ergernis ‘Misterrrr Obáámáá’ schreeuwde in het oor van koningin Elizabeth. Ook vermakelijk waren beelden van de ‘rellen’ in Pittsburgh, die er vooral uit bestonden dat opgefokte oproerpolitie door een dichte haag verslaggevers werd belaagd.
Uiteindelijk illustreerden de steeds trivialere verhalen uit Pittsburgh vooral dat er weinig interessants te melden viel. Het hoofdnieuws was dat de G20 voortaan de plek gaan innemen van de G8, maar dat was al een half jaar duidelijk. En iedereen die aan zijn water voelt dat de ‘harde’ maatregelen tegen bankiersbonussen een mager resultaat zijn van zulk breed overleg op zulk hoog niveau heeft natuurlijk gelijk. Een jaar lang riepen allerhande regeringsleiders dat ‘fundamentele’ ingrepen nodig waren om de wereldeconomie stabieler te maken, nu gaan de belangrijkste onder hen uit elkaar met de bekende mix van halve afspraken die nog nader ingevuld moeten worden – natuurlijk onder verenigd geroep dat er heel veel is bereikt.
Toegegeven: topontmoetingen als deze bestaan altijd voor een groot deel uit behang. Er zijn fotomomenten, de first ladies plus de first Herr bieden wat verstrooiing en de demonstranten hebben ook hun repo’tje nodig. Al lang voor aanvang draait de persafdeling op volle toeren om de journalistieke horde naar veilige verhalen te sturen – dit jaar opmerkelijk goed gelukt gezien de vele verhalen over het uitgebluste Pittsburgh als voorloper in een nieuwe economie.
De belangrijkste politieke les is nauwelijks opgetekend: dat een G20 in plaats van een G6, 7 of 8 zowel realistisch is in een pluriforme wereld als politiek correct, maar dat de slagkracht ermee verdampt en dat de gesprekken die er echt toe doen zich van de centrale vergaderzaal verplaatsen naar achterkamers en wandelgangen. ‘G20’ klinkt als een heel select gezelschap, maar het betekent dat één op de negen landen ter wereld mag aanschuiven. Het is heel fijn dat Indonesië, Turkije en Zuid-Afrika mogen aanzitten aan de vergadertafel, maar wees niet verbaasd dat de werkelijke onderhandelingen over de internationale financiële structuur of het aanpakken van Iran dan worden besproken op de hotelkamers. De machtsvraag verschuift dan van ‘wie mag er naar de G20?’ naar ‘wie krijgt er privé-tijd van Obama?’ En we mogen het allemaal realistisch vinden dat India rondloopt op de belangrijkste top van de wereld, premier Singh wachtte vergeefs op audiëntie.
Het is een wat wrange conclusie, maar nu alle pleidooien voor het openbreken van ’s werelds eliteclub G6/7/8 hebben geresulteerd in de G20, blijkt dat het werkelijke nut van zo’n top het faciliteren van achterkamerdiplomatie is. Het zal veel mensen ontgaan zijn, maar afgelopen week vonden aaneensluitend vier ‘toppen’ plaats in de Verenigde Staten: een klimaattop, de jaarlijkse algemene vergadering van de Verenigde Naties, een antiproliferatietop en de G20. En wat was het belangrijkste nieuws dat dit alles voortbracht? Voorafgaand aan het geheel kondigde Obama aan dat de VS geen ‘raketschild’ zullen bouwen in Oost-Europa; tijdens de afwerking van het topprogramma sloot Rusland zich aan bij het cordon rond Iran. Voilà.
Commentaar
G20 faciliteert achterkamerdiplomatie
HET BESTE NIEUWS van de G20-top in Pittsburgh was dat politiek leuk kan zijn. De Britse pers vermaakte zich de hele week met poging na poging van premier Brown om een persoonlijk gesprek met Obama te krijgen, zeker toen die pogingen uitmondden – hoe gênant – in een ‘walk-and-talk’ tussen de twee heren tijdens Obama’s wandeling door een hotelkeuken naar zijn auto.