‘Van opzij bezien toont de mens die zich onbespied waant zijn bestiale karakter. Ziedaar de mens!’ vertelt Jheronimus Bosch zijn broer Goessen in het atelier, werkend aan een grote opdracht voor de kerk. Vlak daarvoor bezochten ze een spektakel waarbij een groep mannen elkaar de schedel insloegen, terwijl ze een varken probeerden te pakken. Bosch kijkt tijdens dit volkse vermaak goed om zich heen om inspiratie op te doen.
Striptekenaar Marcel Ruijters begint zijn biografie over Jeroen Bosch (Jheronimus Bosch, eigenlijk Van Aken) spectaculair met veel actie en zet de beroemde Bosschenaar meteen goed neer. Een rustige, slimme man die hard werkt en satire verwerkt in zijn schilderijen. Dit wordt niet altijd gewaardeerd door de opdrachtgevers. Zo mopperen de priesters over het resultaat dat niet is wat ze voor ogen hadden. Dus stapelen de rekeningen zich verder op en moeten ze nog wat land verkopen van Jeroens vrouw Aleid om het hoofd boven water te houden.
Dit jaar is het vijfhonderd jaar geleden dat Jeroen Bosch overleed en daarom viert Den Bosch dat op grootse wijze. Er komen twaalf werken van Bosch naar zijn geboorteplaats en er zijn allerlei festiviteiten. Striptekenaar Marcel Ruijters kreeg van de stichting Bosch500 een opdracht om een boek over Jeroen Bosch te maken, waarbij hij zich aan historische waarschijnlijkheden moest houden. Dat is best lastig, omdat er over de schilder niet meer dan een A4’tje aan feiten bekend is. Met die feiten en natuurlijk de schilderijen van Bosch als uitgangspunt en het verbod op speculatie (hij reist dus niet naar Italië, zoals wel eens wordt beweerd) schetst Ruijters een fascinerend kijkje in het dagelijkse leven van de schilder.
Zoals het begin van het boek. Het had zomaar een dag in het leven van de schilder kunnen zijn: rondslenteren in de stad voor wat inspiratie, daarna schilderen samen met zijn broer, met wie hij samen het atelier van hun vader heeft overgenomen, waarna de opdrachtgevers moeilijk doen en er nog steeds geen geld in het laatje komt. Dat is een historisch feit: het duurde lang voordat Bosch beroemd werd en veel opdrachten van particulieren kreeg. In het begin kon hij met moeite het hoofd boven water houden, wat tot veel huiselijke spanningen leidde, die we ook terugzien in het boek.
Er wordt aangenomen dat Bosch een grote brand heeft meegemaakt tijdens zijn jeugd. Toen hij dertien jaar was, gingen vierduizend huizen in Den Bosch in vlammen op. Dit heeft hij in verschillende schilderijen verwerkt, dus het is niet gek dat Ruijters de schilder een flashback geeft tijdens zijn werk aan de tekentafel. Met man en macht lopen mensen met emmertjes rond in de vuurzee, terwijl Jeroens moeder haar zoon zoekt. Een ander moment is wanneer Bosch buiten de stadsmuur op een opgewonden meute stuit. Er wordt een man opgehangen, samen met zijn varken. Blijkbaar was hij iets te intiem geweest met zijn zeug. Een vraag uit het publiek aan de goed rondkijkende schilder: ‘Zeg schilder, gaat het er in de hel ook zo aan toe?’ Bosch: ‘Mijn hel, wellicht… Ik werk er nog aan.’ Waarna Bosch zijn reis naar het klooster voortzet, waar hij met de abt wil overleggen over een paar godsdienstige kwesties en wat nieuwe miniaturen wil bekijken.
Zo kabbelt het leven van Bosch rustig door, krijgt hij ruzie met familieleden, sluit hij vriendschap met de bouwmeester die behulpzaam is met het ‘netwerken’ voor nieuwe opdrachten. Bosch wordt gaandeweg zijn leven beroemder en welvarender, maar tot verdriet van zijn vrouw blijft hun huwelijk kinderloos. Ruijters had weinig feitenmateriaal, dus het leven van Bosch kon niet spectaculairder worden gemaakt dan dit.
Wat dit boek vooral lezenswaardig maakt is Ruijters’ inlevingsvermogen in de tijdgeest waarin Bosch leefde. Met veel plezier strooit hij allerlei details over de lezers uit. Bijvoorbeeld de werkwijze van de apothekers waar Bosch zijn verf koopt. Het hypocriete apothekersgilde eist dat er keihard wordt opgetreden tegen rondreizende kwakzalvers, maar zelf denken ze dat kinderharen een probaat middel tegen jicht zijn. Een rondreizende tandentrekker wordt, nadat hij op brute wijze een paar mensen van hun kiezen heeft afgeholpen, dan ook de stad uit getrapt.
Het dagelijks leven van een half millennium geleden staat zo ver van ons af dat dit soort momenten het verhaal exotisch maken. Net zo exotisch als de schilderijen van Bosch dat zijn. We begrijpen nog niet de helft van wat hij heeft geschilderd. De Renaissance-beeldtaal is fraai maar bijzonder tijd- en plaatsgebonden, waardoor je nooit precies kunt achterhalen wat Bosch bedoelde. Door het dagelijks leven zoveel ruimte te geven in het verhaal (het is tenslotte Bosch’ inspiratiebron) laat Ruijters zien waar die schilderijen vandaan komen.
Het is niet toevallig dat Marcel Ruijters voor dit boek werd gevraagd. Hij begon als een echte ‘underground-tekenaar’ met onbegrijpelijke boekjes in eigen beheer zoals Mandragoora. Daarna tekende hij een paar delen van Troglodytes, tekstloze verhalen over een vreemd, ondergronds volkje. Hij brak door met drie boeken waarin hij in een houtgravurestijl de Middeleeuwen op de hak nam (Sine Qua Non, Inferno, Alle Heiligen). Vorig jaar kreeg hij de Stripschapprijs; hij maakte meer naam dan hij zelf dacht. Ruijters heeft een grote voorliefde voor middeleeuwse schilderkunst en toont zijn kennis over die tijd in zijn boeken.
Met Jheronimus hanteert Ruijters een iets toegankelijker tekenstijl. Grove, dikke lijnen, karakteristieke, soms verwrongen gezichten, allemaal iets vriendelijker en cartoonesker dan zijn andere, soms wat duistere werk. De stijl past perfect bij de soms bizarre schilderijen van Bosch, die wellicht ook een inspiratiebron voor de tekenaar zijn geweest.