
Verduisterde computerkamers met toetsenborden waarop aangekoekte gele, bruine en oranje substanties het kamerstof gevangen houden, ruimten waar zichtbaar lange tijd achter een beeldscherm werd gebivakkeerd, soms met bed en al. Dan ook beelden van de mensen die zichzelf in zo’n setting verloren, met maskers, pistolen en ondergoed op hun hoofd. Dan een shot van een overvol golfslagbad, een vloeibare mensenmassa. Om bij de koptelefoons met het geluid bij de beelden te kunnen komen, moet je je in dit bubbelbad laten zakken. De ballen reiken tot aan je kin terwijl een voice-over verkondigt dat we steeds verder verwijderd raken van de wereld om ons heen.
I have ten thousand compound eyes and each is named suffering heet de bescheiden show van de Canadees Jon Rafman in het Stedelijk Museum, te betreden op eigen risico met kunst die minder geschikt is voor personen onder de zestien jaar. Rafman (1981) maakt kunst over online subculturen, de ‘schemergebieden’ van het internet zoals het museum die omschrijft, en daar is het smerig, gedegenereerd. We krijgen een ongezonde mix voorgeschoteld van online levens die in de praktijk werden gebracht, inkijkjes in werelden vol verdorven lusten en fantasieën die niet verwezenlijkt hadden moeten worden. Het werk van Rafman is een combinatie van de hyperscherpe melancholie van Ed Atkins, vorig jaar in het Stedelijk te zien, en de social media-victims uit de video’s van Ryan Trecartin. Maar dan verontrustender, want echt, en fysiek invoelbaar, want een heuse hindernisbaan voor de bezoeker.

Zo kun je op een schommel plaatsnemen en kijken naar een film terwijl je benen de projectie verstoren of plaatsnemen in een veel te krappe ruimte met beelden uit een game zonder moraal, waarin het om niets dan ‘het gevecht zelf’ draait. Als je op een bank wilt gaan zitten blijkt de leuning te breed voor mensenschouders. Je kunt ervoor kiezen om je lijf er alsnog tussen de stof te wringen, maar de boodschap is helder – sommige werelden zijn nu eenmaal niet verenigbaar. Op het scherm worden beelden van een wild centrifugerende wasmachine afgewisseld met een bodybuilder die een watermeloen tussen zijn dijen kraakt en een tiener in een roze trui met een kleine kreeft in haar handen. Ze heeft er genoeg van, vertelt ze met gevoel voor mtv-drama, van de zorg voor haar diabetes-moeder en niemand die eens vraagt hoe het met háár gaat. Maar het gaat hier ook om de vraag hoeveel rommel een kunstenaar kan maken zonder zijn handen vies te maken. Uiteindelijk zijn de schermen vol vunzigheid schoner dan de geurende Beanery even verderop in het museum.
Rafman is tevens de kunstenaar van het Nine Eyes Google-project (http://9-eyes.com) en maakte voor Manifesta in Zürich wonderlijke sculpturen van mens en dier. Hij is een kunstenaar die niet wil kiezen, die de gedroomde werkelijkheid ongefilterd in ieders gezicht gooit, een kunstenaar van wie ik hoopte dat die zou bestaan.
Jon Rafman: I have ten thousand compound eyes and each is named suffering, t/m 14 augustus, Stedelijk Museum, Amsterdam; stedelijk.nl. In het kader van Manifesta is zijn werk t/m 18 september op twee plekken in Zürich te zien
Beeld: (1) Zaalopname Jon Rafman, Stedelijk Museum Amsterdam (Gert Jan van Rooij / Stedelijk Museum Amsterdam); (2) Jon Rafman, Still Life (Betamale), 2013 (Stedelijk Museum Amsterdam)