Alexej Maksimovitsj Pesjkov (1868-1936) koos als nom de plume bijna een motto: Gorki, de bittere. Het was waarschijnlijk de naam van een cipier in de Petrus & Paulus-vesting in Petersburg. Daar zat hij in 1905 opgesloten toen hij zijn stuk Zonnekinderen schreef. Hij zat gevangen wegens het pamflet Oproep aan alle Russen, dat hij schreef naar aanleiding van Bloedige Zondag, toen op 9 januari van dat jaar de tsaristische politie een geweldloze hongerdemonstratie op het plein voor het Winterpaleis aan flinters schoot.
Toen in 1917 als ultieme consequentie van die domheid de bolsjewieken in Rusland de macht grepen, had Maxim Gorki zijn belangrijkste werken al geschreven. Voor de Russen die lezen konden was hij het geweten van de natie geworden. Hij noemde Lenin en zijn trawanten ‘blinde fanatici en gewetenloze avonturisten’. Toen hij dat bleef doen, stuurde Lenin hem in ballingschap, onder het voorwendsel dat in buitenlandse sanatoria Gorki’s tuberculose beter behandeld kon worden. Lenin en Gorki bleven corresponderen, maar de toon was koel. Er bestaat een brief van Lenin waarin deze zin staat: 'Ik hoor dat u een geit heeft. Dat is goed. Geitenmelk is gezond. Vooral voor de longen.’
Het zou zomaar een tekst kunnen zijn van een van de personages uit Kinderen van de zon: aardig bedoeld maar wereldvreemd en de plank volledig misgeslagen. De amateurwetenschapper Protassov is iemand met zulke teksten. Hij doet allerlei chemische experimenten die voortdurend mislopen. Hij leeft langs zijn vrouw Jelena heen (die op haar beurt wordt aanbeden door de beeldend kunstenaar Wagin) en ziet ook zijn ziekelijke zus Lisa niet staan, die vergeefs wordt bemind door de veearts Tjepoernoi. Protassov zelf wordt op het ziekelijke af vereerd door de schatrijke buurvrouw Melanie, zus van de veearts. Het gezelschap koestert diepe idealen op terreinen van kunst en intelligentie, maar ziet de agressieve volksgeest om hen heen over het hoofd, en heeft nauwelijks aandacht voor een voortwoekerende cholera-epidemie. Ivo van Hove regisseerde het stuk in een co-productie van Toneelgroep Amsterdam (met Gijs Scholten van Aschat als nieuwe kracht) en NTGent. Het is een heftig stuk, op het vrij ondiepe speelvlak met veel deuren wordt bij vlagen mooi toneel gespeeld. Al is het mij een raadsel waarom deze in zichzelf gekeerde elite van kneuzen moet worden getoond middels foute pakken, plakpruiken en komiko-spel.
De tekst wordt voorts min of meer gepresenteerd als een op het nippertje van stoffige boekenplanken gered stuk dat naadloos past bij de tijdgeest van nu, terwijl het al in 2003 (kort na de Fortuyn-revolte) werd gespeeld door het NNT in de regie van Koos Terpstra, wiens ensemble het toen zónder lach-of-ik-schiet-effecten af kon. De apotheose die Gorki voor zijn stuk verzon is wild: het morrende volk, gepersonifieerd door de klusjesman en smid Jegor, jaagt vanwege de cholera-epidemie op een arts, die een schuilplaats zoekt in het huis van de Protassovs, dat vervolgens met geweld wordt belaagd. Omdat wij het plotse engagement van Ivo van Hove misschien niet helemaal begrijpen, zet hij in de slotscène een beamer aan, die beelden van opstand en chaos uit de complete twintigste eeuw projecteert. Ik was al een tikje ongemakkelijk op mijn stoel aan het schuiven, tegen deze pertinente debilisering van de slotscène en daarmee van de toeschouwer (althans van déze toeschouwer) was ik nauwelijks opgewassen. Het effect bleef na afloop nog lang als een visgraat overdwars in mijn strottenhoofd steken.
Kinderen van de zon is nog t/m 23 februari in Nederland en Vlaanderen te zien