Sinds een tijdje kan ik tegen de computer praten, maar ondanks de schemerige beslotenheid van mijn werkkamer word ik bevangen door gêne. Alsof er elk moment iemand uit een kast kan kruipen en zegt: ‘Wat zit jij nou gek te doen, man.’ Met de telefoon, die dat al langer kan, lukte het ook niet. Ik had een Vlaamse vrouw als ‘stem’ gekozen en toen ik haar hoorde zeggen: ‘Wat kan ik voor je doen, Marcel?’ voer een verdachte tinteling door mijn lendenen. Het is bij een paar keer gebleven. Misschien vanwege die tinteling. All work and no play makes Jack a dull boy, maar er is ook nog zoiets als het zweet des aanschijns, Siri!
In Star Trek is het vanzelfsprekend en toen ik Her zag, begreep ik ook onmiddellijk dat je een, zeg maar, emotionele band kunt hebben met een pratende en denkende computer. Maar het blijft bij begrip en inzicht. Misschien heeft het te maken met mijn afkeer van telefoneren. Ik doe er soms wel een dag over voor ik zoon, dochter of mijn beste vriend bel en mijn vrouw aan de telefoon is iets waaraan ik nooit heb kunnen wennen. Het is een en al ‘uncanny valley’. Misschien heeft het ermee te maken dat ik, als doof wordende medemens, graag gezichten zie. Die helpen bij het auditieve puzzelwerk.
In het begin van de jaren tachtig, toen ik een tijdje geld moest verdienen door stukjes te schrijven voor kranten, belde ik veel met onbekenden. Daar was ik goed in. Een duivels plezier om mijn stem zo intiem en donker te maken dat mensen niets liever deden dan doorpraten, anders kan ik het niet omschrijven. Een keer belde ik in de lunchpauze een politica die, ontdekte ik tijdens het gesprek, met haar man in bed lag. Haar antwoorden waren moeizaam en niet altijd samenhangend. Dat was het eerste en laatste trio in mijn leven. Negen maanden later schonk zij het leven aan een gezonde baby. Op de een of andere manier voel ik mij daar op een ongemakkelijke manier medeverantwoordelijk voor.
Misschien is er een verband tussen eenzaam achter een tafel zitten en communicatieproblemen. Zou het vermogen om sociaal verkeer te bedrijven atrofiëren als het niet genoeg wordt aangesproken? En moet ik dan eigenlijk niet een computer hebben die af en toe een gezellig praatje begint? Ach, nee. Beter niet. Ik mis het vermogen om te babbelen. Geschreven tekst, dat zou beter werken. Liefst zou ik met de hele wereld in de vorm van geschreven tekst communiceren. Mensen met tekstballonnen of ondertitels, dat lijkt mij wel wat.
Onlangs trok ik in het kielzog van mijn vrouw naar een ‘geheime première’ en belandde in een borrel van de businessclub van het Architectuur Filmfestival Rotterdam. Ik dacht dat alleen voetbal-bv’s zulke clubs hadden van mannen die blauwe pakken, bruine schoenen en een ik-ben-best-flamboyant overhemd dragen. De ‘geheime première’ bleek de documentaire die zoon Koolhaas over vader Koolhaas had gemaakt en waarvan iedereen al wist dat dat het geheim was. Film was in het Engels en niet te verstaan, want Koolhaas is niet de duidelijkste spreker en zijn Nederlandse accent helpt ook niet. Omdat er geen ondertiteling was konden de doven en slechthorenden naar huis. Wat ik na een half uur deed. Ook met ondertiteling was ik waarschijnlijk vertrokken. De docu bestond uit eindeloos ge-orakel van de vader, terwijl de zoon hem met de camera volgde op plekken die niet nader werden aangeduid en waar vader Koolhaas dingen deed die niet nader werden verklaard.
Ik begrijp dat hele Architectuur Filmfestival niet. Onlangs vertoonden ze Wim Verstappens Blue Movie. Wat quasi-porno uit de jaren zeventig en architectuur met elkaar te maken hebben? Plaats van handeling is de Bijlmer in aanbouw. Ik denk dat ik subsidie vraag om een slagers filmfestival te programmeren. Of misschien beter een stratenmakers filmfestival. Er zijn veel films waarin straten voorkomen. Slagers misschien iets minder.
Doven en slechthorenden klagen niet genoeg. Als er al ondertitels zijn, is de kwaliteit vaak beroerd. Laatst kwam ik langs een kookprogramma waarin een kok volgens de ondertiteling een saus bond met ‘korenbloem’. Die leuke blauwe bloemetjes langs menige akker? Of was dat soms een heel slechte vertaling van cornflower, maizena dus?
Mijn vrouw denkt dat die ondertitels worden gemaakt door een computerprogramma. Misschien is dat wel zo. Dan zijn het waarschijnlijk dezelfde programma’s die de namen genereren die in de spam voorkomen. Deze week ontving ik berichten betreffende gokken, de staat van mijn geslachtsdeel en of ik nog zin had in een Oekraïense vrouw van Salman Tigelaar, Ferre Houtman, Hieke Jongejan, Gerritdina van Rijsbergen, Carolijn Sipkema en Fenne Terluin. Vroeger las ik telefoonboeken om geschikte namen voor personages te vinden, tegenwoordig is er het internet, maar blijkbaar zijn er bots die de hele dag niets anders doen.
Roald Dahl speelde al met het idee van schrijvende computers in de jaren vijftig toen hij The Great Automatic Grammatizator schreef. Daarin bouwt Adolph Knipe een machine die in vijftien minuten een bestseller kan schrijven. Mogelijk, aldus Knipe, omdat grammatica uit regels bestaat en waar is een ‘automatic computing engine’ nou beter in? Hoewel er programma’s bestaan die van data (sportuitslagen, beurskoersen) leesbare teksten maken, is nog nooit iets ontwikkeld dat een roman kan schrijven. Hoewel ik sommige collega-schrijvers ervan verdenk. Maar dat is weer een heel ander verhaal.