Enerzijds worden de leerlingen met extra studiepunten het Concertgebouw ingelokt, anderzijds probeert presentator Renee Jonker hen op hun niveau aan te spreken. Wie zijn graffiti-spullen bij zich heeft, wordt aangemoedigd op de schutting tegenover het Concertgebouw de naam van Charles Ives te spuiten, want deze beroemde Amerikaanse componist had allang een plekje in de componistengalerij in de Grote Zaal verdiend.
Springend van de ene anekdote naar de andere schetst Jonker de levensloop van Ives. ‘Als een tante vroeg: “En wat speelt de kleine Charles?”, zei hij altijd: “Honkbal!”(’, zo weet Jonker. En aangekomen bij de vorig jaar overleden pianolacomponist Conlon Nancarrow: ‘Als je een echt leuk muziekje op een feestje wilt draaien, neem dan Nancarrow’, waarop uit de luidsprekers een inderdaad volkomen psychedelische notenbrij knalt.
Het Asko Ensemble, dat het betoog van Jonker met korte fragmentjes illustreert, is al even baldadig. Als een van de slagwerkers laat horen hoe drie tegen vier klinkt, beginnen de musici te klappen en te roffelen. Maar ondanks het populaire toontje waarin deze warming up verpakt is, wordt de inhoud niet gesimplificeerd. Op een heldere manier schetst Jonker het (in dit geval ritmische) verband tussen Charles Ives, Conlon Nancarrow en Elliott Carter rond wie het concert van die avond is geprogrammeerd.
De muziek van Carter is zorgvuldig ingebed in Amerikaanse klassiekers. Van Ives klinkt The Gong on the Hook and Ladder, een ultrakort maar zeer representatief stukje dat als een muzikale handtekening beschouwd kan worden. De mezzosopraan Mary King voert met het ensemble, gedirigeerd door Oliver Knussen, de kleurrijk geãnstrumenteerde liederen van Ruth Crawford-Seeger uit.
Van Nancarrow klinken twee van de zeldzame stukken die hij niet voor pianola maar voor klein orkest componeerde. Het prikkebenige karakter van zijn muziek blijft herkenbaar, maar de extremiteit verbleekt toch de soms ronduit lieflijke jazzy melodie‰n.
De charme van de Amerikaanse muziek uit de eerste helft van deze eeuw is een zekere excessiviteit. Ook al staat een werk bijvoorbeeld met beide benen in de romantische traditie, er kleven altijd wel rariteiten aan. De Study in Sonority van Wallington Riegger is voor de bizarre bezetting van tien strijkers geschreven die alleen heel hoog of heel laag spelen. Daaruit spreekt een vrolijke experimenteerzucht.
Ook de hoofdgast van de avond, de nu 90-jarige Elliott Carter, is een geboren onderzoeker. Maar in tegenstelling tot joviale muziek van veel landgenoten schrijft hij uitermate gecompliceerde stukken. In ritmisch en melodisch opzicht ontwerpt hij een ingewikkeld contrapunt. Het resultaat is, hoe je het wendt of keert, streng en cerebraal. Het Asko Ensemble speelde het recente klarinetconcert, met Michael Collins als voortreffelijke solist, en het Double Concerto voor clavecimbel en piano. Voor beide werken geldt dat ze zo grillig en ongrijpbaar zijn dat je er moeilijk contact mee krijgt.
De scholieren waren die avond in geen velden of wegen meer te bekennen. Een uurtje voorproeven lag blijkbaar al zwaar op de maag.
- ‘en nergens Bach, nergens Bach/ schaatsstilte van de wereld voor Bach’, aldus de dichter Lars Gustafson. Zijn po‰zie inspireerde schrijver/componist Elmer Sch”nberger tot een koorwerk, dat door het Asko Ensemble en Cappella Amsterdam in premiŠre wordt gebracht op 28 februari om 15.00 uur in het Concertgebouw te Amsterdam.
- Alleen maar Bach staat op de nieuwe cd van pianist Ivo Janssen. Hij legde een sprankelende opname van de Goldberg Variaties vast (Void 9801) en maakt deze weken met hetzelfde werk een tournee door Nederland.
- For Morty is een hommage aan de in 1987 overleden componist Morton Feldman, bestaande uit composities die ‘het karakter van een gelegenheidswerk ver overstijgen’. Het Ives Ensemble speelt deze stukken van Wolff, Ayres, Van Emmerik en Von Schweinitz op 27 februari in de Ruãnekerk in Bergen en op 5 maart in de IJsbreker in Amsterdam.