
Iedereen heeft zijn favoriete Harry Potter-momenten, iedereen is weleens in een ‘welk-Harry-Potter-personage-ben-jij?’-clickbait getrapt. Van Harry Potter houden is zoiets als van vanille-ijs houden. En toch zeg je nooit Nee tegen vanille-ijs, met de kanttekening dat je dit vanille-ijs wilt duiden, wilt analyseren, wilt uitleggen waarom jij op een andere manier van dit vanille-ijs houdt dan iemand anders.
Even dit dan: ik kan me herinneren hoe ik Harry Potter and The Prisoner of Azkaban las, zeventien jaar oud en heel zelfserieus, en bloosde omdat ik met zo’n bonzend hart over een Quidditch-wedstrijd las. Ik zat in mijn eentje op mijn slaapkamer en schaamde me omdat ik zo’n ongelooflijk plezier om een kinderboek had.
Mijn favoriete beeld komt uit The Prisoner of Azkaban. Het is vast te lastig om hier uit te leggen. Of misschien is het ook wel te bekend; Harry wordt in een donker bos gered van een zielenzuigende Dementor doordat een onbekende van een afstandje een Patronus-spreuk doet, een spreuk die hij zelf niet onder de knie heeft. Als hij terug in de tijd reist (lang verhaal) ziet Harry vanuit dat bos hoe zijn eerdere zelf door de Dementor wordt gegrepen en wacht hij af tot de Patronus-redding komt. Die komt niet, en dan pas begrijpt Harry dat hij toen gered is door hem nu. Vol overtuiging produceert hij eindelijk de Patronus – hij weet dat hij het kan, omdat hij het al gedaan had, al had hij het nooit gedaan. Het is een labyrintisch spel tussen oorzaak en gevolg waar Mulisch een puntje kan zuigen. En een hoopvol idee bovendien: dat je uiteindelijk je eigen redding bent.
Op een Nobelprijs na is er geen beloning die schrijfster J.K. Rowling is onthouden, films, toneelstukken, roem, miljarden. Ze werd het vriendelijke, bescheiden gezicht van goede doelen, sprak zich uit tegen pesten op school, seksisme, homofobie. Afgelopen najaar kreeg ze de Robert F Kennedy Human Rights Ripple of Hope Award – een humanitaire prijs die verwijst naar de beroemde speech die Bobby Kennedy gaf op de universiteit van Kaapstad, in 1966. ‘Each time a man stands up for an ideal, or acts to improve the lot of others, or strikes out against injustice, he sends forth a tiny ripple of hope, and crossing each other from a million different centers of energy and daring those ripples build a current which can sweep down the mightiest walls of oppression and resistance.’
En toen, afgelopen juni, maakte ze een grapje. In een artikel werd gesproken over ‘people who menstruate’ – een frase die zo politiek correct inclusief wil zijn dat de betekenis bijna verloren gaat. Rowling grapte: ‘People who menstruate – was daar vroeger geen woord voor. Wumben? Wimpund? Woomud?’
Het verkeerde grapje, blijkbaar. Rowling werd aangevallen door vooral mensen voor wie man/vrouw-verdelingen problematisch zijn. In plaats dat ze haar excuses maakte, foutjebedankt, ging Rowling in verweer; ze zei dat ze transgenders van harte steunde, maar dat je niet kon doen alsof biologische ‘cis’-vrouwen niet bestonden. Het was alsof je iemand een chocoladevlek ziet uitwrijven op je favoriete wollen trui. Activisten keerden zich tegen haar, fanclubs hieven zichzelf op, de acteurs die Harry, Ron & Hermione speelden hebben zich tegen haar uitgesproken. De dochter van Robert Kennedy verspreidde een persbericht waarin ze stelde dat Rowling transgenders aanviel. Rowling heeft nu maar de Human Rights Ripple teruggegeven.
Daar zit een ironie in. Bobby Kennedy zei namelijk nog veel meer in die speech in Zuid-Afrika. Hij waarschuwde voor vier risico’s die als een rem op idealisme konden werken. De eerste was futiliteit; het gevoel dat een mens nooit het verschil kan maken tegen alle oorlog, honger en ellende in de wereld. Het tweede was doelmatigheid: het idee dat er pas tijd voor idealen kan zijn als logistieke dagelijkse dingen uit de weg geruimd zijn. Het vierde gevaar was comfort: het gemak te rusten op onze lauweren en privileges. Maar het derde gevaar, volgens Kennedy, was timiditeit. De angst om je uit te spreken voor wat je gelooft. Maar weinigen ‘are willing to brave the disapproval of their fellows, the censure of their colleagues’.
De censuur van je collega’s is heel erg in iedereens gedachten, een beetje zoals het angstbeeld dat Kennedy schetste. Nu noemen we die censuur cancel culture. De veelgemaakte conclusie is dat het geval Rowling laat zien dat iedereen slachtoffer kan worden van de cancel culture op sociale media – zelfs iemand wier boeken over het lot van het buitenbeentje in elke schooltas werden meegedragen, is nu afgeserveerd als een haatbaard. Maar in feite is het niet ‘zelfs Rowling’, maar ‘juist Rowling’. Als Twitter een huis van activisme is, een beetje zoals de Jacobijnse Club van de Franse Revolutie, dan eet het soms ook zijn eigen kinderen op. De dynamiek van cancel culture kan zich alleen maar op de eigen leden richten. Anders gezegd: Trump kun je niet cancellen. Hij zit niet in jouw bubbel, dus je kunt hem er niet uitgooien. Iemand als Rowling is zelf een progressieve vaandrager geworden, is dus zelf in de bubbel gaan zitten, en kan nu niet ineens die vaandel laten vallen. Het is de omgekeerde metafoor van Kennedy: de golven van verzet slaan naar binnen, worden rimpels in de eigen vijver.