Denzel Washington en Frances McDormand als Macbeth en Lady Macbeth; © Alison Rosa

De twee maniakken in The Tragedy of Macbeth hebben van meet af aan onze sympathie, omdat ze door geliefde acteurs gespeeld worden: Denzel Washington en Frances McDormand. Macbeth, leenheer van Glamis en Cawdor, is oorlogsmoe. Hard gestreden in naam van Duncan. En nu, bij zijn terugkeer, stuit hij op drie vreemde vrouwen die voorspellen dat hij koning gaat worden. Dan Lady Macbeth. Ambitieus. Hélemaal klaar voor het woekerende kwaad waar ze ronddwaalt in haar kasteel. Maar diepe groeven verschijnen op haar gelaat, als teken van de verrotting in haar ziel. Het echtpaar is veroordeeld tot elkaar, zoals dat gaat in een huwelijk.

Macbeth en zijn vrouw kampen met de mysterieuze krachten van het leven, geduid en misschien ook gecreëerd door de heksen die de gruwelijke uitkomst van de hurly-burly, het gedonder in het Schotse hoogland, al weten. ‘Fair is foul, and foul is fair’, grommen de Weird Sisters. Het goede doen is uit den boze, uit den boze zijn is het goede doen. Hoe noodlottig. In Macbeth ben je moordenaar zonder dat je het doorhebt.

Over die heksen moeten we het hebben. In deze versie van Joel Coen, voor het eerst zonder zijn broer Ethan in de regisseursstoel, vertolkt de Engelse Kathryn Hunter de heksenrollen, alle drie, maar we zien er alleen maar een van. Hunter, naast acteur ook regisseur bij de Royal Shakespeare Company, speelde eerder onder anderen de koningen Lear en Richard III, waarbij ze opviel door haar talent voor lichaamsvervorming. Regisseur Coen maakt hier op spectaculaire wijze gebruik van door haar neer te zetten als, zoals ik ergens lees, een ‘krankzinnige Jeanne d’Arc’. Kaal hoofd. Grote ogen die lijken te pleiten, maar die in werkelijkheid spotten. Ledematen die het tengere lichaam onwillekeurig kronkelend in afschuwelijke posities brengen. En die stem: laag en in abject, alsof ze walgt van zichzelf waardoor ze een mix wordt van Tolkiens film-Gollem, het bezeten meisje Regan in The Exorcist en een Bene Gesserit in Dune. Misschien is dat laatste – die hypnotiserende heksenstem – de reden waarom Macbeth luistert als ze zegt dat hij koning gaat worden.

De heksen, in Shakespeare’s stuk ‘affiches van zee en land’, reflecteren in Coens film het landschap. En wát een wereld is het waarin we ons bevinden: nog nooit was wit zo duister op het scherm. Strak brengt de zwart-witfotografie kale sets met grote, egale oppervlakten in beeld. Schaduwen zijn er weinig, maar in de mist schuilt het onnoemelijke. Dit effect wordt versterkt door het extreem gestileerde productiedesign en een mise-en-scène waarin orde en chaos tegenover elkaar staan. Het kasteel van Macbeth is een en al modernisme, maar de horizontale en verticale lijnen zijn niet recht, in alles ‘uit den boze’. Vreemde vormen, zoals spitsboogvensters en spitstongewelven, verstoren het evenwicht. Dit is het thuis van twee bezetenen.

Ook in de montage keert het gevoel terug van the uncanny, het onvermoede kwaad. Scènes vloeien onheilspellend in elkaar over, bijvoorbeeld een overgang van de stoffen muur van een tent naar het kale vlak van een kasteelmuur. De cut – een gepast woord in een verhaal waarin het beeld even scherp is als de messen en zwaarden die veelvuldig snijden in mensenvlees – is niet zozeer een fade, maar meer het oplossen van het ene in het andere, zoals in een nachtmerrie.

Toen Shakespeare Macbeth schreef, was hekserij iets alledaags, niet in de laatste plaats voor koning Jacobus VI en I, koning van Schotland, later van Engeland, die zelfs een boek over het fenomeen publiceerde, Daemonologie (1597). Anthony Burgess ziet dit thema – hoe een geest bestaande uit het ‘pure kwaad’ inwerkt op een menselijke aard die in essentie nobel en goedaardig is – als de kern van Macbeth. Interessant is dat Burgess in zijn boek Shakespeare (1970) er vraagtekens bij plaatst of wij moderne mensen ons, net als het publiek in de zestiende eeuw, iets praktisch kunnen voorstellen bij het probleem van magie. Als voorbeeld geeft Burgess het incident tijdens een tocht van Jacobus naar Denemarken. De zee was erg wild. Toen bleek dat iemand dode katten vastgebonden aan afgehakte lichaamsdelen overboord had gegooid om stormen op te roepen. Dus waar komen de stormen vandaan? Ziedaar: hekserij.

Maar zo makkelijk komen we niet van het kwaad af, zeker niet op een druilerige, winterse maandagavond als ik de film thuis aanzet. Jaagt die grootogige slangenmens mij al de schrik op het lijf, dat valt in het niet bij het zien van McDormand, uit op moord met messen en zwaarden. Haar grootste troef is dat ze je ‘inpalmt’ – ze dwingt empathie af. Zie haar in al haar glorie: dame, kersverse heerseres van Cawdor. Haar perfect gestileerd. Statig en heel verleidelijk in een lange jurk. Hunkerend naar méér van alles. Meer leven. Meer macht. Maar kinderloos. Misschien is dat het: waar Macbeths vriend Banquo kinderen heeft en de heksen hem vertellen dat die zijn nalatenschap veiligstellen, daar moeten Macbeth en zijn vrouw het doen met het besef dat er na hen niemand komt. Leeg is het bestaan van het echtpaar; ze hebben alleen elkaar. De wanhoop echoot in de lange, kale gangen. Het is nu of nooit, qua macht grijpen, qua echt leven.

Voor het eerst doet het beeld in een Shakespeare-film niet onder voor de taal

Maar hunkeren naar een ‘vervolg’, een leven na de dood verzekerd door de glorie van het koningschap, verklaart niet waarom Lady Macbeth zichzélf tot duistere krachten wendt, alsof zij samenzweert met de Weird Sisters. ‘Come, you spirits/ That tend on mortal thoughts, unsex me here/ And fill me from the crown to the toe top-full/ Of direst cruelty (…) Come to my women’s breasts/ And take my milk for gall, you murdering ministers.’ Om haar man te helpen met de machtsgreep, misschien om die gewoon zelf uit te voeren, zou ze wel een gedaanteverwisseling willen ondergaan: van vrouw naar man. Immers, de wreedheid benodigd voor de slagpartij die koning Duncan moet onttronen, vind je niet in een vrouw. Wel in een heks.

Hoe sterk McDormands Lady Macbeth in deze film is, valt op, temeer omdat schrijvers over Shakespeare vaak wijzen op haar summiere rol in het stuk. Ze verdwijnt praktisch na de derde akte. Toch blijft haar intense relatie met haar man alles overheersen. Ze houdt echt van hem, zelfs als ze hem ophitst: ‘And to be more than what you were, you would/ Be so much more the man’. Wat voor man ben je nu eigenlijk? Laat dat eens zien. Maar hij weet hoe ze denkt. Hij aanbidt haar. ‘May you only give birth to male children, because your fearless spirit should create nothing that isn’t masculine.’

Kathryn Hunter speelt drie heksen © Alison Rosa

Als puntje bij paaltje komt, heeft Macbeth zijn vrouw niet nodig. Hij is een oorlogsveteraan. Geweld is voor hem tweede natuur. Zijn verbeelding is er vol van: ‘Is this a dagger which I see before me?’ Prachtig pakt Coen de iconische scène aan. Een lange gang leidt naar de deur van de kamer waar de koning en zijn bewakers slapen. Daar ziet hij het: een zwevende dolk, een ‘dagger of the mind, a false creation’. Macbeth loopt langzaam, het moment koesterend, richting het visioen dat steeds duidelijker wordt (het is alleen maar het handvat van de deur).

Opeens richt hij zijn arm recht naar voren. Tegelijkertijd schiet een dolk uit zijn mouw tot in zijn hand. Dit is geen koortsdroom meer, maar de reflex van een getalenteerde killer. Duncan doodt hij up close and personal. De bewakers komen aan hun eind doordat Macbeth als een wervelwind door het vertrek raast, paradoxaal een toonbeeld van efficiency; secuur opent hij een slagader met zijn vlijmscherpe aanvalsmes. Heerlijk is deze scène: erg ‘Hollywood’ en toch ook puur Macbeth. Washington, volkomen in de ban van het kwaad, mist geen seconde onze liefde en sympathie.

Hij en McDormand spelen alsof ze bevrijd zijn. Misschien komt dat doordat film wel gemaakt lijkt voor Shakespeare, zie de uitstekende film-Macbeths van Orson Welles (1948), Akira Kurosawa’s (Throne of Blood, 1957) en Roman Polanski (1971). Het is moeilijk kiezen, maar ik vermoed dat The Tragedy of Macbeth mijn favoriet gaat worden. Voor het eerst heb ik het gevoel dat het beeld in een Shakespeare-film niet onderdoet voor de taal. Want bij Coen ís het beeld het kwaad. Het is alsof de heksen ‘van’ Macbeth zijn, alsof zij niets in zijn hoofd zetten dat er niet al is. Dit heeft verreikende gevolgen, omdat onze identificatie met Macbeth en zijn vrouw zo compleet is. Hierin zit de horror van het stuk, extra naar voren gebracht door de intense kijkervaring van het vierkante beeldformaat waardoor je geen kant op kunt.

Meegaan met de waanzin van het echtpaar betekent dat we het bovennatuurlijke omarmen. Opeens geloven we in hekserij net zoals de mensen in Shakespeare’s tijd, zodat onze eigen morele registers waardeloos worden. Daarom is het zo’n duivels genoegen naar de Weird Sisters te kijken, en je te wentelen in het tragische en het sublieme. Ze zijn een verschrikking, die heksen, maar hoe verleidelijk prachtig zijn ze wel niet in deze film. Let op de ogen van de kronkelende Kathryn Hunter. Die zeggen, zo’n moordende Denzel… voel je je nou schuldig dat je daarvan geniet? (Nee.)

The Tragedy of Macbeth ontketent een hurly-burly van jewelste in je gemoed. Lady Macbeth heeft het makkelijk: ze ziet het maniakale in haar ziel, en stapt uit het leven. Maar haar man, een moordmachine, gaat door tot het bittere eind. Op de wallen van zijn kasteel vecht Washington tegen Macduff, maar je ziet hem moe worden. Dit is een man die zijn vrouw, van wie hij zielsveel hield, kwijt is. En toch doorgaat. Maar waarom? Ja, iets over een ‘tale told by an idiot… Signifing nothing’. Vele antwoorden zijn er, maar ik zeg: hij doet het voor haar. Want altijd zullen ze samen zijn, zoals dat gaat in een huwelijk.

Te zien vanaf 14 januari op Apple. Ook te zien in de bioscoop (releasedatum onbekend)