
Mij viel op dat de recente schilderijen van Han Schuil, zoals Heat XXI, steeds ijler worden terwijl toch tegelijkertijd de straling van de kleur heel intens is – in dit geval een laaiend geel. Nu we het daarover hebben: Van Gogh maakte zijn golvende korenvelden nog heftiger geel door er als een bezetene meer verf op te smeren. Maar in Schuils schilderij is het geel dun en helder: het oppervlak van verf, uitgestreken op glad aluminium, is wonderlijk stil en als porselein zo glanzend doorschijnend. Dat waren enkele waarnemingen die mij zo bezig begonnen te houden. Mijn oog viel op een ander werk, Heat XVII, dat eigenlijk een holle doos is. Voordat hij met schilderen begon (dus voordat er kleur aan te pas kwam) had de kunstenaar deze doos gemaakt om op te gaan werken. De maat en de proporties van zo’n drager en ook het soort materiaal (glad aluminium) zijn eigenlijk al verregaand bepalend voor welke richting het schilderen in zou kunnen gaan. Heat XVII is een strak vierkant volume van 90 x 90 x 17 centimeter. Het is begrijpelijk dat de schildering op die compacte vorm dus ook van een zekere gedrongenheid zou zijn. Een veld van wolkig grijs en grijsblauw (rechtsboven nog wat roods) met daarin, als sterren tussen wolken, enkele diffuse witte lichten. Twee witte rechthoeken, staand en smal, geven van het oppervlak de strakte aan. Die is gespannen als een trommelvel: daaronder en daarachter is een beeldruimte waarin alles zweeft en niets vaste vorm heeft. De gele zijkant (en de band van hetzelfde geel onder op de voorkant) werkt dan als een insnoering van het atmosferisch wolkige beeld waarin dus van alles aan dunne kleur voorbij drijft. Het beeld is onbeschrijflijk als nevel, door strak glanzend geel vastgehouden.

Toen kwam in mijn hoofd de herinnering aan lampions aan een stokje zoals wij die als kinderen ’s avonds bij feestelijke gelegenheden voor ons uit droegen. Ze waren van frêle geplooid papier, meestal zacht van kleur. Die waren het mooist. Binnenin brandde een kaarsje. Ik kon mijn ogen er niet van afhouden, als ik daar liep, van die wiegende vormen van bevend licht door gekleurd papier in het donker. Er was niets sprookjesachtiger voor een kind. Eigenlijk is Schuils gele Heat XXI net zo sprookjesachtig – en precies zo licht en ijl als een sprookje. Dat komt, denk ik, doordat het schilderij zo slank is. De band zwart aan de onderkant werkt daarbij als een sokkel waarboven het geel lichter wordt en schijnbaar gaat zweven. Ook hier weer twee staande rechthoekjes (wit in dunne randen zwart) die het fysieke vlak van de oppervlakte aanduiden. De andere rechthoekjes dwarrelen in een zacht deinende ruimte van verschillend geel. Zij houden die ruimte open waarin we in iets doffer geel menselijke schimmen ontwaren die Schuil heeft gevonden in thermogrammen die hem beroeren – in verschijningen dus.
Dat zijn allemaal trucs die schilders (ieder met zijn handigheden) gebruiken bij wat ze altijd doen: ze proberen het onvoorstelbare te vinden. Niet meer, niet minder. Zoals Piet Mondriaan in zijn Compositie met gele lijnen bijvoorbeeld.

Is dat schilderij een enigma? Een ruit van 80 x 80 centimeter waarvan de hoeken worden doorsneden door gele lijnen. Het lijkt alsof die de incomplete omtrek aangeven van een rechthoek, misschien wel een vierkant. Maar de gele lijnen zijn, hoewel minimaal, verschillend van dikte. Dat betekent dat er in alle verhoudingen kleine ongeregeldheden optreden. In een compositie die helder en overzichtelijk lijkt, klopt eigenlijk niets meer precies. Omdat een schilderij voor onze ogen bedoeld is, moet je ook niet gaan meten. Ook Mondriaan deed bijna alles op het oog. Als je goed kijkt zie je dat hij elke zekerheid in compositie en maatvoering (die wel gesuggereerd wordt) met superieur artistiek instinct weer ontregeld heeft. Wat in kunst vaak gebeurt: het is alsof het wankele schilderij werd betrapt toen het nog in de maak was. De verbeelding in Gele lijnen is ook daarom onpeilbaar en onbegrensd. Dat kan in schilderijen die abstract zijn: die hoeven niets na te bootsen. Zo kunnen in schilderijen van Schuil oppervlaktes ogenschijnlijk zo doorzichtig worden zodat daarachter kleuren kunnen verstuiven naar ongrijpbare lichtheid. Zoiets dus: als het kaarslicht in mijn lampion.
PS Nieuwe schilderijen van Han Schuil zijn deze zomer nog te zien in Galerie Onrust in de Planciusstraat in Amsterdam. De Mondriaan hangt in Den Haag
Beeld: (1) Han Schuil, Heat XXI, 2014-2015. Alkyd en lak op aluminium, 165 x 125 x 3 cm (Peter Cox, Eindhoven / Courtesy Galerie Onrust); (2) Han Schuil, Heat XVII, 2014. Alkyd en lak op aluminium, 90 x 90 x 17 cm (Peter Cox, Eindhoven / Courtesy Galerie Onrust) (3) Piet Mondriaan, Compositie met gele lijnen, 1933. Olie op doek, 80 x 80 cm (Gemeentemuseum Den Haag)