Ze had de planten online besteld. Het is idioot om planten online te bestellen, dat wist ze ook wel, maar het was een aanbieding en ze hadden er zo aantrekkelijk uitgezien – weelderig en diepgroen, een mini-jungle voor in de woonkamer, zuurstof. Die zien er nogal groot uit, zei ik. Je weet dat je dus met grote verdorde planten zit als je ze geen water geeft? Ik had al een en ander zien sterven in dat huis – op dat moment klampte een laatste vetplantje zich met haar wortels vast aan het laatste kluitje verdroogde aarde in de pot.

Er zit iets gedecideerds in de manier waarop ze haar planten laat verpieteren; zoals ze ook gedecideerd een vliegtuig mist of haar auto op een verboden plek zet. Het is een vorm van protest tegen een wereld die haar voortdurend in het gareel probeert te krijgen. De boekhouder, de afwas, kleren aan en uit, droogrek, kinderspeelgoed, zand in het vloerkleed, harde schijf, verjaardagskaart, zorgverzekering, yoghurtvlekken: ik ken niemand die vecht tegen de krachten van het dagelijks leven als zij. Je zou kunnen zeggen dat zoiets onnodig enerverend is, maar dat geldt voor de meeste gevechten. Bovendien: zonder strijd geen persoonlijkheid, geen verliefdheid, geen seks, geen reden om op te staan (et cetera). Hoe dan ook: we wachtten op die internetplanten, zoals je altijd wacht tot de bel gaat en vreest dat je dan alsnog te laat bent.

Ondertussen lees ik korte verhalen van Maeve Brennan, een Ierse schrijfster wier werk wereldwijd op een bescheiden manier aan de vergetelheid wordt onttrokken. In Nederland verscheen afgelopen jaar, onder de titel De twaalfjarige bruiloft, een verzameling verhalen over kleine middenklasselevens in een verstikkende voorstad van Dublin in de jaren vijftig. Hoofdpersoon van de eerste zes verhalen is Delia Bagot, getrouwd met Martin Bagot, moeder van twee meisjes, ijverige huisvrouw. ‘Delia had geen betekenis’, zal Martins zus na haar dood zeggen, en Martin, inmiddels 87 en ook stervende, zal dit beamen. De vaststelling is even waar als tragisch: Delia’s leven is compleet verzwolgen door plichtplegingen, taakjes en een – door tijd, moraal en echtgenoot – opgelegd zwijgen. Maar Brennan is een meesterlijke stilist, die ons tegelijkertijd een blik gunt in het hoofd van deze verdrietige vrouw én daar een extra bewustzijn aan toevoegt – dat van het verhaal zelf. De zwijgzame vrouw wordt niet zozeer spraakzaam, als wel springlevend, en in al haar kleinheid toch ook weer groots.

Je weet dat je dus met grote verdorde planten zit als je ze geen water geeft?

In het beste verhaal gebeurt nog minder van betekenis dan in de rest van de verhalen: mevrouw Bagot wacht op een nieuwe sofa, die ergens op de dag aan huis wordt bezorgd. De sofa wordt inderdaad bezorgd, blijkt nog mooier dan in haar fantasie en wanneer haar dochters uit school komen testen ze hem uit. Dat is het. Niks voltrekt zich en alles voltrekt zich. Mevrouw Bagot kijkt naar de handpalmen van haar dochters en kan de liefde die ze voor hen voelt bijna niet verdragen; de hond strijkt langs haar benen om zich van haar aanwezigheid te verzekeren (‘Verificatie, vergewissen, erkenning, en zwijgen – ’, klinkt de stem van het verhaal, ‘Bennie beleefde intens en nederig de volmaakte liefde’); ze staart tijdenlang naar de klok zonder dat ze in staat is haar gebruikelijke taken uit te voeren; schaamt zich voor haar opgewonden gepraat tegen de bezorger van dienst.

Maeve Brennan – geboren in 1917, uit ouders die vurig streden voor een onafhankelijke Ierse Republiek – had een leven dat in elk geval qua vormgeving niet radicaler kon verschillen dan dat van haar mevrouw Bagot. Vanaf haar zeventiende woonde ze in de VS, waar ze schreef voor Harper’s Bazaar en The New Yorker. Na een kort maar desastreus huwelijk met de schrijver en journalist St. Clair McKelway, die drankzuchtig en psychotisch was, zwierf ze van hotelkamer naar hotelkamer. Ze raakte zelf ook aan de drank, stak zich in de schulden, vergat wie ze was, en eindigde eenzaam in een verzorgingstehuis.

(‘De sofa zou een heel verschil maken’, denkt mevrouw Bagot in een gemoedstoestand waarin de hoop niet van de wanhoop te onderscheiden is.)

De planten blijken, als ze uiteindelijk arriveren, veel kleiner dan op het plaatje. We rijden naar een tuincentrum om grotere potten te halen en lopen een rondje over de aangrenzende begraafplaats. Je kunt er oude graven kopen om er je eigen graf van te maken; de vervaagde namen worden dan van de stenen gekrabd en vervangen door die van jezelf of een dierbare. Ik vertel haar over Brennans leven en laat een portret zien dat ik gegoogeld heb. Zo knap, haast doorschijnend. Het is waterkoud, de wolken lijken loodrecht in de lucht te staan. Over een paar maanden zijn de planten groot, of dood.