Gemakkelijk wordt het weigeraars van de identificatieplicht niet gemaakt. David Barnouw, werkzaam bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, was een van de allereerste weigeraars. In een aangetekende brief schtijft zijn werkgever, minister Ritzen, hem dat zijn bezwaar tegen indeling in het anoniementarief ongegrond is verklaard. Een commissie adviseerde kortaf: ‘Niet ter discussie staat dat de minister de wetten zoals deze uitgevaardigd zijn moet toepassen.’ Wel vond de commissie het onjuist en kwetsend dat het ministerie het anoniementarief een ‘sanctiemaatregel’ had genoemd. Dat geldt ook voor de passage in de brief van het ministerie waarin Barnouw ‘plichtsverzuim’ werd verweten: ‘De wet geeft de gevolgen van het niet inleveren van een kopie van een geldig identiteitsbewijs voor de werknemer aan, maar bevat geen kwalificatie voor het aldus handelen van de werknemer.’
En dan de Hogeschool Amsterdam. Die stuurde deze zomer aan weigerende werknemers een formulier waarin ze hun bezwaren kenbaar konden maken. Dat klonk mooi. Maar pas achteraf begreep het hoofd van de personeelsadministratie dat hij toch de sanctie van het hoogste belastingtarief moest opleggen. Weigeraars kunnen nu alsnog een kopie inleveren.
Gerard Boon, docent economie en statistiek aan de Hogeschool Haarlem, wil er niet aan meewerken. Hij beroept zich op een Belgische tv-commentator die uitlegde waarom de Duitsers in de oorlog in Nederland veel meer joden te pakken hebben gekregen dan in Belgie: dat lag aan de gezagsgetrouwe administratieve ordelijkheid boven de rivieren. Volgens hem zijn er eerder te weinig dan teveel vluchtelingen in Nederland. En hij vertrouwt de politie de taak niet toe ille galen op te sporen, want dat wordt: ‘Up against the wall, motherfucker.’ We moeten onze medewerking aan mogelijke moorden juist eerder minderen. Hij verwijt zijn werkgever rigide en slaafs gedrag: ‘Komt dit door overmatig gezagsgetrouwe administratieve ordelijkheid, of is het gewoon sleur en gebrek aan besef van waar u mee bezig bent?’