De toon voor de rest van het boek is gezet. De bekentenis is het verhaal van een handige jongen, wars van studeren maar met een vlotte babbel, die miljoenen verdiende. Om vervolgens, nadat hij te dicht bij de zon had gevlogen, neer te storten. Inclusief bijna-zelfmoord. Het is de bekende moraal van schuld, boete en vooral: berouw.

Die spijt betreft de gebeurtenissen die begin 2012 bekend komen te staan als de ‘Vestia-affaire’. De grootste woningbouwcorporatie van Nederland blijkt boven op een torenhoge derivatenberg te zitten. Ingewikkelde financiële producten die, mits verstandig en met mate gebruikt, nuttig kunnen zijn om je in te dekken tegen een hoge rente. Maar Vestia speculeert ermee. Bij dertien verschillende banken zijn in totaal ruim vierhonderd renteverzekeringen afgesloten. Doordat de rente tijdens de crisis niet stijgt maar verder daalt, resulteert dat in een enorm verlies. De totale schade komt uit op minstens 2,7 miljard euro. Op te hoesten door de Nederlandse huurders.

Hoofdrolspelers in het drama zijn de eigenzinnige Vestia-directeur Erik Staal en zijn kasbeheerder Marcel de Vries. Jarenlang wordt het duo bejubeld. Door de toezichthouders, door (jaloerse) collega-volkshuisvesters, door wethouders die enthousiast zien hoe Vestia de huren laag houdt, oude wijken opknapt en ook nog eens het ene megaproject na het andere uit de grond stampt. Nu raken ze in één klap uit de gratie. Zeker als bekend wordt dat Staal bij zijn vertrek een gouden handdruk van 3,5 miljoen euro heeft getoucheerd. De Vries blijkt met zijn uit de hand gelopen derivatenhandel zelfs voor tien miljoen euro te hebben bijgebeund.

Dat is waar Arjan Greeven om de hoek komt kijken. Hij treedt op als tussenpersoon bij de talloze derivatendeals die De Vries afsluit met de banken. Die betalen forse bemiddelingskosten. Van die miljoenen maakt Greeven de helft over naar De Vries. De kasbeheerder van Vestia laat het zich graag aanleunen. Hij kampt met een geld verslindende verbouwing, een echtscheiding en een voorliefde voor dure wijn en sterrenrestaurants. Maar het is en blijft omkoping.

Toont zich hier opnieuw de sluwe handelaar die met terugwerkende kracht zijn naam zuivert?

Er zijn meer, algemenere reconstructies verschenen over de Vestia-affaire. Tjerk Gualthérie van Weezel, die als verslaggever voor de Volkskrant de volkshuisvesting volgde, pakt het anders aan. Hij concentreert zich op de Werdegang van Greeven. Dat levert een fijn geschreven verhaal op. Bovendien weet Van Weezel knap de maatschappelijke achtergronden te schetsen: de woningbouwcorporaties die na hun verzelfstandiging in de jaren negentig losgezongen raken van hun bescheiden wortels, om vervolgens hopeloos te verdwalen in de wondere financiële wereld.

Het is een aanpak waar ook een gevierd financieel journalist als Michael Lewis (The Big Short, Flash Boys) graag voor kiest. Van een taaie geschiedenis over, in dit geval, complexe swaps en tegenvallende rentestanden maak je een meeslepend epos over goed en kwaad. De bad guys, dat zijn de bankiers. Zij pakken kleurloze ex-ambtenaren als Marcel de Vries in met bezoekjes aan Wimbledon, stripclubs en een exclusief optreden van de Rolling Stones. Ze verkopen willens en wetens troep aan Vestia. En de held? Die rol is, ondanks heel veel nuanceringen, voor klokkenluider Arjan Greeven. Hij gaat de fout in, maar komt tot inkeer. Dit boek is van begin tot eind geschreven vanuit zijn perspectief.

Die invalshoek staat of valt bij één voorwaarde: over de morele verhevenheid van de hoofdpersoon mag geen enkele twijfel bestaan. In zijn nawoord schrijft Van Weezel dat hij er alles aan heeft gedaan om Greevens verhaal te checken. Toch blijft er iets knagen. Neem het tijdstip waarop Greeven naar buiten treedt met zijn bekentenis. Hij zegt wel dat de steekpenningen hem vanaf het prille begin niet lekker zitten, maar pas wanneer Vestia op een faillissement afstevent, biecht Greeven zijn misstappen op aan zijn vader. Die regelt vervolgens een advocaat, om te helpen de vuile was buiten te hangen. Maar Greeven neemt geen contact met haar op. Wanneer het FD een paar maanden later de affaire naar buiten brengt, maakt hij alsnog een afspraak. Met andere woorden: pas als alles verloren is, ontpopt hij zich tot spijtoptant.

‘Hij plooit zich naar de mensen met wie hij omgaat’, leert Greeven over zichzelf als hij vervolgens een psycholoog bezoekt. Maar is dat niet wat al die ‘goedwillende’ mensen in de financiële sector doen? De spijt komt altijd achteraf, wanneer het te laat is. Het is net als met oud-premiers of ceo’s die in de herfst van hun leven met fraaie plannen komen voor een beter milieu, tegen graaikapitalisme of voor vrede in Palestina. Heel sympathiek, maar dat hadden ze twintig jaar eerder moeten doen, toen ze er daadwerkelijk iets aan konden veranderen.

Het is de enige kanttekening bij een boeiend boek. Verhalen over schuld en boete zijn prachtig. Maar lang niet elke geschiedenis leent zich daarvoor – zeker niet als het om economie gaat. Is de transformatie van Greeven oprecht? Of toont zich hier opnieuw de sluwe handelaar die met terugwerkende kracht zijn naam zuivert? De twijfel daarover maakt alle verschil: lezen we hier een klassiek Grieks drama of een Bildungsroman, of slechts de zoveelste subjectieve visie op een van de meest schandalige Nederlandse crisis-episodes?


Beeld: Den Haag 16 juni 2014. Arjan Greeven, eigenaar van Greeven Invest, partner van FIFA Finance, verschijnt voor de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties (David van Dam / HH)