
Eind 2007 nodigde de Haagsche Courant vier ervaren rotten uit om te komen praten over de toekomst van het Haagse amateurvoetbal. Wie een oude stadsplattegrond pakt, ziet dat het gebied is verdeeld over talloze trotse verenigingen. Elk met een lange geschiedenis, helden en mythes. ‘In 2020 zijn er nog maar dertig voetbalclubs over in Den Haag’, stelde de krant toen. ‘Eens’, beaamden de vier mannen. Maar welke? Daar was niets over te zeggen. Er waren al zoveel grote clubs omgevallen. ‘Het gaat om hoofdzakelijk één ding’, zei er eentje. ‘De plek waar je zit. Als de cultuur niet meer overeenkomt met je omgeving heb je een probleem.’
Escamp is een naoorlogse achterstandswijk in Zuidwest-Den Haag. In 2010 kwam de buurt in het nieuws omdat de plaatselijke politiechef de Hein Roethofprijs had gewonnen, een landelijke prijs voor het beste sociale-veiligheidsproject. Het was er namelijk al twee jaar rustig. Dat werd een klein wonder genoemd, want eerder waren er vaak branden, vernielingen en werd de politie met stenen bekogeld.
Midden in de wijk is sportpark Escamp gevestigd. Links is de kantine van vcs, een club die teruggaat tot 1908 maar nu kampt met onderbespeling. Verderop is de blauwe kantine van Wanica Star, een kleine maar gezonde Surinaams-hindoestaanse voetbalclub. En in het midden staat het complex dat tot voor kort HSV Escamp huisvestte. Het pareltje van het park. Twee verdiepingen, drie velden. Kunstgrasveld erbij. Ruime kantine, dakterras. De gemeente leverde het in 2009 op in de kleuren van HSV Escamp. De voetbalclub Escamp bestond nog niet zo lang. In 2005 waren Cromvliet, LenS en vios, drie gerespecteerde clubs in Den Haag, samengegaan om een voorbeeld te stellen. Bij elkaar waren ze goed voor achthonderd leden. Andere clubs waren ook welkom. Je kon elkaar beter helpen dan bestrijden, was de gedachte.
Het liep anders. Op 1 juli moest HSV Escamp haar sleutels inleveren. Het is de pijnlijke uitkomst van iets wat hoopvol begon. Ruim een jaar geleden leek het er namelijk nog op dat Escamp zou fuseren met GSC Esdo, een club die tijdelijk geen eigen kantine had en daarom vanaf 2013 inwoonde. Inmiddels kunnen de verenigingen elkaar niet meer uitstaan. Wat er in de afgelopen jaren precies is gebeurd, is niet exact te achterhalen. Alle betrokkenen hebben namelijk een ander verhaal. Volgens de gemeente is het een kwestie van cijfers. HSV Escamp kampt sinds 2011 met onderbespeling, dus dreigde de gemeente al sinds dat jaar de huur op te zeggen. GSC Esdo is een club met grote potentie. Een fusie tussen Escamp en Esdo was dan ook een mooie oplossing geweest. Na een paar jaar samen proberen krijgt Esdo nu het complex. De grootste heeft gewonnen. Simpel.
HSV Escamp ziet dan anders. De club wordt afgerekend op cijfers van onderbespeling en een huurachterstand. Maar Escamp was die onderbespeling succesvol aan het oplossen. Tot Esdo erbij kwam. Een hoop leden zijn naar Esdo overgestapt. En dat is niet omdat die club overwegend betere faciliteiten biedt. Het is omdat de club Marokkaans is. Ja, niet officieel. Officieel is Esdo een multiculturele vereniging. Maar bij Escamp weten ze wel beter. Bovendien wordt de huurachterstand van Escamp volgens het bestuur ook veroorzaakt doordat Esdo een aantal rekeningen niet heeft betaald. En de gemeente kan daar dan wel bovenop zitten, maar hoe zit het eigenlijk met het gemeenschapsgeld dat aan Esdo uitgegeven is? Esdo zou een eigen complex krijgen naast Escamp. Daar was acht ton voor gereserveerd. Maar eind 2014 bleek de aannemer ineens failliet. De helft van het geld was op. Er lag niet meer dan een betonnen plaat. Hoe kan daar zoveel geld aan op gegaan zijn? Waarom boog niemand zich daarover? Het zijn vragen waar Escamp een antwoord op wil.
Op een zaterdag in juni heeft Esdo een open dag. Kleine Marokkaanse jongetjes doen hun best op het veld, aan de kant staan ouders en vriendjes ze aan te moedigen. Een jochie denkt het woord ‘scouten’ op te vangen. Hij blijft strak naar voren kijken. Even later is hij weg. Een kwartier later komt hij terug met vrienden. ‘Mevrouw’, vraagt de grootste van de groep na een paar minuten: ‘Mevrouw… bent u een scout?’
Op de bankjes tussen de velden zitten vaders te kletsen. Sommige mannen dragen traditioneel islamitische kleding, een enkele vrouw is zwaar gesluierd. In de kantine wordt geen alcohol verkocht. Wel msemmen, een soort gelaagde Marokkaanse pannenkoeken met honing of kaas.
Als ik vertel dat ik een verhaal schrijf over het conflict met Escamp word ik met open armen ontvangen. ‘Geen probleem. Wij zijn open en transparant.’ Een grote glimlachende man in trainingspak loopt met uitgestrekte hand op me af. ‘Adil Koubaa, jeugdvoorzitter.’ We kunnen meteen in de bestuurskamer zitten. Daar brengt iemand later een dienblad vol drankjes en een schaal msemmen.
Volgens Adil Koubaa, in het dagelijks leven jurist bij de ind, is het allemaal niet zo ingewikkeld. In 2007 wijzigde de gemeente het bestemmingsplan voor de Erasmusweg, waar Esdo een eigen gebouw had. De club kreeg een nieuwe locatie toegewezen naast HSV Escamp. Totdat het nieuwe gebouw af was, verbleef de club bij Wanica Star, tegenover HSV Escamp. Dat zou een half jaar duren. Maar na een half jaar was de nieuwe kantine nog steeds niet klaar. ‘Dus zei de gemeente: “Ja jongens, goh er is een club, Escamp, met een dalend aantal leden, geen prestatieteam op zondag… Trek voorlopig maar bij hen in.”’
Alles ging volgens Adil lange tijd prima. Er was zelfs sprake van een fusie. Maar toen wisselde Escamp van bestuur en werd de hele zaak ineens afgeblazen. De gemeente besloot daarom dat Esdo en Escamp het complex op fifty-fifty-basis moesten delen. Sindsdien exploiteerden de twee clubs de kantine en de velden om en om. Tijdens een Escamp-week werd het assortiment van Escamp verkocht. En tijdens een Esdo-week dat van Esdo. ‘Toen begonnen de pesterijen’, vertelt Adil. ‘Stekker uit onze koelkast trekken, stickers doorkrassen. Heel kinderachtig.’
Natuurlijk wilden ze er wat meer een Esdo-gebouw van maken, erkent de jeugdtrainer. ‘Het was natuurlijk heel erg een Escamp-gebouw met die paarse vloer en die grote Escamp-sticker. Dus daar deden we wat aan. Maar dan krijg je dus intimidatie, want ze trekken gewoon onze stickers van de muur. Of ze zetten er een streep doorheen. En als we dan naar het Escamp-bestuur gingen, zeiden die dat ze er niets van af wisten. En brieven naar de gemeente sturen dat er complotten zijn en dat we… dat we een kalifaat hebben, dat hoor je natuurlijk ook heel vaak. “O jullie hebben een gebedsruimte gemaakt.” Nou, ik kan het je zo laten zien, het is een stilteruimte en daar wordt inderdaad ook gebeden. De islam eh… boeddhisme, maakt niets uit welk geloof. Leden van Escamp maken er zelf ook gebruik van. Dan vragen ze aan mij of ze de sleutel mogen. Ja hoor, zeg ik dan.’
Het stadsdeel Escamp is veranderd, benadrukt Adil: ‘Daar moet je als vereniging wel op inspelen. Zij hadden ook linedancing, Escamp. Daarvan zeiden ze: dat moet ook plaatsvinden in jullie week. Maar wij bepalen toch zelf wat wij in onze week doen? Ik heb de mensen van de linedancing netjes naar vcs gefaciliteerd. Nu zitten ze daar elke week. Idem dito met klaverjassen. Die zitten nu bij Wanica. Wij hebben altijd gezegd: wij gaan niemands recht ontnemen. Alleen we zullen wel voor onze leden strijden. Als we zien dat Esdo in het gedrang komt, dan zullen we daartegen ageren.’
Het assortiment in de kantine is inmiddels aangepast aan de doelgroep. ‘Dus geen alcohol, sommige dranken worden niet verkocht aan jeugdigen, bijvoorbeeld cola, Fernandes, noem maar op. In plaats daarvan hebben we kindercola. En we hebben het eten een beetje meer Mediterraan gemaakt.’
‘Escamp’, eindigt hij op samenzweerderige toon, ‘wij noemen dat wel eens gekscherend de acht oude Hollandse mannen. Die drinken hun biertje hier nog steeds, dat moedigen we ook aan, daar is niks mis mee. Wij hebben wel de afspraak, en dat geef ik nu ook gelijk maar toe, er wordt géén alcohol gekocht nóch genuttigd in de kantine. Maar als je beneden in de commissiekamer je biertje wil drinken is dat voor ons geen probleem. Als onze leden je maar niet zien.’
Op een hete zondag in juni schroeven Peter Brandsen en Gunther Verkaart moeizaam een luidspreker uit de bakstenen muur. Ze staan op wiebelende ladders, de zon brandt, zweet druppelt langs hun nek naar beneden. Maar ze zijn vastberaden. De luidspreker is van Escamp, niet van Esdo. Ze moeten weg? Prima. Maar dan gaat alles met ze mee. Lex Reesink hangt over het stuur van zijn fiets en kijkt ernaar. ‘Lekker koud biertje straks?’ vraagt Gunther. ‘Zeker lekker’, antwoordt Peter.
Bestuurslid Leo van Marwijk komt aangelopen. Hij draagt sportsokken in slippers. Een echte Hagenees. Ronde wangen, ronde blauwe ogen, blond gemillimeterd haar. Verontwaardigd steekt hij zijn nek uit, kijkt hij naar de lege voetbalvelden. ‘Wij hadden hier moeten voetballen. Zij zeggen: “Joh we hebben toernooi. Er komt vijfhonderd man.”’ Lex probeert hem te sussen: ‘Ik heb van de schoonmaker gehoord dat de afsluitdag van Esdo uiteindelijk toch niet doorging. Die gaan ze nu pas na de ramadan doen.’
Lex is als betaald vrijwilliger van Escamp bijna dagelijks op het terrein. Hij vertelt: ‘We hadden een klein toernooi gepland, maar omdat Esdo een afsluitdag zou organiseren moesten we ons toernooi naar vcs verplaatsen.’ Hij wijst naar de buren. Daar klinkt luide muziek.
Adil mailt de volgende dag een ander verhaal. ‘Het was gisteren de bedoeling geweest om een eindfeest te houden op ons sportcomplex, maar uit vrees voor een confrontatie met de Koerdische organisatie (die het toernooi heeft georganiseerd en de velden heeft gehuurd van HSV Escamp) ten overstaan van de ruim 550 genodigde kinderen hebben wij hiervan afgezien en zijn wij op uitnodiging van de gemeente Den Haag naar de Haagsche Stadsspelen gegaan met twee overvolle bussen en hebben de kinderen een heerlijke middag gehad.’
Leo van Marwijk zucht vermoeid. Dit soort dingen gebeuren nou altijd. ‘Als wij een feest hebben, gaan zij ook een feest plannen.’ Lex: ‘Soms hebben wij wel eens het idee dat het allemaal gebeurt om ons te pesten. Ik weet niet of ze dat expres doen, maar zo lijkt het soms wel.’
Lex: ‘Ik beheer dit gebouw al een tijdje en op dinsdag hadden we altijd de…’
Leo: ‘…de klaverjasclub.’
Lex: ‘En woensdag hadden we een linedanceclub. Esdo zegt dan: wij willen die commerciële activiteiten niet. Maar het is toch juist de bedoeling om andere mensen ook de gelegenheid te geven gebruik te maken van het gebouw? En onze eigen Escamp-klaverjasclub zit nu bij Wanica op de dinsdagavond.’
‘Zij zijn gewoon slimmer dan wij’, roept Leo. ‘Ja, het is toch zo!’ Sinds januari heeft Escamp een nieuwe voorzitter, Karishma Bhoendie. Het is de derde voorzitter in drie jaar.
Leo: ‘Die oudjes van ons waren echt niet tegen Esdo opgewassen. Hoe ze die mailtjes moesten beantwoorden. Dat konden ze niet. Wat Esdo stuurt is echt niet mis, hoor.’
Lex: ‘Als Adil een mail stuurt gebruikt-ie allemaal juridische termen.’
Leo: ‘Niet normaal.’
Lex: ‘Onze vorige voorzitter zei: kun je alsjeblieft in normaal Nederlands vertellen wat je wil?’
Leo: ‘Omdat wij kleiner zijn moeten wij weg. De wethouder had het over David en Goliath. Maar we schelen echt niet veel, echt niet.’
Lex: ‘En wat niet meetelt: wij hebben zo’n veertig hindoestaanse leden. Die zijn wel lid van Escamp maar niet van de knvb. Dus ze tellen niet mee voor de onderbespeling. Maar ze voetballen hier elke vrijdag.’
Leo: ‘Straks komen de Burundi’s. Die voetballen hier elke zondag.’
Lex: ‘Maar die tellen ook niet mee.’
‘Ik vind wel, ze zijn heel goed met de jeugd bezig bij Esdo, dat vind ik wel’, zegt Leo. Een beetje bewonderend: ‘Staan zeker drie ouderen bij iedere wedstrijd.’
Lex: ‘Zij hebben één cultuur. Wij hebben van alles en nog wat. Op een of andere manier werkt dat toch…’
Leo: ‘Turks, Afrikaans, Afghaans, Indiaas… dat is het bij ons.’
Lex: ‘Ik denk dat bij Esdo veel leden van dezelfde families lid zijn. Kinderen, neefjes, noem maar op.’
Leo: ‘Dat klikt gewoon. Dat klikt gewoon beter.’

Karishma Bhoendie, de huidige voorzitter, kwam vier jaar geleden voor het eerst bij HSV Escamp, toen haar zoontje op zoek was naar een voetbalclub. ‘Eerst ben ik bij tak geweest, een overwegend hindoestaanse club. Mijn man heeft daar ook gevoetbald. Maar we deden een proeftraining en ik vond het drie keer niks. De training begon een kwartier te laat, echt op z’n hindoestaans. Toen ben ik hier gaan kijken. Ik dacht: oké, leuk, goeie kantine, goeie accommodatie, netjes. En de trainer die toen aangesteld was, een Marokkaanse man, die had echt een klik met die kinderen. Dat beviel me.’
Na de inschrijving werd ze minder tevreden. Ze wijst naar de flats achter de voetbalvelden: ‘Daar wonen allemaal mensen met uitkeringen. Met een ooievaarspas kunnen mensen met een laag inkomen hun kinderen hier op kosten van de gemeente laten sporten. Op het moment dat je zo’n pas hebt, is het een kwestie van scannen en klaar. Wat het oude bestuur niet heeft gedaan, is mensen binden aan de vereniging. Ze hebben het wel geprobeerd, maar het is ze niet gelukt.’ Ze merkte het aan kleine dingen. Dat er nauwelijks activiteiten buiten de trainingen om waren voor de kinderen. Dat het complex vaak dicht was. Er waren simpelweg te weinig vrijwilligers om de boel te laten draaien.
Esdo investeert juist heel erg in ledenbinding. ‘Als voetbalvereniging ben je ook een maatschappelijke vereniging’, zegt Adil. ‘Wij geven huiswerkbegeleiding, cursussen, weerbaarheidstrainingen. Ook de ouders coachen we. Wij zeggen altijd: je moet twee teams maken. Je moet ook de ouders opvoeden. Hoe staat een ouder aan de kant? Is-ie d’r? Heeft-ie een actieve rol? Rijdt hij mee naar uitwedstrijden, stelt hij zijn auto ter beschikking?’
Zelf raakte Adil jaren geleden geïnspireerd door iets wat de voorzitter zei tijdens een algemene ledenvergadering. Een lid had een klacht over iets kleins. De voorzitter vroeg toen waarom diegene zelf niets deed om het op te lossen. Adil: ‘Dat was voor mij een soort van ommekeer. Eigenlijk zei hij: “Het is jouw club. Ik ben niet degene die dingen voor jou moet doen, jij bent degene die dingen voor de club moet doen.” Zoveel mensen vergeten dat. Maar dát is de kracht van Esdo.’
Lang was Esdo een zieltogend clubje aan de Erasmusweg. Als er één club in Den Haag Zuid-West was waarvan men verwachtte dat hij niet lang meer zou bestaan, was het Esdo wel. Dat veranderde toen de club vanaf 2007 nieuwe leden kreeg. In de zomer van 2010 raakte Esdo in opspraak omdat er tijdens een algemene ledenvergadering een nieuw volledig Marokkaans bestuur was gekozen. Vijftig autochtone leden waren daarna opgestapt. Er zou geen alcohol meer geschonken mogen worden en de karbonaadjes waren uit het assortiment gehaald. ‘Onzin’, stelde Mohamed Talhoui, destijds secretaris van Esdo, in een gesprek met De Telegraaf. ‘Tot en met het einde van het seizoen zijn er gewoon drank en karbonaadjes geserveerd. Ook in het nieuwe seizoen is dat het geval, tenzij de leden anders beslissen.’
‘Veel verenigingen klagen dat allochtone leden niet betrokken zijn’, zegt Esdo-voorzitter Hassan Amhayi op een avond in de kantine. ‘Maar als we wel betrokken zijn, is er ineens sprake van een “coup”.’ De reacties op het alcoholbeleid van Esdo vindt hij hypocriet: ‘Twee maanden geleden heeft een korfbalvereniging precies hetzelfde gedaan als wij. Zij winnen er een award voor. Het gaat niet om de islam, het gaat erom welk voorbeeld je kinderen wil geven. Wij willen sport gebruiken om betere mensen af te leveren.’
Op een van de laatste avonden in juni zit een groepje mannen en vrouwen van Escamp in de kantine. Officieel is het een Esdo-week, maar Hans van Wanrooij, oud-voorzitter van Escamp, heeft voor elkaar gekregen dat ze boven kunnen zitten. Op tafel staan een fles rood en een dozijn miniflesjes. Later gaan de frikadellen rond.
‘U ziet, we zijn een vreemd allegaartje’, zegt Van Wanrooij terwijl hij achterover leunt in zijn plastic stoel. Aan de overkant van de tafel zit Kees Rietveld, een reusachtige man met ronde oorbellen en een leesbril. Verderop de luidruchtige Irma Carlier, een lieve vrouw met een rookstem. Lex Reesink draagt zijn visserspetje en een verkleurde knvb-das. ‘Ik ben gepromoveerd natuurkundige’, vertelt hij. ‘Dat zou je niet zeggen, maar het is wel zo.’ Trainer Cetin Cakmak is er ook. ‘Ik heb bij Escamp te maken met Marokkanen, Surinamers, Koerden… terwijl ik geen Koerd ben. Ik ben Turks. Maar ik ken de Koerden als heel goeie jongens die voor hun sport komen. Dat vind ik ook het mooie aan deze club.’
Afgelopen seizoen verloor de club negen jeugdteams. Bij Esdo werden er negen jeugdteams bijgeschreven. Karishma: ‘Bijna alle Marokkaanse kindjes zijn naar Esdo. Ik snap de binding wel, hoor. En mensen moeten vooral zelf bepalen waar ze zich thuis voelen. Maar ik heb van sommige oud-leden begrepen dat het geen echte keuze is. Meer een loyaliteitsprobleem. Een Marokkaanse man laat zijn kinderen nu maar helemaal bij een andere club spelen. Hij zette zich altijd erg voor ons in, maar hij wil niet langer tussen twee vuren zitten. Hij zegt: ik kom de mensen van Esdo tegen in de moskee.’
Ook autochtone leden vertrekken bij HSV Escamp. Een van die mensen is Irma Carlier. Ik spreek haar op de wekelijkse klaverjasavond die tegenwoordig bij Wanica wordt gehouden. Voornamelijk oudere heren zitten aan vier tafels te kaarten. Radio FunX staat aan. Iemand laat een harde wind. Gelach. Buiten vertelt Irma haar verhaal.
Een paar weken geleden was de kantine voor een feest geboekt. Irma zou achter de bar staan. Volgens haar was het een Escamp-week. Maar toen ze binnenkwam stond er al iemand van Esdo. Ze kregen een discussie. Irma: ‘Wat moet je dan beginnen? Ik belde Karishma. Ik zeg: “Achmed staat er, hij wil niet weg.” Maar Karishma stond zelf op een feest. “Als de boel escaleert, moet je de politie bellen”, zei ze. Ik voelde me zo in de steek gelaten. Zo alleen. Achmed hoefde maar te bellen en ze waren er. Zij steunen mekaar. De volgende dag heb ik Karishma laten weten: “Schat, ik kap ermee.”’
Piet de Roode van de accommodatiecommissie ziet het dalende ledental met lede ogen aan. ‘Door de komst van Esdo is Escamp naar de knoppen gegaan. Tuurlijk hadden we onderbezetting. Maar we hebben niet de kans gekregen het op te lossen. De wethouder heeft ons een rattenstreek geleverd. Ik heb drie vakanties opgegeven om die club neer te zetten. En nu moeten we naar een betonplaat. Dan mag je toch boos worden? Of niet dan?’
Wil Heijnen is een van de oprichters van Escamp. ‘Dat deden we vanuit de filosofie zwaan-kleef-aan. Er waren te veel voetbalverenigingen. We wilden een grote omni-vereniging worden. Met linedance, klaverjassen, recreatief voetbal. We hadden een kinderdagverblijf. In 2013 hadden we nog ruim tweehonderd jeugdleden.’ Samen met jeugdsecretaris Paul van der Steen deed hij zijn best vrijwilligers te werven in de buurt. ‘Allochtonen kennen het begrip niet en de blanken zijn het verleerd. We zeiden tegen elkaar: we gaan tegen die mensen zeggen dat ze het kunnen. Op een gegeven moment hadden we een goeie groep, vooral een aantal Turkse huisvrouwen was heel actief. Tja. Het zal je niets verbazen dat door de dominantie van Esdo een hoop mensen op een gegeven moment zijn weggegaan.’
In 2014 was hij als secretaris betrokken bij de fusiebesprekingen met Esdo. Volgens hem hebben die gesprekken niet langer dan drie maanden geduurd. ‘Onze penningmeester stelde voor de kantine samen te exploiteren. Dat was onbespreekbaar. Esdo wilde de kantine om de week runnen. Dat is in mijn ogen geen vorm die leidt tot samenwerking. Onze visies waren te verschillend.’
‘Ik wil niet met modder gooien’, zegt hij aan de telefoon. ‘Ik heb niets tegen Esdo. Zij maken de keuze om zich af te sluiten en naar binnen te keren. In principe is dat natuurlijk hun goed recht. In Den Haag Zuid-West ontstaan nu Turkse, Marokkaanse en Surinaamse verenigingen. Net zoals je vroeger rooms-katholieke en protestantse verenigingen had. Het is hun goed recht, maar ik vind het geen positieve ontwikkeling. Een Marokkaanse collega van me had zijn zoontje op Quick gezet. Dat jongetje is er huilend weggegaan. Hij werd niet geaccepteerd in die blanke cultuur. Nu speelt hij bij Esdo. Maar zijn vader is bezorgd. Hij zegt tegen me: “Wil, dat is niet de echte maatschappij. Hoe moet het als hij straks gaat werken? Dan moet hij toch ook met andere culturen kunnen omgaan?”’
Ook Adil Koubaa ziet dat de segregatie in Den Haag toeneemt. ‘Als je een groep wegzet, neemt die afstand. Dus je gaat naar een bepaalde school, naar een bepaalde supermarkt, theehuis, naar een bepaalde voetbalvereniging. Daarom heeft Esdo uitwisselingstrajecten met andere clubs. Vorig jaar zijn we bij Quick geweest, een heel deftige club in Den Haag.’ Adil heeft daar goeie herinneringen aan. ‘Liepen hier jongetjes rond met namen als Jan-Jaap, Rutger. De ene papa is rechter en de andere chirurg.’ Dat beviel hartstikke goed.
Wat Adil betreft is de botsing tussen Escamp en Esdo meer een botsing tussen de oude en de nieuwe garde dan tussen verschillende culturen. ‘Wij hebben verfrissende ideeën, willen doorpakken. Zij willen dat alles hetzelfde blijft.’