‘Het gaat er niet om hoe je wordt genoemd, als je maar wordt genoemd’, zo luidt het bekende publiciteitsadagium, terwijl in de bijbel al staat dat ieder juist naar zijn daden wordt beoordeeld. Wie weet toch niet helemaal toevallig, maar beide stellingen gaan op de door gospel geïnspireerde plaat van Tom Jones, Praise & Blame, hand in hand. Eerst is er vlak voor de release de al veelbesproken e-mail van Island-platenbaas David Sharke die (al dan niet bewust) lekt naar de pers. ‘Ik heb betaald voor een Mercedes en ik krijg een lijkwagen’, klaagt hij onder meer over de keuze voor een gospel(achtig) genre door de vorig jaar voor ruim twee miljoen dollar binnengehaalde artiest. Het leidt uiteindelijk tot veel extra aandacht. Praise & Blame is een veel en vaak goed besproken plaat die de zeventigjarige Jones bovendien weer in de top van de Engelse hitparade brengt.
Ironisch genoeg is het volgens Jones zelf de platenmaatschappij geweest die hem met het idee voor een kerst-cd op het spoor heeft gezet van een plaat met een religieuze en traditionele inslag. Het lijkt nu dus zoete wraak voor Sir Tom, maar het is wat simplistisch om Island-man Sharke compleet af te serveren. Hij is vast niet de enige geweest die vooraf zijn wenkbrauwen heeft gefronst bij dit redelijk ingetogen concept. Jones lijkt zich namelijk vooral als een vis in het water te voelen op grote Las Vegas-podia en met grote orkesten. Voor wie de financiële risico’s niet loopt is het wel makkelijk op te merken dat dit soort ongebruikelijke combinaties juist de meest verrassende resultaten kan opleveren. Of je kunt zeggen dat iemand van het kaliber Tom Jones toch wat meer vertrouwen verdient. Zeker gezien de successen die hij al bijna vijftig (!) jaar heeft met interpretaties van andermans nummers: van Jerry Lee Lewis’ Green Green Grass of Home (1966) tot Kiss van Prince (1988) en Mama Told Me (2000), oorspronkelijk Randy Newman/The Animals.
Op Praise & Blame zijn het vooral de vertolkingen van het mooi gedragen What Good Am I? (Bob Dylan), de countryfolk van Did Trouble Me (Susan Werner) en het venijnige Burning Hell (John Lee Hooker) die erg geslaagd zijn. Hier blijkt de aanpak met weinig opsmuk van producer Ethan Jones (Kings of Leon, Paolo Nutini) en een kleine, ervaren begeleidingsband het best te werken. Jammer genoeg klinkt een aantal andere nummers wat geforceerd, zoals de rockabillybewerking van Don’t Knock (Staple Singers). Dat gaat ook op voor de bijna uitbundige uitvoeringen van bewerkte traditionals als Ain’t No Grave en Run On, waarin de zanger zich moeilijk in kan houden. In plaats van op schuld, boete en lijden richt hij zich vooral op hoop, geloof en inspiratie. Sommige interpretaties hebben dus iets misplaatsts, zeker als je bijvoorbeeld de stemmige versies van Cash kent, maar Jones blijft als artiest, met zijn positieve, in majeur gezongen melodieën, wel bij zichzelf. Hoe dan ook, het wat curieuze Praise & Blame is misschien niet helemaal geslaagd, maar verdient zowel de kritische aandacht als de erkenning voor een sympathieke en gedurfde daad.
Tom Jones, Praise & Blame, label: Island/Universal