Bijna vijf jaar ervaring met deze internationale burgeroorlog leert dat we daar met alles rekening moeten houden. Intussen zijn Rusland, Amerika en de Navo steeds nauwer bij de strijd betrokken geraakt. Moskou is de grote bondgenoot van de Syrische president Assad. De havenstad Tartus dient als basis voor de Russische vloot. Turkije is de gezworen vijand van Assad wegens zijn welwillende houding jegens de Koerdische PKK die in Ankara als terroristische organisatie wordt beschouwd. Het Westen bombardeert de terroristen van IS op Syrisch grondgebied. Dat doen de Russen ook, zegt Poetin, maar daaraan wordt diep getwijfeld. Afgelopen weekend heeft hij met Obama getelefoneerd, over de vrede waarschijnlijk. Omstreeks dezelfde tijd werd in Aleppo een ziekenhuis in een puinhoop veranderd.

Sinds het begin van de oorlog is de strijd steeds verder geïnternationaliseerd. Straaljagers uit Saoedi-Arabië helpen de Turken. Uit Iran en Irak komen sjiitische vrijwilligers. Het Vrije Syrische leger krijgt steun uit Amerika. En misschien begint deze oorlog nu ook gevolgen te krijgen buiten het Midden-Oosten. De Navo gaat oefeningen houden in Midden- en Oost-Europa, de infrastructuur wordt verbeterd en Amerika gaat de militaire uitgaven verhogen van 789 miljoen naar 3,14 miljard dollar. Dat klinkt op z’n minst niet vreedzaam. Langzamerhand beginnen sommige commentatoren zich af te vragen of we een nieuwe Koude Oorlog tegemoet gaan. Tegelijkertijd is het eigenaardige dat de publieke opinie er niet door geraakt wordt, niet door de humanitaire ramp in Syrië, noch door dit mogelijke mondiale vooruitzicht.

In eerste aanleg doet het conflict in Syrië eerder denken aan de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) waarin links en rechts hun bloedige en chaotische strijd hebben gevoerd. Hitler en Mussolini hebben toen de rechtse partij krachtig geholpen, maar ook daar was het verloop van de gebeurtenissen vaak volstrekt onoverzichtelijk. Het grote verschil is dat de Spaanse Burgeroorlog nu kan worden gezien als een voorspel tot de Tweede Wereldoorlog. En zonder deze oorlog was er geen Koude Oorlog geweest, een krachtmeting tussen twee supermachten die meer dan veertig jaar heeft geduurd en waarin het niet tot een grootschalig gewapend treffen is gekomen.

‘Syrië’ lijkt op de Spaanse Burgeroorlog

De politieke grondslag voor de Koude Oorlog is gelegd in 1945, in Jalta, waar Roosevelt, Churchill en Stalin de naoorlogse wereld hebben verdeeld. Er werden percentages invloed in de Europese landen afgesproken. In mei van dat jaar volgde de conferentie in Potsdam waar dit akkoord in grote lijnen is bevestigd. Na de bevrijding begon in West-Europa de wederopbouw. Duitsland werd verdeeld in vier sectoren, waaruit in de sovjetsector de Duitse Democratische Republiek ontstond. Uit de Europese deling heeft zich de ideologische strijd ontwikkeld die we de Koude Oorlog noemen. Maar hoe scherp de tegenstellingen ook waren, het is binnen Europa nooit tot een werkelijke oorlog gekomen. Met de val van de Berlijnse Muur had de Sovjet-Unie laten blijken dat de vreedzame krachtmeting voorbij was.

Kunnen we ons een dergelijke ontwikkeling tussen de strijdende partijen in Syrië voorstellen? Nee. Er is daar geen diplomatieke traditie waardoor ze zonder gezichtsverlies met elkaar kunnen praten. En er zijn geen leiders die hun gezag ontlenen aan de bijval van de massa’s. Dat geldt in dit geval ook voor het Westen. De publieke opinie, in de Koude Oorlog een machtsfactor van belang, speelt als zodanig in het Syrische conflict geen grote rol meer. We zijn niet met de strijdende partijen daar in een wapenwedloop verwikkeld. Het enige probleem dat ons werkelijk raakt is dat van de vluchtelingen en het wordt hoe langer hoe duidelijker dat Europa zich daarmee geen raad weet, en sterker verdeeld raakt in een radicaal rechts en links.

De Syrische tragedie speelt zich af in een ander werelddeel. Het voornaamste wat Europa ervan merkt is dat er steeds meer vluchtelingen komen en daar staan we hier machteloos en radeloos tegenover. Dat is iets heel anders dan een nieuwe Koude Oorlog.