Hef © Ilja Meefout

Het is altijd een verademing om de Rotterdamse rapper Hef te horen. Zijn nummers gaan weliswaar over de onderwerpen waarin het huidige hiphoplandschap verzuipt – vrouwen versieren, op straat hangen, joints roken, geld verdienen – maar waar de meeste van zijn collega’s een bijna puberale geldingsdrang hebben en over steeds hetzelfde soort stuiterbeats vooral stoer willen overkomen, leunt Hef op zijn geheel eigen stijl. Zijn dictie is ontspannen, zijn stem loom, op het slaperige af. En toch komt hij nooit ongeïnspireerd over: in controle, zo klonk Hef al met zijn doorbraak ruim tien jaar geleden, en zo klinkt hij vandaag de dag nog steeds. Iemand die zich niet hoeft te bewijzen omdat hij allang weet wat hij kan. En misschien wel zijn grootste talent: de haast terloopse kracht waarmee hij het Nederlandse straatleven oproept en inkleurt.

Ondersteund door strakke en vooral niet te volle producties omschrijft Hef op Koud, alweer zijn zesde soloalbum, hoe hij zich als tiener aangetrokken voelde tot een leven op de criminele ‘block’ in Hoogvliet. Simpelweg omdat er geen andere voorbeelden voorhanden waren. ‘Mijn moeder liep te stressen, had geen money voor de huur/ Enige voorbeelden waren dealers uit de buurt.’ Hij rapt hoe zijn moeder meegluurt naar zijn internetbankieren en ziet wat er op zijn ‘pasje’ stond (een mooi, veelzeggend beeld), hij bekritiseert de materialistische houding in hiphop met mensen die ‘merk aan hun voeten’ hebben maar ‘geen eten in de koelkast’, en in een gelikt nummer dat nota bene Gangster heet, bekent hij en passant dat hij tijden ongelukkig is geweest, ‘niemand weet dat’.

Voor de goede orde: Hef is geen taalvirtuoos en lang niet elk nummer is even krachtig, maar dat lijkt hij zelf ook dondersgoed te weten en vernieuwing is ook niet de inzet van zijn muziek. Luisteren naar Hefs werk betekent iets anders: je overgeven aan het leven op de straten, steeds opnieuw. Aan het verhaal van een jongen die ploetert en weinig kansen heeft, die denkt aan geld omdat niemand om hem heen dat heeft, die dag in dag uit zijn hoofd boven water probeert te houden – en aan de hand van muziek lukt dat hem ook nog eens.

Want laten we dat niet vergeten: hoewel hij pas begin dertig is, behoort Hef wel degelijk tot een oude generatie binnen de Nederlandse hiphop. Dat is immers een young man’s game bij uitstek, zoals vorige week nog eens goed bleek toen Nico Dijkshoorn – u weet wel, de man die op televisie poëzie voordraagt voor mensen die niet van poëzie houden – zich opwond over de toekenning van de Popprijs 2018 aan rapper Ronnie Flex (1992). Ter illustratie van de volgens hem karige staat van vaderlandse rap haalde hij onder meer Bob Dylan erbij, terwijl Dylan het ooit toch helder verwoordde: tijden veranderen, steeds weer, en al helemaal binnen jeugdige, vitale stromingen als de hiphop.

Wie dat wil begrijpen, of wie iets wil meekrijgen van een (straat)cultuur die de meesten alleen van buitenaf zien, is bij Hef aan het juiste adres.

Hef, Koud