De pvda voelt de hete adem van de sp in de nek. De vvd heeft naast de concurrentie van de Partij voor de Vrijheid van voormalig partijlid Geert Wilders nu ook die van Trots op Nederland van eveneens voormalig partijlid Rita Verdonk erbij gekregen. De Groningse hoogleraar Frank Ankersmit voorziet dat het cda de volgende traditionele partij is die uit elkaar getrokken gaat worden, zo schreef hij afgelopen zaterdag in de Volkskrant. Volgens de historicus moeten traditionele politieke partijen het aandurven weg te gaan uit het politieke centrum. Een zekere mate van polarisering en radicalisering is volgens hem gewenst. Nederland moet niet vanuit het midden bestuurd worden, redeneert Ankersmit, maar naar het midden toe.
Polarisering en radicalisering, het zijn twee termen die niet bij het cda en zijn leden passen. Weg uit het midden? Het cda ís de vleesgeworden middenpartij. Wat Ankersmit van het cda vraagt, grenst welhaast aan het onmogelijke: het veranderen van het wezen van de partij en dat van haar leden. Hét cda-lid bestaat weliswaar niet, toch kan gezegd worden dat het over het algemeen compromisbereid is en geneigd te zoeken naar oplossingen, al zullen tegenstanders deze karaktereigenschap typeren als het uit zijn op het bestendigen van invloed en macht.
Zaterdag houdt het cda zijn partijcongres. Het heikelste onderwerp is de door het kabinet voorgenomen versoepeling van het ontslagrecht. Coalitiegenoten pvda en ChristenUnie hebben al laten weten de plannen van cda-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Piet Hein Donner in hun huidige vorm niet te zullen accepteren.
Binnen het cda zijn de meningen over het ontslagrecht verdeeld: partijleden die ook lid zijn van een vakbond zijn veelal tegen, leden die zelf werkgever zijn, zijn veelal voor, de fractie in de Tweede Kamer is bereid de coalitiepartners tegemoet te komen. Maar wie wil uitzoeken wat hét cda van de versoepeling van het ontslagrecht vindt, heeft een probleem. In het laatste verkiezingsprogramma wordt niet gerept over een versoepeling. Op de website van het cda kan onder het kopje Standpunten over allerlei onderwerpen alfabetisch worden opgezocht wat de partij vindt. Onder de O staat wel een standpunt over overgewicht, echter geen jota over het ontslagrecht. Het illustreert wat cda’ers wel eens met enige ironie zeggen: we nemen liever geen al te duidelijke standpunten in, dan hoeven we er ook niet op terug te komen.
Hét cda-standpunt over het ontslagrecht mag dan niet bestaan, minister Donner, en met hem het kabinet, heeft begin juli wél een standpunt ingenomen. Het grootste struikelblok daarin is het voornemen om het preventief toetsen van een ontslag door de rechter af te schaffen. Maar er zitten ook elementen in Donners voorstel waar men het wel breder over eens is, zoals de noodzaak om wat te doen aan de oneerlijkheid in het huidige ontslagrecht dat de ene werknemer wél een ontslagvergoeding krijgt en de andere niet, en dat de hoogte van die ontslagvergoedingen vervolgens nog eens oneerlijk is verdeeld.
De hamvraag is wat Donner gaat doen. Hij heeft de naam star te zijn. Toch zijn er een paar redenen om aan te nemen dat hij zijn eerdere voorstel zal aanpassen. Dat is overigens iets anders dan alles bij het oude laten. Dat laatste is niet alleen Donners eer te na, de minister weet dat er ook binnen de pvda en zelfs de vakbeweging mensen zijn die wel degelijk vinden dat er iets moet gebeuren aan de huidige ontslagwetgeving. Van vernieuwing of modernisering spreken in plaats van versoepeling kan al een groot verschil maken.
De eerste reden om de hakken toch niet al te opzichtig in het zand te zetten is dat het cda er alles aan gelegen is dit kabinet niet te laten vallen. Het zou het vierde kabinet-Balkenende zijn dat zou sneuvelen. Bovendien zijn ze er binnen het cda van overtuigd dat een kabinetscrisis gezien het instabiele kiezershumeur slecht is voor de regeerbaarheid van het land.
De tweede reden ligt bij de persoon van Donner zelf. Hij heeft al eens moeten aftreden, als minister van Justitie in de nasleep van de Schipholbrand, een tweede keer zou niet goed zijn voor zijn loopbaan. Hij wordt genoemd als opvolger van Herman Tjeenk Willink als vice-voorzitter van de Raad van State.
Dan is er nog het belang van het cda als partij. Toen het cda in de vorige kabinetsperiode een duidelijk standpunt innam over de ingrepen in de vut en het prepensioen heeft dat leden gekost. Vóór de massale betoging op het Museumplein, in oktober 2004, was de partij nog gegroeid naar 79.000 leden. Begin 2006 waren dat er tienduizend minder.
De partij mag dan geen gezichtsbepalende, de partij in facties opsplitsende criticasters hebben, ze weet dat ook zij gevoelig is voor de luimen van de zwevende kiezer. Maar het cda is er blijkbaar meer de partij naar om in elkaar te zakken omdat de leden stilletjes weglopen, dan om uit elkaar getrokken te worden zoals Ankersmit voorspelt. De blijvers vormen dé middenpartij, die ook vanuit het midden willen besturen.