Een enorme muur van zandzakken, vierhonderd meter lang en zo hoog dat je er nauwelijks overheen kunt kijken ligt pal naast het Haagse Congrescentrum. Het is november 2000 en binnen vergaderen wereldleiders over de opwarming van de aarde. Als ze niet met serieuze plannen komen om de CO2-uitstoot terug te dringen, hebben we de zandzakken straks hard nodig om het wassende water buiten de deur te houden. De symbolische dijk is een actie georganiseerd door Milieudefensie, directeur Wijnand Duyvendak heeft hoogstpersoonlijk zakken vol geschept. Ook milieuminister Jan Pronk legt er eentje aan de dijk. ‘Hoe minder we doen en hoe langer we wachten om het probleem bij de wortel aan te pakken, hoe groter de gevolgen’, waarschuwt de gastheer in zijn openingsrede.

De top in Den Haag was de eerste keer dat Duyvendak zag hoe het er op een klimaatconferentie van de Verenigde Naties aan toe ging. ‘Ik liep tussen bekvechtende delegaties en hoorde milieuministers met elkaar vergaderen in de gangen. Ik zag het voor mijn ogen mislukken.’ Ondanks de inspanningen van diplomaten, de druk van de milieubeweging en de mooie woorden van de regeringsleiders verhinderden geopolitieke tegenstellingen een akkoord. ‘We hebben niet voldaan aan de verwachtingen van de buitenwereld’, concludeerde een ‘diep teleurgestelde’ Pronk.

In de afgelopen twintig jaar raakte het klimaat alleen maar verder ontwricht en nog altijd worstelen politici met het formuleren van een antwoord. De meesten van hen zijn er wel van overtuigd dat er iets moet gebeuren, maar dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe kun je als nationale volksvertegenwoordiger bijdragen aan het oplossen van zo’n overweldigend mondiaal probleem? Hoe voorkom je tijdens een regeerperiode van hooguit vier jaar dat een groot deel van Nederland aan het eind van de eeuw onder water staat? En hoe dicht je het gat tussen ambitieuze doelen en de concrete uitvoering?

Nadat de Universiteit van Amsterdam en De Groene eerder een reconstructie maakten van twintig jaar klimaatverslaggeving in de Nederlandse kranten analyseren we nu het klimaatdebat in de Tweede Kamer. We verzamelden 2432 parlementaire spreekbeurten met verwijzingen naar klimaatverandering tussen 2000 en 2020 en zagen dat de aandacht in golven kwam en ging. We lazen (oude) verkiezingsprogramma’s en regeerakkoorden en merkten dat vooral bestuurspartijen pas laat doordrongen raakten van de urgentie. We blikten met betrokkenen terug op sleutelmomenten en leerden dat de geschiedenis van de Nederlandse klimaatpolitiek er een is van gemiste kansen. Als die ene klimaattop wel een succes was geweest… als dat lichtgroene kabinet een minder grijze opvolger had gekregen… als er andere beslissingen waren genomen over onze energiehuishouding… misschien had Nederland dan nu de voortrekkersrol kunnen vervullen die het eind jaren tachtig wél speelde.

‘Kijk, hier hangt wat geschiedenis.’ Ed Nijpels wijst naar de keukenwand van zijn woning aan de Amsterdamse Prinsengracht, waarop een collage van ingelijste spotprenten prijkt. Een jeugdige Nijpels in ridderkostuum die ten strijde trekt tegen de overheid. Nijpels als nestor die voorleest uit het ‘grote groene sprookjesboek’ terwijl Rutte en Wiebes aandachtig luisteren. De zeventigjarige vvd-coryfee is gewend te incasseren. Gelukkig maar, want als voorzitter van het nationale klimaatberaad had hij het de afgelopen jaren zwaar te verduren. In De Telegraaf en op rechtse weblogs wordt hij regelmatig afgeschilderd als de ‘klimaatpaus’ die Nederland opzadelt met foeilelijke windmolens en een torenhoge energierekening. Nijpels haalt zijn schouders op. ‘Ik slaap er niet minder door.’

Al ruim dertig jaar vormt Nijpels een spil in het Nederlandse klimaatdebat. Als minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (vrom) stuurde hij al in 1987 de notitie ‘Klimaatverandering door CO2 en andere sporengassen’ naar de Tweede Kamer. Twee jaar later organiseerde hij in Noordwijk de eerste wereldwijde klimaatconferentie. Als het toen was gelukt om tot een mondiaal akkoord te komen, was het nu een stuk makkelijker geweest om onder de anderhalve graad opwarming te blijven, weet Nijpels: ‘Ik had nooit verwacht dat het zo stroperig zou gaan. Er zijn grote belangen gemoeid met de fossiele economische orde, dat heb ik onderschat.’ Toch raakt hij niet gauw ontmoedigd: ‘Als je eenmaal doordrongen bent van de ernst van het klimaatprobleem laat je dat niet meer los.’

Eind jaren tachtig werd Nederland overspoeld door ‘een eerste klimaatgolf’, zo schrijft Wijnand Duyvendak in zijn boek Het groene optimisme: Het drama van 25 jaar klimaatpolitiek, uit 2011. Mede dankzij Nijpels komt het broeikaseffect op de politieke agenda. Klimaatwetenschappers zijn stellig over de ontwrichtende rol van de mens en partijen van links tot rechts tonen zich begaan met het lot van de planeet. ‘Langzaam sterft de aarde en wordt het onvoorstelbare – het einde van het leven zelf – toch voorstelbaar’, sprak koningin Beatrix in haar kerstrede. Maar de golf is van korte duur. Maakte in 1989 nog zestig procent van de Nederlanders zich zorgen over het milieu, in 1997 is dat al weer gedaald tot nog geen vijftien procent. Tussen 2000 en 2006 wordt klimaatverandering amper benoemd in de Tweede Kamer, zo blijkt uit onze data-analyse.

Het was de periode dat Duyvendak zelf zijn entree maakte op het Binnenhof. Met Milieudefensie probeerde hij uit alle macht dingen in beweging te krijgen, maar als de besluiten genomen werden stond hij vaak aan de zijlijn. ‘Op die top in Den Haag zag ik: dit is mensenwerk. Als je net een ander perspectief in weet te brengen, net de juiste personen aan je zijde weet te krijgen, dan kun je echt iets voor elkaar krijgen. Ik wilde niet alleen de voorzet geven, ik wilde de bal erin trappen.’

Vol goede moed stelde Duyvendak zich in 2002 verkiesbaar namens GroenLinks. Met een beetje geluk zou de pvda de grootste worden, GroenLinks meeregeren en kon de klimaatcrisis eindelijk worden aangepakt. Dat was buiten Pim Fortuyn gerekend. Na de opkomst van de lpf ging het debat over de multiculturele samenleving en de puinhopen van Paars, het broeikaseffect kwam nauwelijks meer ter sprake en als dat wel gebeurde, dan schroomde Fortuyn niet de klimaatwetenschap in twijfel te trekken. ‘Ik geloof dat hele CO2-verhaal niet’, zei hij tegen Milieudefensie Magazine. ‘Er zijn te veel deskundigen die zeggen dat het verband met het broeikaseffect niet gelegd kan worden. En bovendien: hoe erg is het nou dat de aarde opwarmt?’

De moord op Fortuyn veranderde de politieke dynamiek. Dat de dader een dierenrechtenactivist was hielp de milieubeweging niet: groene politici deinsden ervoor terug om een radicaal ecologisch geluid te laten horen, merkte Marianne Thieme, die destijds beleidsmedewerker was bij Bont voor Dieren. ‘Er zat veel angst’, zegt ze nu. ‘Als ik bij die partijen aanklopte, was het van “nu even niet”. Dat vond ik zo laf, het was een van de redenen waarom we een eigen partij zijn begonnen.’ Het zou tot 2006 duren tot de Partij voor de Dieren voor het eerst zetels behaalde in de Tweede Kamer, maar sindsdien vormt zij een luide stem in het parlementaire klimaatdebat, toont onze analyse. Bijna één op de vijf keer dat klimaatverandering ter sprake werd gebracht, gebeurde dat door een pvdd-parlementariër. ‘We dwongen mensen om te luisteren’, zegt Thieme.

De enige partij die de opwarming van de aarde nog vaker benoemde in de Kamer was GroenLinks, al kostte dat in de eerste jaren na de eeuwwisseling de nodige moeite, memoreert Duyvendak. ‘Op mijn eerste dag als Kamerlid liepen ook 26 nieuwe lpf’ers het parlement binnen. Alle camera’s waren op hen gericht. Hoe kon ik het klimaat in godsnaam geagendeerd krijgen?’ In arren moede zocht hij een ‘breekijzer’ waarvoor hij wel een meerderheid kon vinden. ‘Wandelen was superpopulair. Toen heb ik maar een wandelnota geschreven.’ Het heeft iets wrangs: een milieuactivist die de politiek in gaat om iets te doen aan het grootste uitdaging van onze tijd en genoegen moet nemen met de aanleg van wandelroutes. ‘Het klimaat raakte op de achtergrond in het parlement’, zegt Duyvendak. ‘Het taaiste gevecht dat ik leverde was over de komst van nieuwe kolencentrales – en dat heb ik helaas glansrijk verloren.’

Het was D66-minister Laurens-Jan Brinkhorst die het groene licht gaf voor de bouw van nieuwe kolencentrales, nadat de industrie had gewaarschuwd dat de Nederlandse energiezekerheid in gevaar dreigde te komen. Voor de broeikasgassen die zouden vrijkomen was een technologische oplossing bedacht: het afvangen en opslaan van CO2, oftewel Carbon Capture and Storage (ccs). Duyvendak was destijds al sceptisch over die belofte van ‘schone kolen’: ‘Grootschalige ccs was een onbewezen en kostbare technologie.’ Hij voerde het verzet aan tegen de nieuwe kolencentrales en toen in 2007 het nieuwe kabinet-Balkenende IV aantrad gaf hem dat nieuwe hoop.

Het regeerakkoord tussen cda, pvda en ChristenUnie was aardig groen. Voor het eerst kwamen er concrete klimaatdoelen. In 2020 moest de CO2-uitstoot met dertig procent zijn gereduceerd ten opzichte van 1990. Die opgave zou lastig worden als de kolencentrales doorgang zouden vinden, wist Duyvendak. Hij hoopte dat hij in de nieuwe minister van vrom, Jacqueline Cramer, een bondgenoot had. De pvda’er was een wetenschapper die zelf jarenlang actief was geweest in de milieubeweging.

Toen Cramer in 2007 aantrad als minister kwam de ‘tweede klimaatgolf’ opzetten. De documentaire van Al Gore, An Inconvenient Truth, had het grote publiek de ogen geopend. Premier Balkenende toonde zich diep onder de indruk van de ‘buitengewoon belangrijke film’. Voor Cramer was het een extra zetje in de rug, en samen met haar collega’s ontwikkelde ze het ‘Schoon&zuinig’-plan. ‘Dat was het eerste brede klimaatprogramma’, zegt Cramer nu. ‘Het was transitiebeleid avant la lettre: we maakten afspraken met allerlei sectoren en lokale overheden en stelden innovatiegelden beschikbaar. Daarvoor kreeg ik ook steun van de andere departementen.’

Ondanks die groene voornemens lag ze niet dwars bij de bouw van de nieuwe kolencentrales. ‘Die keuze was gemaakt door mijn voorganger. Ook de GroenLinks-gedeputeerde uit de provincie Groningen moest een vergunning afgeven voor de Eemshavencentrale’, zegt Cramer. Het enige dat zij nog kon doen, was proberen de kolencentrales op zo’n duurzaam mogelijke manier te laten draaien en oudere, meer vervuilende kolencentrales versneld te sluiten. ‘Ik probeerde ccs verplicht te stellen, maar dat kreeg ik juridisch niet voor elkaar’, aldus Cramer.

Onzin, zegt Duyvendak resoluut: Cramer kon heel goed terug. Als GroenLinks-Kamerlid diende hij nog een initiatiefwet in om de kolencentrales te blokkeren, maar zonder succes. Duyvendak is hard in zijn oordeel over Jacqueline Cramer: ze was geen doorgewinterde politica en daardoor niet opgewassen tegen het Haagse krachtenveld. ‘Mijn grootste bezwaar was dat ze alles probeerde te regelen met convenanten, nooit met wetgeving. Maar die convenanten waren boterzacht. Het was een uitvlucht.’

Cramer weigert zich te voegen naar de rol van de boeman. Natuurlijk had ze meer willen doen, maar ze heeft geprobeerd het maximale eruit te halen. ‘De energiesector was een zware dobber. Het was een andere tijd dan nu, we hadden nog geen helder pad voor ogen hoe we tot een duurzame energievoorziening konden komen.’ Als het even kon, schuwde ze wetgeving heus niet, bezweert ze: ‘Op mijn initiatief is de gloeilamp uitgefaseerd. Dat lag binnen mijn bevoegdheid en dat is gewoon geregeld.’ De grote tragiek, vindt Cramer, is dat haar regering werd opgevolgd door een kabinet, Rutte I, dat al haar groene inspanningen compleet teniet deed.

Even snel als hij aanzwol, ebde de ‘tweede klimaatgolf’ weer weg, blijkt ook uit onze analyse. Werd de opwarming van de aarde in 2009 nog genoemd in tweehonderd spreekbeurten, in 2012 was dat gedaald tot 56. De klimaattop in Kopenhagen eind 2009 liep uit op een flop en toen er kort daarna fouten in de rapporten van het International Panel on Climate Change (ipcc) aan het licht kwamen, stond Kamerlid Richard de Mos vooraan om een spoeddebat aan te vragen. De pvv’er ging er met gestrekt been in. Het ipcc zou bestaan uit ‘liegende, frauderende en manipulerende boeven, oplichters en andere zakkenvullers die teren op het geld van onder andere de Nederlandse belastingbetaler’. In een motie verzocht hij de regering ‘geen cent meer over te maken naar dit klimaatrovershol’.

De motie van De Mos kreeg geen steun van andere partijen, maar hij was niet de enige die vraagtekens plaatste bij de betrouwbaarheid van het ipcc. vvd-parlementariër Helma Neppérus stelde voor het klimaatbeleid op pauze te zetten, zolang er onzekerheid was over de betrouwbaarheid van de ipcc-rapporten. Het VN-klimaatpanel moest volledig worden doorgelicht, vond zij.

Ed Nijpels heeft zich geërgerd aan de opstelling van zijn partijgenoot. Voor hem was het direct duidelijk dat er geen enkele reden was om te twijfelen aan de conclusies van de klimaatwetenschap. ‘Natuurlijk is het goed om fouten te benoemen, maar zij greep dit relletje aan om de integriteit van de klimaatwetenschap te betwisten. Hoe kan het dat zo’n verstandige vrouw zich zo op sleeptouw liet nemen?’

Neppérus zelf is zich ruim tien jaar later van geen kwaad bewust. ‘Ik was gewoon niet overtuigd. Het werd me allemaal met een te grote stelligheid verkondigd. Ik vond dat ook andersdenkenden erbij betrokken moesten worden.’ Dat deze andersdenkenden bleven vasthouden aan hypotheses die al lang door de wetenschap waren ontkracht, wil er bij haar niet in. Hoewel verschillende internationale commissies geen bewijs van manipulatie of bedrog vonden, vindt Neppérus niet dat ze onnodig twijfel zaaide. ‘Ik wilde gewoon dat dingen werden uitgezocht. Ik kreeg heel veel mailtjes van mensen die vonden dat ik nog veel te slap was.’

Even leek het of VVD-leider Mark Rutte een groene draai zou maken. In 2008 schreef hij het Pamflet van een optimist, waarin hij ‘een Groenrechtse toepassing op energie’ formuleerde. ‘Wacht, ik pak het er even bij’, zegt Nijpels. Hij verdwijnt naar het statige tuinhuisje dat dienstdoet als zijn kantoor en komt terug met een dun stapeltje papier in zijn hand. >Met een hoge stem begint hij voor te lezen: ‘Wat echt helpt is met ontwikkelingsgeld de Indonesische branden blussen of, nog beter, voorkomen. Daar kan geen vliegtaks tegenop.’ Lachend vervolgt hij: ‘In de moderne economie die ik voor ogen heb passen geen betuttelende milieuheffingen voor burgers en ondernemers.’

Maakte in 1989 nog zestig procent van de Nederlanders zich zorgen over het milieu, in 1997 is dat al gedaald tot nog geen vijftien procent. Tussen 2000 en 2006 wordt klimaatverandering amper benoemd in de Kamer

Het moge duidelijk zijn dat Nijpels niet erg enthousiast was. ‘In alle objectiviteit, die groene koers was erg relatief’, zegt hij. Rutte sneert vooral naar de pessimisten als Al Gore die ‘genieten’ willen verbieden en ‘op alles wat het leven leuk maakt’ belasting heffen. Er is ook niets ‘links’ of ‘rechts’ aan klimaatbeleid, vindt Nijpels. Vaak heeft hij het vvd’ers proberen uit te leggen in zaaltjes in het land: ‘Vinden wij dat de vervuiler moet betalen? “Ja!” zegt de zaal volmondig. Wij zijn ook voor het marktmechanisme, klopt dat? “Jazeker”, knikken ze instemmend.’ Maar wanneer Nijpels begint over een strenge marktmeester om de vervuiler te laten betalen, stuit hij vaak op verzet. ‘Dan is de vvd-reflex dat de overheid die rol niet moet spelen. Maar af en toe moet je corrigeren wanneer de markt niet goed functioneert. Dat zijn juist de componenten voor een liberaal klimaatbeleid.’

Het eerste kabinet van Rutte werd rechts ‘om de vingers bij af te likken’, maar allerminst groen. Het ministerie van vrom werd opgedoekt, de reductiedoelen werden losgelaten en afgaande op het regeerakkoord maakte de coalitie (vvd en cda, met gedoogsteun van de pvv) zich meer zorgen over het vestigingsklimaat dan over het veranderende klimaat.

Henri Bontenbal maakte die periode van dichtbij mee als beleidsmedewerker van de cda-fractie. ‘Het gaat me te ver om te zeggen dat het klimaatbeleid werd afgebroken maar er werd zeker niet doorgepakt. Veel cda’ers zijn niet gelukkig met die periode en voor mij had er ook wel een tandje bij gemogen’, erkent hij. ‘Maar vergeet niet dat we toen in een economische crisis zaten.’

Tijdens de aanstaande verkiezingen is Bontenbal de klimaatkandidaat voor het cda. Hij werd gegrepen door de klimaatcrisis in de laatste fase van zijn studie natuurkunde, toen de eerste ipcc-rapporten uitkwamen. Na zijn afstuderen stak hij zelf de handen uit de mouwen om de samenleving te verduurzamen. ‘Langs de zijlijn staan roeptoeteren is niets voor mij.’ Voordat hij zich dit jaar meldde als aspirant-Kamerlid werkte hij als energiestrateeg in het bedrijfsleven met als doel om ‘van binnenuit en met verstand van zaken een bedrijf te veranderen’.

Daar is volgens hem behoefte aan op het Binnenhof: meer Kamerleden met verstand van de energietransitie. Het stellen van ambitieuze doelen is niet genoeg; voor de uitvoering heb je mensen nodig die een megawatt van een petajoule kunnen onderscheiden. ‘Tegen de sollicitatiecommissie heb ik gezegd: “Ik kom voor het klimaatbeleid; als jullie dat niet belangrijk vinden moet je me niet op die positie zetten.”’ Hij kreeg plek zeventien op de lijst. De keuze voor het cda, toch geen partij met een groen imago, was voor hem een logische: ‘Er is geen partij die het rentmeesterschap zo hoog in het vaandel heeft. Wij hanteren een ander mensbeeld dan de vvd of GroenLinks. We zien de mens niet als individu op zoek naar maximale ontplooiing of rationele beslissingen, maar bekijken mensen in relatie tot elkaar. Dat past ontzettend goed bij een duurzaam wereldbeeld. Al hebben we dat in sommige perioden misschien niet genoeg uitgedragen.’

Er lijkt iets te zijn verschoven bij de middenpartijen. Waar ‘klimaatverandering’ acht jaar geleden nauwelijks genoemd werd in het verkiezingsprogramma van het cda geldt het nu als ‘een van de grootste opgaven van deze tijd’. Het vvd-verkiezingsprogramma uit 2012 had de veelbelovende titel ‘Niet doorschuiven maar aanpakken’, maar die slogan was niet van toepassing op het klimaat, dat welgeteld nul keer genoemd werd. Het contrast met de zeven pagina’s over ‘energie en klimaat’ in de huidige programmaverklaring is groot.

Het beslissende duwtje kwam van buitenaf. Het klimaatakkoord van Parijs was een keerpunt, zegt Stientje van Veldhoven (D66). Eind 2015 was zij als lid van de parlementaire delegatie afgereisd naar de Franse hoofdstad. ‘Er hing een bijzondere sfeer. Je voelde dat dit een historische gebeurtenis was.’ Het internationale verdrag legde de basis voor het Nederlandse klimaatbeleid dat Van Veldhoven de afgelopen jaren als staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat heeft helpen vormgeven. ‘De vvd en het cda konden zich niet meer verschuilen achter het excuus dat de rest niets deed. Bij de coalitieonderhandelingen in 2017 konden we zeggen: oké, onze handtekening staat onder het Parijs-akkoord, dan moet er nu ook boter bij de vis.’

Als het aan Jesse Klaver lag, zouden het ‘klimaatverkiezingen’ worden. Er stond ook wat op het spel, tijdens de Provinciale-Statenverkiezingen van 2019: de provincies waren deels verantwoordelijk voor de uitvoering van het klimaatakkoord en de Eerste Kamer moest nog instemmen met de ‘klimaatwet’, waarin harde doelen stonden voor 2030 en 2050. GroenLinks steeg van vier naar negen zetels in de senaat. Maar de grote winnaar was een partij die ontkent dat de mens hoofdverantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde en alle inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren afdoet als nutteloze geldverspillerij.

‘Bij de oprichting van Forum voor Democratie speelde het klimaat geen rol’, zegt Paul Frentrop, aanvoerder van de FvD-senaatsfractie, in een videogesprek. ‘Het ging ons om democratische vernieuwing.’ De duurzaamheidsparagraaf in hun eerste landelijke verkiezingsprogramma, uit 2017, is dan ook weinig opzienbarend. Forum belooft te investeren in de energietransitie en wil de deeleconomie stimuleren. ‘In de begindagen ontbrak kennis over het klimaat in de partij’, zegt Frentrop. ‘We waren met vier man en een paardenkop. We voelden al wel aan dat er iets mis was met dat klimaatbeleid maar we hadden het te druk met allerlei andere dingen. Pas later kwamen er mensen bij die daar verstand van hadden, zoals Ralf.’

Voormalig Rabobank-topman Ralf Dekker knikt instemmend vanuit zijn studeerkamer. Hij was degene die de partij ervan overtuigde om het standpunt van de klimaatsceptici over te nemen, vertelt het Noord-Hollandse Statenlid. ‘Ik heb ooit geologie gestudeerd, dus ik heb meer kijk op de inhoud dan de gemiddelde Nederlander.’ Hij vindt het ‘absurd’ dat we ‘provincies volplempen met peperdure windturbines en zonneweides’. De opwarming van de aarde noemt hij ‘een non-probleem’. Met die boodschap ging FvD de campagne voor de Provinciale-Statenverkiezingen in.

Dat is goed terug te zien in de data. In 2018 betreedt Forum-voorman Thierry Baudet de top-tien van politici die in de Tweede Kamer klimaatverandering het meest benoemen en stijgt in 2019 verder door tot plek zeven (om er in 2020 nog slechts twee spreekbeurten aan te wijden). Nog opvallender is hoe vaak Baudet in 2019 genoemd wordt in de klimaatartikelen van de vier grootste kranten: maar liefst 78 keer, meer dan iedere andere politicus.

‘De totstandkoming van het klimaatakkoord was een perfect voorbeeld van ondemocratische besluitvorming’, zegt Paul Frentrop. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen in 2017 was het onderwerp amper aan bod gekomen, maar vervolgens presenteerde Rutte III zich als ‘het groenste kabinet ooit’. ‘Plots kreeg de bevolking een klimaatakkoord in hun maag gesplitst’, zegt Frentrop. ‘Veel mensen zaten daar niet op te wachten en wij waren de enige die op de rem gingen staan.’

Het was precies de backlash waarvoor Ed Nijpels, die zich over het klimaatberaad zou ontfermen, had gewaarschuwd. Gedurende de campagne van 2017 hadden politici nagelaten om eerlijk te vertellen hoe ingrijpend er moest worden ingegrepen om de CO2-uitstoot terug te dringen, en bij de formatie kwam het ‘klimaatkonijn’ plots uit de hoge hoed. Met als gevolg dat veel boze burgers op Forum voor Democratie stemden.

Volgens Rob Jetten mag vooral de vvd zich dat aanrekenen: ‘Ze hebben te lang gedacht: als we er niet over praten wordt het geen ding. Terwijl ze ook wel wisten dat ze ermee aan de slag moesten. Voor de rechtse kiezer was het daardoor een grote verrassing dat de vvd met ons moest meebewegen.’ Toen Jetten in 2017 voor D66 in de Kamer kwam verbaasde hij zich over het armetierige niveau van het klimaatdebat vergeleken met de discussies die hij voerde in de gemeenteraad in Nijmegen: ‘Het leek wel of de tijd had stilgestaan. Je kon het debat samenvatten met één woord: windmolens.’

Langzamerhand begint het debat ‘volwassener’ te worden, vindt Jetten. Hij voerde al enkele discussies met Bontenbal en is te spreken over de kennis die de cda-kandidaat meeneemt uit de energie-industrie: ‘Echt een verademing ten opzichte van de afgelopen jaren.’ Op veel onderwerpen botsen de twee – Jetten worstelt met de vraag hoe de ‘kleine maatregelen te ontstijgen’ en waarschuwt voor ‘de innovatiebelofte’ die uitstel in de hand werkt, Bontenbal hekelt de drammers die klimaatbeleid vernauwen tot een ‘wedstrijdje verplassen’ en is voorstander van kernenergie – maar over één ding zijn ze het eens: de noodzaak van handelen. Met het klimaatakkoord lijkt de discussie in Nederland verschoven van ‘hoe erg is het nou werkelijk’ naar ‘wat doen we eraan’.

Het onderzoek

Voor dit stuk verzamelden we alle ‘handelingen’ uit de Tweede Kamer van 2000 tot en met 2020 zoals gepubliceerd op officielebekendmakingen.nl. Deze handelingen omvatten transcripties van spreekbeurten uit onder meer stemmingen en debatten. Ten tijde van het downloaden waren de handelingen tot 17 november 2020 beschikbaar. We selecteerden alle spreekbeurten waarin minstens één van de volgende woorden voorkwam: klimaatverandering, klimaatcrisis, klimaatprobleem, broeikaseffect en opwarming van de aarde (inclusief variaties). De verzameling en verwerking van de krantenartikelen is beschreven in de verantwoording van het vorige onderzoek naar klimaatverslaggeving.

We zitten midden in een ‘derde klimaatgolf’, ziet Wijnand Duyvendak, die tegenwoordig campagneleider is bij GroenLinks. ‘Deze golf is hoger dan ooit, maar ik zal niet snel zeggen dat het besef nu definitief is ingedaald. Dat blijft een permanent gevecht.’ Hij merkt hoe lastig het is om aandacht te krijgen voor het klimaat in de huidige campagne. ‘Corona drukt veel weg.’ In het nationale probleembesef is klimaatverandering weggezakt van plek twee naar vier, toont onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Bij televisiedebatten wordt het onderwerp gereduceerd tot een discussie over kernenergie. De milieustellingen van de Stemwijzer (over rekeningrijden, een vleestaks, kern- en kolencentrales en luchthavens) zijn al twintig jaar grofweg dezelfde. ‘Maar inmiddels is een meerderheid van de Nederlanders tegen uitbreiding van Schiphol’, zegt Duyvendak. Er is wel degelijk veel veranderd, wil hij maar zeggen.

Duyvendak hoopt dat zijn partij dit momen-tum weet te benutten: ‘Bij de vorige coalitie-onderhandelingen hebben we ons misschien te makkelijk de kaas van het brood laten eten. Nu moet GroenLinks echt de macht grijpen, dat voel ik heel sterk.’ Dat zelfs een getuigenispartij als de Partij voor de Dieren de deur tot regeringsdeelname op een kier zet, komt volgens Marianne Thieme niet doordat haar opvolger Esther Ouwehand van koers is veranderd. ‘Het is eerder zo dat andere partijen in onze richting zijn opgeschoven.’

Thieme is trots op de aanjagersrol die haar partij heeft gespeeld. Meer dan eens kwam een afzwaaiend Kamerlid op de laatste dag naar haar toe om te zeggen dat al die verhalen over klimaatontwrichting en dierenwelzijn toch wel indruk hadden gemaakt. ‘In het begin waren mensen bang voor die donkergroene boodschap. Maar je ziet dat partijen onze ideeën en taal hebben overgenomen. Bijna niemand ontkent meer dat de landbouw een grote bijdrage levert aan de klimaatcrisis. Steeds meer parlementariërs praten over systeemverandering.’

Op het kantoor van Rob Jetten staat een tegeltje op de schouw. ‘Zoek de radicaal in jezelf’, staat er in krulletters op geschreven. Die les heeft hij ter harte genomen. ‘Ik merk dat mijn standpunten over het klimaat radicaler zijn geworden’, zegt Jetten. ‘Ik voel dat wij écht de laatste politieke generatie zijn die er nog wat aan kan doen.’ Tijd voor gemiste kansen is er niet meer. Verkeerde beslissingen kunnen een lange schaduw werpen. Dat zijn partijgenoot Brinkhorst instemde met de bouw van kolencentrales ‘is echt een fout geweest’, moet Jetten terugblikkend constateren. ‘Jongens, what were we thinking…’

Staatssecretaris Van Veldhoven heeft goede hoop dat Rutte III na deze verkiezingen de titel ‘groenste kabinet ooit’ kwijtraakt aan een nog ambitieuzere opvolger. Het voordeel van de polderaanpak is dat het klimaatbeleid nu stevig verankerd is in de samenleving, gelooft ze. Ja, het duurde lang voordat er overeenstemming was aan de klimaattafels, maar nu ligt er een stevige basis waarop voortgebouwd kan worden: ‘Als iets daadwerkelijk gedragen wordt, is de kans kleiner dat het daarna teruggedraaid wordt. Bedrijven en burgers hebben behoefte aan heldere afspraken.’ Wat ook helpt, benadrukt cda-kandidaat Bontenbal, is dat de Europese Commissie werk wil maken van een Green Deal. ‘Laten we dat als kader nemen, dat maakt het klimaatbeleid in Nederland een stuk rationeler.’

Ed Nijpels ziet een belangrijke rol weggelegd voor zijn vvd, die volgens hem als grootste partij van het land eindelijk eens haar verantwoordelijkheid moet nemen. ‘Als ik de stemwijzer invul kom ik waarschijnlijk niet automatisch meer bij de vvd uit’, bekent hij. ‘Maar ik pieker er niet over om de partij te verlaten.’ Onvermoeibaar dringt hij bij partijgenoten aan op een liberaal klimaatverhaal. ‘Dit is veruit het grootste probleem waarvoor we staan en daar moet je een standpunt over innemen, niet altijd electoraal benauwd zijn en op z’n best meestribbelen, zoals Rutte vaak doet. Als je premier wil zijn heb je de taak het land mee te nemen.’


Data & debat

Het publieke debat zou een vrije marktplaats moeten zijn waar ideeën met elkaar strijden, net zo lang tot het beste idee bovendrijft. Zo dacht John Stuart Mill erover. Maar wat blijft daarvan over in tijden van nepnieuws, bots en microtargeting? Nu het debat in toenemende mate online plaatsvindt is het belangrijk te onderzoeken op welke manier algoritmen, dataïsme en kwaadwillenden daar invloed op hebben. Data & debat onderzoekt dat samen met de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam en freelance onderzoekers. Zo onderzochten we eerder de hoeveelheid haatberichten waarmee vrouwelijke politici in Nederland te maken kregen en deden we onderzoek naar antisemitisme op Twitter.