Ook ik had een zwaar hoofd in het slagen van de missie van de Nederlandse militairen in de Afghaanse provincie Uruzgan. d66 zat er niet zo ver naast toen ze in december vorig jaar de missie als te gevaarlijk en niet haalbaar betitelde. Dat blijkt wel uit de recente discussie over de vraag of het etiket ‘opbouwmissie’ nog wel op zijn plaats is en er niet beter gesproken kan worden van een ‘vechtmissie’. Maar ik stem niet graag op een partij die misschien wel gelijk heeft, maar niet in staat is ook gelijk te krijgen, terwijl ze als coalitiepartij juist bij uitstek in de positie was om met goed politiek manoeuvreren de Nederlandse missie tegen te houden. Het bewijst maar weer eens dat politiek niet alleen een paar idealen en praktische ideeën in een verkiezingsprogramma is, maar ook gewoon een vak. Daar heb je dan wel vaklui voor nodig die net als schakers een paar zetten vooruit kunnen denken. Aan dat soort vaklui ontbrak het.

Bovendien maken de kopstukken in de partij ruzie. Partijlid Zus praat niet meer met Zo, Deze roddelt over Die en je weet niet meer wie je kunt geloven. Op zich heel gewoon, maar deze kruiwagen met kikkers is wel erg stuurloos geraakt. Daarvan getuigde de val van het kabinet, eind juni. Ook daarover waren de dames en heren het intern niet eens.

Nog steeds niet, overigens. Want wat was nou de inzet in juni bij het debat over Ayaan Hirsi Ali? De val van Rita Verdonk, en mislukte dat jammerlijk? Of zag fractievoorzitter Lousewies van der Laan haar kans schoon om Alexander Pechtold, de minister die de week daarvoor van haar de strijd om het d66-lijsttrekkerschap had gewonnen, alsnog dwars te zitten door hem als werkloze naar zijn achtertuin in Wageningen te verbannen?

Het lijkt zout wrijven in oude wonden, maar de wonden hebben nog geen korst. d66 heeft dit kleine beetje zout niet nodig om de pijn ervan te voelen. d66 is de weg kwijt, maar niemand durft dat toe te geven. De vraag waarvoor de partij nog op aarde is, zou aan bod moeten komen. Maar dat is altijd een moeilijke. Want stel dat het antwoord is: nergens meer voor?

Toch bekruipt je dat gevoel als je de speerpunten uit het verkiezingsprogramma leest. Als ik gratis kinderopvang voor werkenden wil, zijn er genoeg andere partijen waarop ik kan stemmen. De miljarden voor onderwijs zijn prachtig, maar iedereen vindt onderwijs een speerpunt. De verhoging van de aow-leeftijd klinkt realistisch als instrument tegen de dreigende kosten van de vergrijzing. Maar zolang er zoveel mensen zijn die al niet meer werken als ze zestig zijn, is het zonneklaar dat dit de komende vier jaar de groep wordt die aan het werk gehouden moet zien te worden en dat vinden intussen ook al alle partijen.

Wat blijft er dan over aan speciaals? Een prenatale screening in het basispakket, extra geld voor het openbaar vervoer, geen reclame bij de publieke omroep, een groener belastingstelsel? De laatste drie spreken me wel aan, bij de eerste heb ik mijn twijfels.

Maar wat blijft knagen is dit: ik zie de noodzaak van een partij als d66 anno 2006 niet. Bovendien wil ik niet dat mijn stem gaat naar een partij die straks meer commissarissen van de koningin (2) heeft dan kamerzetels, al weet ik dat deze redenering een self-fulfilling prophecy is.