1: Dit is een prachtige tentoonstelling, al was het alleen al om die Velázquez-schilderijen waar je normaal voor naar Madrid of Edinburgh moet, en dan zijn er ook nog meesterwerken van Zurbarán en Cotan, enfin, schitterend.
2: Het is te prijzen dat een groot nationaal museum als het Rijks zijn conservatoren carte blanche geeft om met zo’n enorm bruikleen vrijuit te rapsodiëren. Een bevriende museumdirecteur noemde de tentoonstelling ‘wonderfully intuitive’, en intuïtief is het: hier zijn schilderijen naast elkaar gehangen die dat nooit van elkaar gedacht zouden hebben.
3: Veel van die intuïtieve samenhangen zijn onnavolgbaar. De begeleidende teksten waarin samenhang aannemelijk gemaakt wordt zijn soms van een onthutsende oppervlakkigheid: alsof alleen de visuele overeenkomsten – een broodje, een gebaar – telden. De doodgemartelde heilige Serapion, door Zurbarán, een kapotgemarteld lichaam gehuld in een enorme witte pij, met een uitgesproken spirituele lading, heeft niets te maken met de gealarmeerde zwaan van Asselijn, die ernaast hangt. Dat iemand dat schilderij twintig jaar later in verband bracht met het lot van Johan de Witt (ook doodgeslagen) maakt het nog altijd geen schilderij over martelaarschap, laat staan een beeld van de spirituele betekenis daarvan. Je zou er net zo goed een foto van prinses Diana in haar bruidsjurk naast kunnen hangen: ook dood, ook wit.
- Nog eentje? Het is waar dat het gebaar dat de heilige Bernardus maakt, als hij met zijn rechterarm het lichaam van de gekruisigde Christus omarmt, wel wat lijkt op het tedere gebaar dat de jongeman in ‘Het Joodse bruidje’ maakt, maar die gebaren zijn in betekenis totaal verschillend. De heilige bevindt zich in een staat van religieuze extase – die gekruisigde omarming is een wonderlijk visioen. Francisco Ribalta drukte met zijn schilderij uit dat de geest het lichaam kan overstijgen, en een sterfelijk mens een goddelijk visioen kan binnengaan, alsóf het werkelijkheid is. Die jongeman in het ‘Bruidje’ daarentegen kón niet aardser zijn. Zijn gebaar is teder, dat zeker – maar het is een hand op een vrouwenborst. Het schilderij benadrukt stof, vlees, materiaal, het hier-en-nu, het lichaam, niet de geest.
5: Heeft Rembrandt dan iets met Velázquez van doen? Jazeker! Daar komt deze tentoonstelling veel beter tot zijn recht, maar ook daar is iets raars aan de hand. De samenstellers willen ons doen geloven dat de Hollandse en de Spaanse schilderscholen door de Tachtigjarige Oorlog gescheiden van elkaar tot ontwikkeling kwamen. Dat is op zich niet onjuist, maar toch is dat een geforceerde visie. Velázquez en Rembrandt hebben elkaar nooit gesproken en elkaars werk denkelijk niet gezien, maar zij zijn in artistieke zin juist op allerlei manieren met elkaar verbonden. Om te beginnen via Rubens, en Titiaan, en al die andere grote meesters die zij wél kenden. Rembrandt zag ze op de veiling in Amsterdam, Velázquez had ze in het Koninklijk Paleis als het ware boven zijn bed hangen – en Rubens zelf is daar nota bene nog bij hem op bezoek geweest. Ze hebben zich dus met een vergelijkbaar talent op dezelfde meesters gericht, en op dezelfde manier geprobeerd daar bovenuit te stijgen. De vergelijking van zo’n parallel snijdt wél hout; had er een Titiaan bij gehangen, als trait d’union, en het was een wereldtentoonstelling geweest.
Rembrandt-Velázquez: Nederlandse en Spaanse meesters, t/m 19 januari 2020 in het Rijksmuseum Amsterdam, rijksmuseum.nl