Zoniet de filmmuziek van de onlangs geridderde Willem Breuker. Alle muziek die hij tussen 1967 en 1994 bij de films van Johan van der Keuken maakte, heeft hij nu uitgebracht op cd. Daaruit blijkt dat je deze stukken ook als autonome muziek kunt beluisteren - er kan immers moeilijk verondersteld worden dat de luisteraar onmiddellijk weet welke film bij bijvoorbeeld The Way South hoort.
Zelden refereert de muziek direct aan de (film)titel. Vooruit, in Flute from the Andes horen we een panfluit tegen een snel wisselende achtergrond van water, vogeltjes en verkeerslawaai. Maar wat te denken van de Waddenzee Suite? De piano laat een intro in zwaar mineur horen dat uitmondt in een al even trieste marche funèbre. De piano en blazers herhalen als een tredmolen een sombere ostinato bas waar op een gegeven moment een melancholisch kermende sax zich uit los maakt. Kortom, allesbehalve water, wadden en wolkenluchten.
Met een beetje goede wil valt van Reisefieber nog een wel een clipje te maken. Breuker speelt op sax een oorstrelende melodie die een regelrechte ode aan Verdi lijkt te zijn. Gevoegd bij de titel zou je kunnen denken aan een eenzame reiziger die op zijn hotelkamer over zijn geliefde thuis droomt. Maar bij de meeste van de ruim dertig stukken op deze cd zie je niets anders dan spelende muzikanten voor je. De filmmuziek van Breuker verschilt dan ook niet wezenlijk van zijn concertmuziek. Het zijn dezelfde opgewekte deuntjes en vrolijke hupsakeetjes die Breuker met veel flair aan elkaar rijgt, doorspekt met virtuoze solo’s van de blazers. In Boogie-Woogie hoor je Breuker ten voete uit: het licht gehaaste tempo, een soort muzikaal snelwandelen, kan als de handtekening van Breuker gelden. Precies het tegenovergestelde vertegenwoordigt The Master and the Giant waarin een sloom zwoel ritme als drager fungeert voor een al even sensuele melodie.
Toch zijn er wel verschillen met de reguliere muziek van Breuker aan te wijzen. Zijn hoekige, knorrige kant is bijvoorbeeld minder aanwezig. De norse nootjesboer, zoals Ischa Meijer hem ooit karakteriseerde, toont zich in zijn filmmuziek ietwat bedaagder. Vooral de opbouw van de stukken is rustiger en geleidelijker. Maakt Breuker doorgaans veel gebruik van de zogenaamde montagetechniek, waarbij brokken muziek met scherpe cuts aan elkaar geplakt worden, hier is sprake van meer eenheid in materiaal en langere lijnen.
Die bescheiden opstelling is natuurlijk uiterst functioneel bij de beelden van Van der Keuken die zelf wel snel, strak en ritmisch monteert. De muziek biedt daar ruimte toe. In die zin dringt de vergelijking met de muziek van Michael Nyman bij de films van Peter Greenaway zich op. De neo-barok van Nyman zet weliswaar een sfeer neer, maar vult het beeld niet in. Zo is ook de muziek van Breuker geen muziek van beelden maar van sentimenten. Zijn stukken kunnen melancholisch, vrolijk, absurd of treurig zijn - een directe, ondubbelzinnig emotie die prachtig aansluit op de heldere filmstijl van Johan van der Keuken - altijd zie je een spelende muzikant voor je. Misschien is dat wel het geheim van goede filmmuziek.
- Liefhebbers van pure jazz mogen de cd Bering van klarinettist Michael Moore niet missen. Begeleid door Fred Hersch (piano) en Mark Helias (bas) ontlokt Moore de prachtigste melodieën aan zijn instrument. (Ramboy #11, distr. BVHaast).