Tijdens een sketch eind vorig jaar in het satirische tv-programma Saturday Night Live zaten Condoleezza Rice, Colin Powell en George Bush te wachten op Donald Rumsfeld. De telefoon ging en Bush nam op. Het was Al Gore, die meldde dat alles vergeven en vergeten was en dat hij zelfs bereid was Bush te helpen in deze moeilijke tijden. Bush probeerde het gesprek beleefd te beëindigen, maar Gore babbelde door. Rumsfeld kwam binnen, vroeg met wie de president in gesprek was, rukte de hoorn uit Bush hand, en baste tegen Gore: «Ga onmiddellijk van die lijn af!»
Gezien de reputatie van deze minister van Defensie is het opmerkelijk dat hij voor bemiddeling naar India en Pakistan wordt gestuurd, en niet een meer empathisch type als minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell. Rumsfeld is er de man niet naar om begripvol bij de heren in Azië aan te schuiven, maar eerder iemand die komt vertellen dat het gelazer over die grensstreek nu eens afgelopen moet zijn. Niet alleen omdat de twee landen een nucleair conflict riskeren, maar ook omdat Pakistan zijn aandacht verlegt van de jacht op terroristen naar oorlog met India, en toevallig is de jacht nu Amerikas prioriteit.
Rumsfeld houdt niet van de zachte aanpak. Als hij op weerstand stuit, zoals onlangs met het schrappen van de plannen voor het artilleriesysteem Crusader, dan weet hij hoe het spel te spelen. Zijn ondergeschikte Thomas White was in het geniep tegen de minister ingegaan, en ineens merkte hij via «gelekte» berichten dat zijn positie ter discussie stond. White begreep de boodschap en gaf zich over. Anderen binnen het defensieapparaat beseften dat ze best een afwijkende mening over Rumsfelds plannen mogen hebben, maar dat gekonkel in de wandelgangen wordt gestraft.
Rumsfeld houdt niet van insinuaties of onduidelijkheid en laat dat tijdens zijn persconferenties duidelijk weten. Zijn woordenwisselingen met het perscorps zijn vaak rechtstreeks uitgezonden, en op zeker moment golden de sessies als het leukste wat er op tv te zien was. Iemand die vroeg of het Witte Huis dit of dat vond, kreeg te horen dat het Witte Huis een gebouw zonder mening was, dus of men maar een naam wilde noemen. Toen weer eens werd gevraagd of Osama bin Laden al bijna gevangen was, vond de minister dat een onwerkbare formulering: zolang je op het erf achter een kip aan zit, heb je de kip niet. Toen de vraag een volgende keer weer langskwam, verzuchtte Rumsfeld: hier komt het erf weer.
Ooit had hij de Washington Post en Newsweek op bezoek, en dat ging als volgt:
Rumsfeld: Dus de vraag was?
Pers: Ze beweren dat u zegt
Rumsfeld: «Ze» is Newsweek?
Pers: Ja.
Rumsfeld: Wie?
Pers: Nee, u. De minister van Defensie.
Rumsfeld: Wie bij Newsweek beweert dat? Iemand?
Pers: De hele groep.
Rumsfeld: De hele groep. Goed, het is een commissie.
Pers: Een commissie, ja.
Rumsfeld: Goed.
Pers: Ze zeiden dat hoe dan ook, iemand lekte naar…
Rumsfeld: Iemand. Wie? Wat voor type? Militair? Burger?
Pers: Dat weet ik niet.
Rumsfeld: U weet dat niet?
Pers: Het zou een zeer betrouwbare bron zijn.
Rumsfeld: O ja, natuurlijk. Goed.
Pers: (volgt een lange vraag)
Rumsfeld: Dat is niet waar.
Pers: Het is niet waar.
Rumsfeld: (…) Degene van wie dat verhaal komt, heeft dringend supervisie van een volwassene nodig.
En zo verder. Kennelijk vond men dit bij het Pentagon interessant genoeg om op de eigen website te zetten.
Voor Rumsfelds eigenzinnige taalgebruik is in het Pentagon de term Rummy Speak bedacht. Daaronder valt het antwoord op de vraag of hij Bin Laden dood wenst: «O mijn grote zaligheid ja zeg, na wat hij heeft gedaan?» En in reactie op een bericht dat sommigen binnen het Pentagon stiekem het Congres trachtten te beïnvloeden: «Iemand met een overactieve schildklier schijnt eerder zijn mond te hebben gebruikt dan zijn hersenen. Die dingen gebeuren.» Vergaderingen pleegt hij te beginnen met de kreet: «Whos nickel?» oftewel: «Wat doen we hier eigenlijk?» En zijn medewerkers weten dat het foute boel is als hij een zin begint met: «Ik heb een minimum aan respect voor…»
Een boekje over de man en zijn stijl heeft de bestellerlijst van de Washington Post gehaald, en er is een Yahoo-groep voor Rummy-fans. Ze zijn dol op de zogeheten Rumsfeld Rules, een lijst met wijze woorden waarmee Rumsfeld een jaar of dertig geleden is begonnen en die hij nog steeds aanvult. De lijst, ook al te vinden op de website van het Pentagon, omvat adviezen als: «Behoud je gevoel voor humor. Zoals generaal Joe Stillwell zei: hoe hoger een aap klimt, hoe meer je van zijn achterwerk ziet.»
Vóór 11 september maakte Donald Rumsfeld weinig indruk, net als de president. Maar nadat de jacht op Bin Laden werd geopend, liep het land met hem weg. Vrouwelijke columnisten noemden hem ineens sexy, doortastend, grappig, en oorspronkelijk precies het type man waar het land behoefte aan had, na een president die de betekenis van het woordje «is» ter discussie wenste te stellen. Rumsfeld zou daar «een minimum aan respect» voor hebben gehad.
Donald Rumsfeld is «meedogenloos» in het najagen van zijn doel, zei een vroegere campagneleider van Nixon, een «bijzonder agressieve promotor van zijn ambities».
Op de middelbare school was Donald een fanatiek worstelaar. Tabak en alcohol waren taboe. Hij ontmoette er zijn latere vrouw Joyce, die viel voor zijn tomeloze energie en volwassenheid. Op Princeton werd hij aanvoerder van zowel het worstelteam als de footballers. Hij raakte geïnteresseerd in politiek en stuurde Joyce, toen ze aan de andere kant van het land kunstgeschiedenis studeerde, lijstjes met politieke boeken die ze moest lezen. Een half jaar na hun afstuderen in 1954 zijn ze getrouwd.
Bij de marine werd hij piloot, een opleiding die niet zonder gevaar was («We verloren vijftien vrienden», zei Joyce) maar wel goed voor het zelfvertrouwen. Rumsfeld overwoog bij de marine te blijven, maar koos toch voor de politiek. Hij werkte voor verscheidene Republikeinen, en besloot al op zijn 29ste deel te nemen aan verkiezingen. Rumsfeld won de voorronde en de parlementszetel.
President Nixon benoemde hem in 1970 tot adviseur en Rumsfeld kreeg een kamer in het Witte Huis. Topadviseurs Ehrlichman en Haldeman waren niet zo gesteld op de eigenwijze jongeman, die posten weigerde waar hij geen zin in had. Op den duur beseften ze dat «de ambitieuze Rumsfeld elke taak zou weigeren die niet ten goede kwam aan zijn doelstellingen», aldus Ehrlichman.
Ooit hopen we in zijn memoires te lezen waarom hij in 1972 ineens Navo-ambassadeur in Brussel wilde worden. Uit liefde voor de Navo? Of voorzag hij dat iedereen in het Witte Huis min of meer beschadigd uit het Watergate-schandaal tevoorschijn zou komen? Het was een nuttige baan voor Rumsfeld: hij deed er ervaring op in defensie en buitenlandse zaken.
Op de dag dat Nixon aftrad, vroeg Gerald Ford Rumsfeld naar Washington te komen om de regeringswisseling te leiden. In 1975 werd Rumsfeld de jongste minister van Defensie in de Amerikaanse geschiedenis. Hij had weinig op met Henry Kissinger. Minister van Buitenlandse Zaken Kissinger deed aan politiek, en kon een verdrag met de Russen verdedigen om het politieke belang, ook al was het inhoudelijk misschien niet fantastisch. Rumsfeld vond zon redenering gelul en dat liet hij Kissinger ook weten. Naar verluidt noemde Kissinger hem ooit de meest meedogenloze man die hij kende.
Nadat Ford de verkiezingen in 1976 had verloren, begon Rumsfeld een loopbaan in het bedrijfsleven, door een farmaceutisch bedrijf van de ondergang te redden. Hij leidde een weinig subtiele reorganisatie en werd door Fortune op de top-tien van onverzettelijke leiders gezet. Tevens kreeg hij een lucratief medicijn voortijdig goedgekeurd dankzij zijn connecties bij de overheid. Toen het bedrijf een paar jaar later door Monsanto werd gekocht voor 2,7 miljard dollar was Rumsfeld multimiljonair. Hij herhaalde zijn kunstje bij een fabriek van satelliet- en kabeltelevisiespullen: flinke ontslagen en afstoting van oneigenlijke onderdelen. Hij bracht het bedrijf naar de beurs, en vertrok nog rijker dan hij al was.
Rumsfeld zat in het bestuur van grote ondernemingen als Kellogg en Sears, maar kon uiteindelijk niet zonder politiek. Nog voor zijn terugkeer naar Washington kwam hij met een rapport over het gevaar dat landen als Noord-Korea, Iran en Irak vormen voor de VS, landen die met hulp van Osama bin Laden intussen zijn gepromoveerd tot de as van het kwaad. De beste bescherming tegen de raketten van zulke landen is een ruimteschild, meent Rumsfeld, die daar tijdens de begrotingsonderhandelingen de nodige miljarden voor lospeuterde.
Rumsfelds relatie met vice-president Dick Cheney gaat terug tot 1969. Cheney werkte voor een congreslid en stuurde Rumsfeld een memo over een reorganisatie van het instituut waarvan Rumsfeld de baas was. Rumsfeld was onder de indruk, en nam de acht jaar jongere Cheney in dienst. Als stafchef onder Ford koos hij Cheney als assistent.
Dat Rumsfeld twee jaar geleden weer naar Washington werd gehaald, heeft hij aan Cheney te danken. Cheney was enigszins bezorgd over de gebrekkige ervaring van presidentskandidaat Bush jr., en over zijn eigen gezondheid; het kon geen kwaad als er een oude rot in de buurt was. Hij zorgde er dus voor dat Rumsfeld defensieadviseur werd tijdens de verkiezingscampagne, en minister na de overwinning.
Het zal niemand verbazen als Donald Rumsfeld in 2004 de running mate van Bush wordt, mocht Cheney met zijn problematische hart afzien van een tweede termijn. En Rumsfeld mag dan 69 zijn, hij kan zich nog steeds met één arm opdrukken.