Na onderzoek concluderen de Amerikaanse inlichtingendiensten dat de Russen lessen zullen trekken uit hun inmenging in de Amerikaanse presidentsverkiezingen en die kennis zullen gebruiken ‘tegen Amerikaanse bondgenoten en hun verkiezingen’. Laat Nederland nou een bondgenoot zijn en ook nog eens binnenkort verkiezingen hebben. Voor wie die Amerikaanse inlichtingendiensten niet gelooft: zelfs president-elect Donald Trump twittert inmiddels niet meer dat die berichten over Russische inmenging nonsens zijn.
Volgens het Amerikaanse inlichtingenrapport zit er een langdurige strategie van de Russen achter de recente inmenging bij de Amerikaanse verkiezingen. Die strategie zou erop gericht zijn de westerse liberale orde in diskrediet te brengen. Zeg maar om de boel hier, inclusief de democratie, te destabiliseren. Toen ik dat las, bekroop me de ironische gedachte dat de Russen zich die moeite kunnen besparen, destabiliseren lukt hier zo ook wel. Maar hoeveel invloed zouden ze inmiddels ook hier hebben, met hun nepnieuws, hacks of anderszins?
Dat we ook zonder Russische inmenging in vreemde tijden leven, blijkt niet alleen uit het aantal politieke partijen, 81, dat zich bij de Kiesraad heeft geregistreerd, maar ook door het soort partijen. Neem GeenPeil. Die partij wil haar eventuele Kamerleden bij stemmingen de wil van het volk direct laten vertolken met behulp van internetpeilingen. Zelf nadenken en een oordeel vormen is er voor de Kamerleden van GeenPeil niet bij, ze gaan stemmen zoals u dat wilt. Ik stel me zo voor dat ze dan zowel voor belastingverlagingen zullen moeten zijn als voor meer overheidsuitgaven. Van wisdom of the crowd, waar vaak hoog over wordt opgegeven, blijkt in Californië – dat referenda kende over belastingen en overheidsuitgaven – in ieder geval geen sprake. Torenhoog zijn de schulden van deze Amerikaanse staat.
Nog bonter zullen de eventuele Kamerleden van de Partij voor de Niet Stemmers het gaan maken. Zij zullen, zoals de naam van de partij al doet vermoeden, niet gaan stemmen in de Tweede Kamer. Je denkt dat het een grap is, een partij oprichten voor mensen die niet gaan stemmen. En dan als Kamerlid vervolgens ook niks gaan doen. Terwijl het idee er achter toch is om niet-stemmers een stem te geven. Maar het is bloedserieus. Dat eventuele Kamerleden van de Niet Stemmers voor dat niks doen meer dan een ton per jaar opstrijken, zou voor de kiezer die het heeft over zakkenvullende Kamerleden toch een reden moeten zijn om dan in ieder geval niet op deze partij te stemmen. Maar in logica geloven als het gaat om stemgedrag, is niet verstandig.
De Niet Stemmers zijn inmiddels al in aanvaring gekomen met de Club van Niet Kiezers, want ook die bestaat, met een postadres in het Estlandse Tallinn, echt waar. De Raad van State is gevraagd om te beslissen of die twee partijnamen te veel op elkaar lijken. De Kiesraad, die partijnamen kan verbieden als de goede zeden in het geding zijn of de naam reeds geheel of gedeeltelijk bestaat, heeft ze alle twee geaccepteerd. Op de 18de van deze maand is de uitspraak van de Raad van State.
De twee partijen richten zich op dezelfde doelgroep, kiesgerechtigden die niet gaan stemmen oftewel die niet kiezen. Die zouden in 2012 met 25,4 procent van de kiesgerechtigden goed zijn geweest voor meer zetels dan de als tweede geëindigde pvda. Daar valt wat te halen moeten de leiders van Niet Kiezers en Niet Stemmers hebben gedacht. Probleem is wel: het gaat om niet-stemmers.
Toen honderd jaar geleden het algemeen kiesrecht en het evenredig kiesstelsel werden ingevoerd, leidde dat bij de eerste parlementsverkiezingen tot bijzondere toestanden. Er deden ineens maar liefst 32 partijen mee. Zeventien daarvan kwamen in de Kamer, waarvan er tien nieuw waren. Van die tien nieuwelingen hadden er acht slechts één zetel, de andere twee respectievelijk twee en drie. Voor de nieuwkomers van nu: successen uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Voor zover je het behalen van één zetel een succes kunt noemen.
Nu zitten er trouwens ook zeventien fracties in de Tweede Kamer en zijn er negen partijen met drie zetels of minder. Zes daarvan zijn echter niet op eigen kracht in het parlement gekomen, maar doordat Kamerleden zich in de loop van de afgelopen vier jaar hebben afgescheiden van de partij waarvoor ze oorspronkelijk in de Kamer kwamen. Honderd jaar geleden maakte de politiek zelf direct weer een einde aan de makkelijke manier waarop nieuwe partijen een zetel konden verwerven door de kiesdeler voor restzetels te verhogen. Veel moeilijker is het om nu de versnippering als gevolg van afscheidingen tegen te gaan.
Mocht na 15 maart de Tweede Kamer opnieuw zo versnipperd zijn, dan zal het effect zijn zoals honderd jaar geleden. In het boek De eerste honderdvijftig jaar: Parlementaire geschiedenis van Nederland 1796-1946 staat dat omfloerst beschreven: politieke partijen namen ‘alle ruimte om de eigen identiteit te accentueren en dus ook de verschillen met de naaste buren’. Oftewel ze maakten om het kleinste detail ruzie, om toch maar vooral de noodzaak van het eigen bestaan te accentueren.
Met een partij van Niet Stemmers die in de Kamer haar mond houdt zal dat probleem zich niet voordoen. Maar dat zou dan ook het enige voordeel van deze partij zijn. Democratie in riskante tijden heet het hoofdstuk over het interbellum in het boek over parlementaire geschiedenis. Hopelijk wordt dat over een eeuw niet weer gezegd, maar dan over nu.