Op 9 november 1974 stierf in een Duitse gevangenis raf-terrorist Holger Meins als gevolg van een hongerstaking. Op zijn sterfdag woog de 1,83 meter lange Meins nog maar 39 kilo. Ruim vijfduizend sympathisanten bezochten zijn begrafenis. Studentenleider Rudi Dutschke bezwoer met gebalde vuist voor de camera: ‘Holger, de strijd gaat verder!’ Voor links Duitsland stond vast: Holger Meins was vermoord door het reactionaire Duitsland van Bonzen, Banken und Behörden (bonzen, bankiers en autoriteiten). De advocaat van de raf, Otto Schily, die later minister van Binnenlandse Zaken zou worden, sprak van een ‘moord op rantsoen’. In de laatste dagen van zijn leven kreeg Meins kunstmatige voeding van vierhonderd kilocalorieën per dag.

Birgit Hogefeld, lid van de derde generatie van raf-leden, zou later over het beeld van de uitgemergelde Meins zeggen: ‘De foto van de dode Holger Meins zullen mensen hun leven lang niet vergeten, ook omdat deze uitgemergelde mens het beeld opriep van concentratiekampgevangenen en de doden van Auschwitz.’

In Frank Witzels roman Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht keren die beelden terug: ‘De foto’s die er toen van Holger Meins waren, herinnerden me aan twee schilderijen, aan De dode Christus in zijn graf van Holbein, wat eerlijk gezegd in zekere zin ook een blasfemische afbeelding is, dat wanhopige en geschrokken lichaam, opgesloten in een lage kist waaruit geen ontsnapping mogelijk is, levend begraven, alsof Holbein de verrijzenis wilde ontkennen. En natuurlijk verder aan Mantegna’s Christo in Scurto, tenminste toen de foto van de obductie werd gepubliceerd, op precies dezelfde manier perspectivisch verkort en vertekend.’ Het is een illustratie van de associatieve gedachtenstroom van de verteller Timo en zijn fascinatie voor kunst, religie en de terroristen van de Rote Armee Fraktion.

Ruim vijftien jaar werkte Frank Witzel (1955) aan zijn meer dan achthonderd bladzijden tellende roman. In 2012 ontving hij voor het nog onvoltooide manuscript de Robert Gernhardt Preis, een literatuurprijs van het ministerie van Wetenschap en Cultuur van de deelstaat Hessen, om drie jaar later de Deutscher Buchpreis te winnen. Eerdere laureaten waren Julia Franck en Lutz Seiler. De jury was vol lof over dit ‘hybride compendium van pop, politiek en paranoia’. Der Spiegel noemde de roman ‘de meest buitengewone en veeleisende winnaar’ uit de geschiedenis van de Buchpreis.

In zijn roman schetst Witzel een origineel beeld van de naoorlogse Duitse geschiedenis. Het is een omvangrijke en fantasievolle roman die veel vraagt van de lezer. De schrijver, die op uitnodiging van het Nederlands Letterenfonds als writer in residence aan het Amsterdamse Spui verblijft, zei hierover bij de presentatie van de vertaling: ‘Er zijn passages die je gerust over kunt slaan. Dat is helemaal niet erg.’

Het moet een mammoetwerk zijn geweest voor de vertalers Josephine Rijnaarts en Ard Posthuma, die de uitdaging samen zijn aangegaan. Ze zijn hierin met verve geslaagd. Neem de volgende zinnen, waarin het Nederlands net zo natuurlijk klinkt als het Duits van Witzel: ‘Mij kan het niet schelen, zolang ik mijn ouders maar niet hoef te zien als ze dood zijn, zolang ik maar eerder doodga dan zij, omdat ik bang ben om ze dood in de kamer of op bed te zien liggen. Omdat ik niet weet wat je dan moet doen, of je naar ze toe moet gaan of niet naar ze toe moet gaan, of je een kruis moet slaan of nog geen kruis moet slaan, of je huilt of niet huilt, gewoon wat je moet doen.’ De verschillende schakeringen in stijl, het eigen idioom van priesters, leraren en tieners, de veelvuldige verwijzingen naar Duitse popblaadjes en Engelse bands uit de jaren zestig: ze zijn in soepel Nederlands overgezet.

‘Of je bent een deel van het probleem óf je bent een deel van de oplossing. Daartussen bestaat er niets’

Wat maakt dit boek zo bijzonder? Allereerst de wijze waarop Witzel de Duitse geschiedenis verbindt met de wereld van de tiener Timo, die er manisch-depressief op los fantaseert. In een schriftje, dat hij verstopt achter een kast, schrijft hij alles op wat met de Rote Armee Fraktion te maken heeft. De arrestatie van Holger Meins, die als hij van zijn bed wordt gelicht alleen een zwarte onderbroek aan heeft, doet hem denken aan de gevangenname van Jezus in de tuin van Getsemane. Met zijn vrienden denkt Timo erover naar Oost-Duitsland te gaan, omdat het klimaat daar gunstiger lijkt voor wapenoefeningen: ‘Claudia zegt dat je daar gemakkelijker aan wapens komt, omdat ze daar al op hun veertiende elke middag na school naar het leger moeten. Daar mogen ze dan met oude Russische geweren schieten. Bovendien wordt er in de Oostzone heel anders tegen kinderen aangekeken. Ze mogen met messen of katapulten of luchtbuksen rondlopen en hun eigen ouders verklikken of bespioneren.’

De gedachtestroom is weliswaar speculatief, maar niet zweverig. ‘Een eigenaardige fout van Duitsers is dat ze wat voor hun voeten ligt in de wolken zoeken’, zei Arthur Schopenhauer eens. Het prettige voor de lezers van Witzel is dat hij concreet en beeldend schrijft. Over popbandjes en undergroundblaadjes, over Gudrun Ensslin en Andreas Baader, of over het oosten van Duitsland, dat toch ook zijn nadelen heeft: ‘Ze hebben geen treinen en geen trams, omdat ze alles los moesten trekken en naar Rusland moesten sturen. In ruil daarvoor hebben ze machinegeweren gekregen. Ze kennen ook geen kauwgum of ander snoepgoed. Chocola is in de Oostzone oud brood waar ze cacao op hebben gestrooid.’

Maar het is vooral de wonderlijke menging van fictie en documentaire, roman en essay, dialogen en uitgebreide filosofische passages die dit boek een van de meest originele romans uit de Duitse literatuur maakt. De roman bevat uitgebreide bespiegelingen over de invloed van het nazi-jargon op de Duitse taal, aan de hand van de ‘Nazi Word Factor’. Het woord ‘Alpentoerisme’ kent een topwaarde van 7,3. Hij gaat in op het Duitse onderwijs en muziek. De roman maakt daarvoor gebruik van verschillende tekstsoorten: korte verhalen, kleine portretten, lange essays, dialogen en verhoren.

Dan zijn er ook nog de beknopte hagiografieën van de leden van de Rote Armee Fraktion en een origineel onderzoek van Timo naar de culturele betekenis van het moeras. Dat laatste behoort tot de hoogtepunten van het boek. Het blijft natuurlijk een monstrum, deze roman van achthonderd bladzijden, maar je mist wel een hoop als je zou doorbladeren. Achter in het boek is een register van veertien bladzijden opgenomen. Van Aartsengel Gabriel tot Frank Zappa: je vraagt je af over wie Witzel níet geschreven heeft. ‘Ik heb geprobeerd de tekst op te delen in twee of misschien zelfs drie romans, maar was telkens ontevreden, omdat er voor mij telkens wat ontbrak. Om erachter te komen wat bij deze tekst past, dat was het echte werk, dat mij ook de laatste jaren bezighield’, vertelde de schrijver voordat hij de Buchpreis won.

Begin deze maand vierde Duitsland de 26ste verjaardag van de Duitse eenwording. Het is een viering waarbij de aandacht vaak uitgaat naar de ddr. Zeker nu de ontwikkelingen die Duitsland verdelen – de opkomst van Pegida en Alternative für Deutschland – in het oosten scherper waar te nemen zijn. Maar ook de oude Bondsrepubliek hield in 1990 op te bestaan, en juist dat land wekt Witzel tot leven. Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht is een roman die je terugbrengt naar een land dat niet meer bestaat. Naar documentaires als Wie baue ich einen Molotowcocktail?, het stoffige en conservatieve Duitsland van voor de studentenrevolte, Märklin en Fleischmann, undergroundblaadjes en schlagerzangers. En naar gevleugelde woorden van terroristen, zoals deze van Holger Meins: ‘Of je bent een deel van het probleem óf je bent een deel van de oplossing. Daartussen bestaat er niets. Zo makkelijk en toch zo moeilijk.’


Op zaterdag 5 november treedt Frank Witzel op tijdens de achtste editie van Het Grote Gebeuren in het Groninger Forum, locatie Oude Boterin

Beeld: Protestmars na de uit- vaart van RAF-terrorist Holger Meins, die na een hongerstaking in de gevangenis overleed. Tweede van links priester Helmut Ensslin, vader van RAF-terrorist Gudrun Ensslin. Ham- burg, 18 november 1974 ( Werner Baum / HH / DPA Picture-alliance gmbh)