
De angst die Abdikarim bespeurt in Amerika heeft hij gezien in de rechtszaal, in de blik van een jongen, Zachary Olson, die terechtstaat omdat hij een bevroren varkenskop door de voordeur van de moskee heeft gegooid tijdens de ramadan. Een politieke daad, een kwajongensstreek of een wanhopige poging om aandacht te trekken? De Somalische gemeenschap in Shirley Falls is opgeschrikt, de White is Might-racisten proberen er een slaatje uit te slaan, en dan is er nog de familie Burgess… Zach Olson is de zoon van Susan Burgess en haar ex, een Zweed. Haar broers Bob en Jim, allebei jurist, doen pogingen hun neef uit de juridische puree te halen. Jim is de kille, gelikte en succesvolle advocaat die naam heeft gemaakt in een O.J. Simpson-achtige zaak; Bob is de warmbloedige jurist die onzeker en weinig doortastend is. De zogenaamde hulp die de Burgess-broertjes bieden brengt de zaak van Zach niet verder, integendeel. Het is uiteindelijk Abdikarim die, dankzij zijn opmerkzaamheid en sociale inzichten, de doorslaggevende stappen zet die de ‘lieve vrede’ terugbrengen en de gemeenschap rust brengen.
The Burgess Boys heb ik een familieroman genoemd, vooral omdat het hele verhaal rond het varkenskop-incident wordt gekleurd door een familiegeheim dat tientallen jaren doorwoekert in de drie Burgess-kinderen, met alle relationele gevolgen van dien. Wie is er de schuld van dat hun vader is overreden door zijn eigen auto, terwijl zijn kinderen in die auto zaten en rommelden met de handrem? Alledrie gaan gebukt onder een schuldgevoel, maar er is er één die precies weet hoe het is gegaan.
‘Niemand kent ooit iemand anders.’ Dat is de slotzin van de proloog. Daarin kondigt de dochter van een weduwe uit Shirley Falls, die de Burgess-jongens nog heeft lesgegeven, aan dat zij het verhaal van de Burgess-broers zal gaan vertellen, ontdaan van alle roddel, achterklap, vooroordelen en rumoer. Dat lukt haar ook, heel subtiel. Want The Burgess Boys is geen vertelling geworden die directe, maatschappelijke kritiek wil leveren op een angstig land dat zijn eigen minderheden (de Somaliërs in dit geval) op basis van gebrekkige kennis onheus bejegent. Elizabeth Strout houdt het ‘kleiner’, en daardoor is haar verhaal effectiever. Het is haar eerder te doen om het effect van het varkenskop-incident op de drie Burgess-kinderen: dat incident ontmaskert als het ware hun valse identiteit en legt hun particuliere angsten en onderlinge afhankelijkheid bloot. Het persoonlijke blijkt politiek, en de individuele handeling (Abdikarim!) levert veel meer op dan de grove, onpersoonlijke en intimiderende netwerkacties van superadvocaat Jim, misbruiker van emoties.
In een voorspelbare politieke roman zou een schrijver uitgebreid ingaan op de motieven van Zach Olson – die later in het boek in paniek naar zijn vader in Zweden vlucht omdat hij bang is gevangenisstraf te krijgen – om die varkenskop door de deur van de moskee te gooien. Maar Strout portretteert Zach als een naïeve, bangelijke, stille jongen die nauwelijks op de hoogte is van islam, ramadan, Somalische eetgewoontes, de politieke toestand in Somalië of de positie van de Somaliërs in Maine. Waarom gooide hij die varkenskop? Om zijn verre vader te imponeren? Als verlate reactie op het feit dat hij vroeger op school werd gepest en geslagen? The Burgess Boys geeft geen eenduidig antwoord op die vragen, wel presenteert de roman altruïstische personages die alle ijdele inspanningen van de Burgess-broers aftroeven. Zijn ooms dringen nauwelijks tot hun neef door. Zachs moeder heeft geen greep op hem. Het is Abdikarim die Zach – óók vluchteling – beter begrijpt dan zijn naaste familie: ‘Als de geest twee werelden bezet, ziet die niets.’ In de ene wereld is er geweld in de stad, zodat vrouwen en dochters (ook die van Abdikarim) weggestuurd dienen te worden. In die andere wereld is er een winkel die gerund moet worden, samen met een zoon. Een einde maken aan de angst, dat is het heldere inzicht dat Abdikarim bereikt, een man die gefascineerd is door de geschiedenis van Amerika. Hij heeft een dvd uit de plaatselijke bibliotheek gehaald, Moments in American History, en bekijkt keer op keer één tafereel: de moord op president Kennedy op 22 november 1963 in Dallas, ‘vanwege de vrouw in haar roze mantelpakje die over de achterkant van de auto kruipt om te proberen een stukje van haar man dat ze weg zag vliegen te pakken te krijgen’. Abdikarim ziet haar niet als iemand die louter belust was op geld en kleren maar als zijn ‘geheime vriendin’. Dit beroemde filmfragment, met alle angstpsychoses en nationale paranoia die er het gevolg van waren, is voor hem de reden om iets te doen: een brug slaan tussen Shirley Falls, Maine (de bekrompen provincie) en de Somalische gemeenschap, waarvan hij een vooraanstaand lid is.
Elizabeth Strout heeft met The Burgess Boys een roman geschreven die stelselmatig de platgetreden paden van de voorspelbare actueel-politieke roman vermijdt. Haar vertelling probeert via subtiele verschuivingen binnen familierelaties iets substantieels te zeggen over een vaak ongrijpbaar fenomeen, angst, en het effect daarvan op het dagelijkse leven. Een boek vol kleine ontmaskeringen, onverwachte wendingen en grote verrassingen.