Als de anarchist Randle McMurphy levert Jack Nicholson in One Flew over the Cuckoo’s Nest (1975) een fabuleuze acteerprestatie, maar niet zijn beste. Die kwalificatie is weggelegd voor zijn vertolking twee jaar eerder van matroos Buddusky in Hal Ashby’s roadmovie The Last Detail, waarin twee vlootsoldaten een collega naar de gevangenis escorteren. Deze film, samen met One Flew te zien in het grote Jack Nicholson-zomerretrospectief van het Eye Film Instituut Nederland, is een van de beste films van de jaren zeventig. Beide werken hebben gemeen dat hun betekenis opgesloten ligt in een mix van politiek en moraal en psychologie.
Voor Nicholson was Ashby de ideale regisseur, iemand die niet probeerde acteurs te ‘bewerken’, maar die volgens ingewijden pas in de montagekamer de betekenis van een scène creëerde. Nicholson kreeg dan ook vrij spel in The Last Detail. En dat zie je: het werk heeft een rauwe kwaliteit die bepalend was voor de Amerikaanse cinema van de jaren zeventig. Interessant is dat Ashby dolgraag One Flew wilde regisseren met Nicholson in de hoofdrol. Maar door zijn teruggetrokken karakter kon Ashby moeilijk overweg met producent Sael Zaentz. De regisseur werd Milos Forman.
Voor zijn verfilming van Ken Kesey’s roman koos ook Forman voor een realistische benadering. Het werk, nu te zien in een opgepoetste versie, is nog altijd heerlijk om naar te kijken. Maar toch lijkt er een interessante verschuiving van betekenis te hebben plaatsgevonden in de jaren sinds de oorspronkelijke release: eerst was de film zowel een vrij getrouwe weergave van Kesey’s specifieke visie op waanzin, mannelijkheid en moraliteit als een vooruitwijzing naar de cultuur van flower power, bijvoorbeeld de echte en door drugs geïnspireerde reizen en ‘artistieke feesten’ van Kesey’s Merry Pranksters zoals beschreven door Tom Wolfe in The Electric Kool-Aid Acid Test.
Een hippiefilm, dus. Maar inmiddels zijn er geen hippies meer en het tegendraadse politieke karakter van One Flew - de strijd in het gesticht als allegorie van de Amerikaanse culture wars - komt ook niet meer zo relevant over.
Wat overblijft is een aanklacht tegen benepen denken en seksuele repressie. De vrije geest McMurphy barst van de seksualiteit. En Nurse Ratched (Louise Fletcher) wordt eigenlijk meteen verliefd op hem. Bewijs hiervoor is te vinden in de scène waarin de directie de mogelijkheid bespreekt dat de oproerkraaier maar eens naar een andere instelling wordt overgeplaatst. Immers, zo wordt duidelijk gezegd, er is mentaal niets mis met hem. Dus, overplaatsen. Maar hier steekt Nurse Ratched een stokje voor; ze wil hem niet kwijt, ze wil hem.
Je zou zelfs kunnen zeggen dat Nurse Ratched een toonbeeld van conservatieve vrouwelijkheid is, een tiran die de wilde seksualiteit van de mannen onder controle wil houden, onder meer door hen iedere dag medicijnen te geven. Om hen impotent te houden of maken? Op het oog is er met deze mannen niets mis, niet echt, behalve dat ze net als bijvoorbeeld Billy (Brad Dourif) problematische relaties met vrouwen hebben. McMurphy komt als geroepen. Hij bestelt een bevriende prostituee, die Billy’s problemen oplost door vrijblijvend seks met hem te hebben.
Vooral deze verhaallijn suggereert dat One Flew los van de context van de jaren zestig en zeventig meer over een crisis van mannelijkheid gaat. En over een hunkering naar bevrijding van wat de ‘gestoorde’ mannen zien als de tirannie van de harde, controlerende vrouw, in alles een protofeminist.
One Flew is wel degelijk meer dan een politiek of sociologisch statement of een blik op de gesloten wereld van de psychiatrie; het werk is een tijdloze ode aan vrijheid van denken.
Geen betere acteur om gestalte te geven aan dat laatste dan Jack Nicholson. Maar dan wel de Jack Nicholson van tot en met 1985, het jaar van Prizzi’s Honor, zijn laatste echt goede film.
Retrospectief rond Jack Nicholson, van 30 juni tot 31 augustus in Eye Film Instituut Nederland te Amsterdam