Dakloze C., eens werkgever, staat op de uitkijk. ‘Het is hier linke soep’, zegt hij. ‘Marokkanen komen ons ’s(nachts beroven. Ook voor de politie moeten we oppassen.’
Sinds kort is het in Amsterdam verboden om buiten te slapen. Burgemeester Patijn haakt in op de trend: de tolerantie voor afwijkend gedrag is afgenomen, de stad moet fraai en schoon.
Om kwart over twaalf verschijnt een jongen in het portiek. P. is twintig jaar. ‘Kan ik erbij?’ In Amsterdam-West hebben agenten hem zojuist wakkergeschud: wegwezen. ‘Mazzel dat ik niet ben gearresteerd.’ Hij haalt een vlijmscherp mes te voorschijn, verboden wapenbezit. ‘Als je buiten slaapt, loop je gevaar’, legt hij uit.
Half één. Een tengere vrouw gaat op het muurtje van het portiek zitten. ‘Kom bij ons’, roepen de portiekslapers. ‘Wij beschermen je.’ De vrouw zwijgt. Hoe heet ze? Een half uur later: ‘Brigit.’
Vijf over half één. Een andere vrouw komt erbij. ‘Ik ben Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin, geboren op 2 oktober 1945. Ik ben een nicht van koningin Juliana. Niet Beatrix maar ík had op de troon moeten zitten.’ Dat het haar niet gelukt is, komt door ‘een complot van minister Pronk, multinationals en psychiaters.’
‘Smerige hond!’ In het Magna Plaza-portiek gaan twee daklozen met elkaar op de vuist. Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin blijft kalm op haar kartonnetje liggen. ‘God beschermt, God beschermt’, zegt ze met een glimlach. Brigit op het muurtje reageert niet, en ik loop weg.
Een half uur later durf ik terug te komen. Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin legt uit dat iedereen op haar geld uit is: ‘Ik ben namelijk aandeelhouder van vele multinationals, onder meer van Unilever, Shell, Akzo en van Japanse bedrijven.’ Nóg wat: ‘In 1922 werkte ik als psychiater op Santpoort.’ Het, intussen gesloten, psychiatrisch ziekenhuis nabij Amsterdam.
‘In 1922? U bent toch in 1945 geboren?’
‘Zoiets verjaart nooit.’
‘OPROTTEN HUFTER!’ Een nieuwe vechtpartij. De aangevallen dakloze, voormalig werkgever C., maakt zich uit de voeten. Tegen tweeën verschijnt de werkgever, geëscorteerd door politie op scooters: ‘Waren hier problemen?’
De failliete werkgever wijst naar dakloze R., de man die hem aanviel. De twee beginnen opnieuw te schreeuwen.
Een agent: ‘Al mag het niet meer, toch gedogen wij dat u hier slaapt. Maar nu heeft u overlast veroorzaakt. Het spijt me, maar iedereen moet weg.’
Men pakt karton en deken. Brigit sluipt weg.
Op zoek naar een nieuwe slaapplaats. In de Marnixstraat, naast een garage, worden de kartonnetjes weer neergelegd. Nu kan Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin haar verhaal rustig afmaken. Dit voorjaar landde ze vanuit Bali op Schiphol. Tot haar verbazing bracht de marechaussee haar naar de psychiatrische afdeling van Schiphol. Een psychiater kwam langs. Volgens Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin zei de psychiater: ‘U zal nooit tussen ons koninklijk huis kunnen komen.’
Emeli Evita Emanuëlla Godin kreeg een IBS, een inbewaringstelling, oftewel: een gedwongen psychiatrische opname - een maatregel voor mensen die, vanwege hun psychiatrisch ziektebeeld, een gevaar vormen voor zichzelf en/of hun omgeving.
Ze kwam terecht op de gesloten afdeling van een psychiatrisch centrum in Amstelveen. Ze vreesde voor haar leven: ‘Ieder is toch op mijn geld uit? Zó wilden ze van me afkomen. Voordat je het weet, spuiten ze magnetisol in je arm. Dan krijg je versponzing in je hoofd.’
De redding was echter nabij: ‘Goddank kwamen een advocate en een rechter op bezoek. Die zeiden dat mijn IBS onterecht was. Ik zat nog even op de open afdeling. Toen wilden ze me naar het Leger des Heils sturen. Dat heb ik geweigerd, want met mij is niets aan de hand.’
Dankzij de Wet BOPZ, Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (1994) heeft Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin meer rechten gekregen. Zo zijn de criteria voor dwangopnames strikter geworden. Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin kan niet meer voor ‘haar eigen bestwil’ worden opgenomen; er moet sprake zijn van een reëel gevaar.
Sinds juli slaapt ze op straat. Zonder uitkering. ‘Maar de burgers zijn lief voor me en de daklozen solidair’, zegt ze. ‘Soms krijg ik brood en melk. Ik red me wel.’
Toch bidt ze om een huis. ‘Want straks gaat het vriezen. Ik heb hoop. God zal me helpen.’
OM TE BEGRIJPEN waarom mensen als Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin buiten op kartonnetjes slapen, moeten we terug naar 1984. Toen stemde de gemeenteraad in met het zogeheten ‘Amsterdams Model’, afgekeken van Italië: als het even kan moeten psychiatrische patiënten niet worden opgesloten, maar in hun thuisomgeving met ambulante zorg worden ondersteund. Als er tóch moet worden opgenomen, hou die opnames dan kort.
De dorpsgek mocht weer terug naar zijn bankje en Santpoort ging dicht. Het klonk bijna te mooi om waar te zijn. En inderdaad: er zat een foutje in de regie. Vóórdat de Santpoorters bevrijd werden, had de ambulante zorg geregeld moeten zijn. Maar wat gebeurde? ‘De instellingen van de geestelijke gezondheidszorg gingen zitten wachten en kijken’, zegt Oscar Markx, woordvoerder van de sectie GGZ van de Sigra, de Stichting Samenwerkende Instellingen voor Gezondheidszorg in de Regio Amsterdam. ‘Wij blonken niet uit in heldere standpunten, laat staan in een gedegen aanpak.’ Bovendien stond er een reorganisatie van de hoofdstedelijke geestelijke gezondheidszorg voor de deur. ‘We waren druk met onszelf en geen duidelijke gesprekspartner voor de gemeente. Er kwam geen dialoog op gang.’
De voormalige Santpoorters liepen door de binnenstad; hun hulpverleners ontbraken. Beter gezegd: die zaten in kantoren die de ex-Santpoorters niet wisten te vinden.
In Amsterdam kwamen prompt uit alle hoeken en gaten gekken te voorschijn. De Amsterdammers moesten even slikken. De ex-Santpoorters moesten hun eigen psychiatrische hulp organiseren. En ontdekten hun medicatie: drugs. Op schizofrenen en psychotische patiënten heeft heroïne een rustgevende uitwerking. Anderen experimenteerden met cocaïne. Je fobieën ‘wegdrinken’ kan natuurlijk ook. Die zelfmedicatie kost geld; daartoe moeten sommige psychiatrische patiënten nieuwe vaardigheden aanleren: auto’s kraken, ov'tjes (overvallen) plegen. Zo zijn sommige gekken van Santpoort naar de bajes verhuisd: naar schatting lijdt tien procent van de gevangenispopulatie aan vérgaande psychische en persoonlijkheidsstoornissen.
Menige ex-Santpoorter die wel eigen onderdak had, stond een huisuitzetting te wachten. Niet zelden maken psychiatrische patiënten hun post niet open en hun huur niet over. Voeg daarbij het hardere beleid van de verzelfstandigde woningcorporaties en de patiënt staat op straat. Een makkelijke prooi: op zijn uitkeringsdag wordt hij onmiddellijk beroofd.
Wat nu? Voor hem staan op het Leger des Heils de heilsoldates klaar met hún therapie: de bijbel. Psychiatrische patiënten die naar de HVO (Huisvesting Voor Onbehuisden) vluchten, mogen daar voor één gulden vijftig per dag in de spoelkeuken werken. En in een pension is de sfeer zo naargeestig dat zelfmoord een optie wordt.
Menige gek weet de weg naar deskundige zorg niet te vinden. En wie bijvoorbeeld een Riagg wél weet te ontdekken, loopt het risico een overbelaste hulpverlener te treffen. Er volgt een kort gesprekje en de medicatie ligt klaar: valium, seresta - middelen die niet zelden op de vrije markt worden doorverkocht.
OVERAL IN HET land neemt het aantal dwangopnames toe. Ook in Amsterdam: vorig jaar werden in de hoofdstad 532 mensen gedwongen opgenomen. Sinds 1990 is het aantal dwangopnamen in de hoofdstad verdrievoudigd. Toen dat in oktober 1996 bekend werd, krabde het gemeentebestuur zich achter de oren: die Amsterdamse psychiaters! Die schrijven maar lukraak IBS'en uit.
Begin 1997 huurde de gemeente het Trimbos-instituut in om de oorzaken te onderzoeken van het stijgende aantal IBS'en. Dat gebeurde zonder overleg met de Amsterdamse GGZ-instellingen. Die werden plots geconfronteerd met een onderzoeker die gekozen had voor een explorerende aanpak en in zijn ijver 52 hypothesen had opgesteld.
De toename van het aantal dwangopnames werd bij voorbaat als een probleem beschouwd. Uit de inleiding van het eindrapport: ‘Een concreet belang van de Gemeente Amsterdam is de druk die uitgaat van de toenemende aantallen IBS'en. Het is bekend dat burgemeester Patijn het liefst af zou willen van de telefoontjes die vaak bij nacht en ontij op hem afkomen.’ Een IBS moet namelijk formeel bekrachtigd worden door de burgemeester of een plaatsvervangend wethouder.
De psychiaters in de begeleidingsgroep van het onderzoek stapten en masse op - zo ook Peter Hanneman, hoofd van het Crisiscentrum Zuid/Nieuw-West. ‘Ik heb hele slechte gedachten’, grinnikt de psychiater. ‘Mijn allerslechtste is deze: dit onderzoek is ingesteld voor de nachtrust van Patijn.’
Vorige maand werd het onderzoeksrapport Dwang in Amsterdam gepresenteerd. In kringen van de geestelijke gezondheidszorg bladert men het hoofdschuddend door: zeker, er staan interessante passages in, maar het bevat ook onvolledig en fout cijfermateriaal. Hier en daar worden appels met peren vergeleken en ‘cliëntencarrières’ wel heel oppervlakkig geanalyseerd.
Het Amsterdamse gemeentebestuur was in verlegenheid gebracht: hoe heeft het zó uit de hand kunnen lopen? Het rapport bevat een berg aan conclusies: de instellingen werken bijvoorbeeld onvoldoende samen, maar vooral: de ambulante zorg schiet tekort. Zij weet niet op tijd crises te signaleren, waardoor de zaken uit de hand lopen.
De Amsterdamse wethouder Guusje ter Horst (Zorg) meldde dat de ambulante geestelijke gezondheidszorg in Amsterdam efficiënter moet gaan werken om het aantal dwangopnames te verminderen. En toen werd het stil.
‘HET KAN NATUURLIJK altijd en overal efficiënter’, zegt Oscar Markx van de Sigra. Volgens hem is gebrek aan efficiëntie echter niet het grootste probleem, maar eerder de overbelasting van de instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg in Amsterdam. ‘De vraag is groter dan het aanbod. Er worden geen keuzes gemaakt. Dus moeten wij iedereen helpen. Daar is onvoldoende personeel voor.’
Markx bespeurt de trend om zo'n beetje alle zaken op het bordje van de psychiatrie te leggen. ‘Wij dreigen een vuilnisbak te worden, al vind ik dat woord een beetje té’, zegt hij. ‘Steeds vaker worden wij geconfronteerd met zaken waarmee de politie geen raad weet: overlast, afwijkend gedrag, buurtongeregeldheden - terwijl zulke zaken niet altijd onder de psychiatrie vallen. We dreigen een verlengstuk van de politie te worden.’
En dan het landelijke beleid. De somatische zorg wordt belangrijker geacht dan de geestelijke. De cijfers illustreren dat. De somatische zorg mag met twee procent ‘groeien’, de geestelijke met één. Terwijl ook daar de vraag toenam en de kosten opliepen, behielden de budgetten hun keiharde plafond. Het toverwoord heet ‘volumebeheersing’. De overheid ging grenzen stellen aan de duur van de psychotherapeutische behandeling: een ‘korte effectieve therapie’ en méér gebruik van medicijnen is goedkoper en heet efficiënter te zijn. De Amsterdamse crisisdiensten merken de gevolgen van de ‘korte effectieve therapie’: zij krijgen steeds ziekere mensen binnen.
EEN VRIJDAGAVOND in Amsterdam, zeven uur. In het Crisiscentrum Koninginneweg voor de regio Zuid/Nieuw-West rinkelt de telefoon: een arts-assistent van de Valeriuskliniek bestelt de rijdende psychiater. ‘Mevrouw van Z. zit bij ons. Ze is suïcidaal’, zegt hij. ‘Kom snel, anders loopt ze misschien weg. Ik denk dat ze in aanmerking komt voor een IBS.’ De rijdende psychiater wordt opgepiept. Deze avond heeft Femke Valentijn dienst. Ze parkeerde net voor haar huis, maar maakt rechtsomkeert, terwijl op het Crisiscentrum naar een dossier van Van Z. wordt gezocht. Ze blijkt bekend en staat te boek als een intelligente vrouw, oorlogsslachtoffer van de tweede generatie. Volgens het dossier lijdt ze aan een ‘schizo-affectieve stoornis in bi-polaire vorm’, in combinatie met een ‘borderline-syndroom’ en is ze ‘suïcidaal’. Vorig jaar is ze tweemaal gedwongen opgenomen.
Geëscorteerd door een co-assistente spoedt rijdend psychiater Valentijn zich naar de Valeriuskliniek. In een krap kantoortje treft ze Van Z., een vrouw van begin veertig, tenger, met sluik halflang haar en ogen die vuur spuwen.
Valentijn, vriendelijk: ‘Klopt het dat u uit het leven wil stappen?’
Van Z., boos: ‘Mijn moeder pleegde zelfmoord toen ze dertig was. Ik wil niet naast haar op het kerkhof liggen. Bovendien wil ik zoiets mijn vrienden niet aandoen. Sinds kort heb ik vrienden gemaakt. Dankzij hen, en dankzij mijn twee poezen, heeft mijn leven weer zin.’
Valentijn: ‘Ik heb echter gehoord dat u het niet meer ziet zitten. Zo steekt u bijvoorbeeld lukraak de straat over.’
‘Da’s gebeurd.’
‘Wanneer?’
‘Vorige week.’
‘Vorige week?’
Van Z.: ‘Het ging niet goed met me. Maar ik zweer dat ik geen zelfmoord ga plegen. Wellicht kunnen we een contract opstellen.’
Valentijn blijft aandachtig luisteren. Het beoordelen of iemand gedwongen moet worden opgenomen, is een zware verantwoordelijkheid. Al heet Valentijn rijdend psychiater, ze heeft haar specialisatie nog niet afgerond. Rijdende psychiaters zijn arts-assistenten.
Plots springt Van Z. overeind. ‘Voor mijn part kom ik tien keer per dag langs op uw Crisiscentrum. Maar ik wil niet meer opgenomen worden’, schreeuwt ze. ‘Ik ben al vaak opgenomen geweest en ik ben d'r beroerder uitgekomen dan ik al was.’ Valentijn hakt de knoop door: géén IBS.
NEGEN UUR ‘S AVONDS. Bij het Crisiscentrum Koninginneweg gaat de bel. Voor de deur staat een verwilderde man met zijn huilende vriendin. 'Zo ken ik hem niet’, snikt ze. ‘Dit heb ik nog nooit meegemaakt.’
De man zit in een psychose en is aan het ontremmen. ‘Ik ga keet schoppen’, roept hij. ‘Ik heb jullie door. En jullie hebben mij door. We gaan er allemaal aan.’
Het team van vier hulpverleensters probeert hem te kalmeren. De man, vol angst en agressie, gaat zitten en slikt braaf een haldolletje. Dan wordt de sfeer dreigender.
Tegen co-assistente Cynthia zegt hij: ‘Jij bent de oervrouw. Met jou wil ik naar bed.’
Tegen mij: ‘Jij hoort hier niet bij.’
Tegen sociaal-psychiatrisch verpleegkundige Truus: ‘Jij bent bang voor mij!’
Hij begint te springen en te dansen. De hulpverleensters trekken zich terug in de receptie. Politie? ‘Dat wordt matten’, zegt Femke Valentijn. ‘Laten we het zelf proberen.’ Het lukt. De man laat zich meenemen naar de Valeriuskliniek.
TIEN UUR. Een huisarts belt op: ‘Mijn patiënt is zwaar suïcidaal. Kunnen jullie haar opnemen?’ Op een crisiscentrum mogen cliënten maximaal vijf nachten slapen. Om tot rust te komen.
De vrouw is mager. Haar gezicht is uitdrukkingsloos. De twee hulpverleners die met haar praten, komen aangeslagen terug.
Voordat haar dossier kan worden opgesteld, moeten eerst haar medicijnen worden bestudeerd. Sommige ervan zijn onvindbaar in de medicijnengids.
‘Allejesus, wat is die depressief’, zegt een verpleegkundige.
Een ander: ‘Wat is er nog aan te doen?’
Uitstel van suïcide?
Géén IBS. Misschien maar goed ook. Want wat stond de rijdende psychiater te wachten? Om te beginnen moet een bulk formulieren worden ingevuld. Dan loopt ze de kans om uren met die makkers te moeten leuren. Waar is plek? Het gebeurt dat een IBS'er uit Amsterdam per ambulance naar Maastricht wordt gebracht - en de volgende dag terug: de Amsterdammer hoort namelijk in zijn regio. Beddentekort? Ja en nee: er is een tekort aan bedden-met-separeer, en er is een tekort aan personeel.
Wat overkomt de Amsterdammer die gedwongen wordt opgenomen? Een agressieve IBS'er belandt in de separeer: een kale ruimte die naar urine en etensresten ruikt. Daar zit de patiënt, gehuld in een scheurhemd. Hij krijgt bezoek van een advocaat, en enkele dagen later van een rechter die beoordeelt of de IBS rechtmatig is.
De zelfbewuste IBS'er heeft zijn verhaal klaar. ‘Meneer de rechter, ik was inderdaad onredelijk en agressief. Maar ik ben tot bedaren gekomen. Vanzelfsprekend werk ik aan een behandeling mee.’ De rechter: ‘Uw IBS is bij deze opgeheven.’ De op vrije voeten gestelde IBS'er mag zijn medicatie grijnzend in de struiken werpen.
Soms gaat het anders: rechter komt binnen, IBS'er wil hem te lijf. Rechter vlucht: IBS verlengd.
PSYCHIATRISCHE inrichtingen ondervinden hinder van IBS'en, die geven veel ‘gedoe’. Zo moeten er afspraken met rechters en advocaten worden gemaakt. En als een IBS'er een frisse neus wil halen, moet er iemand met hem mee. Maar wie kan er mee? De inrichtingen hebben flink moeten bezuinigen: de zorg moest immers ‘ambulant’. De situatie nu? In psychiatrische centra zorgt minder personeel voor méér patiënten. En terwijl het werk zwaarder wordt, gaan de lonen van psychiatrisch verpleegkundigen omlaag. Hun nachttoeslagen staan op het spel. Het personeel meldt zich ziek of zoekt een andere betrekking. Zo vallen psychiatrische inrichtingen noodgedwongen terug op verpleegkundigen in opleiding en verpleeghulpen.
In verschillende Amsterdamse psychiatrische centra wordt - tegen de wettelijke voorschriften in - personeel in opleiding naar de isoleercel gestuurd. In een geval kreeg een student een schop van een agressieve patiënt. Student brak zijn been. Ander geval: twee verpleegkundigen worden aangevallen door een agressieve patiënt. Hun ‘piepers’ doen het weer eens niet. De twee moeten een keuze maken: eentje moet met de aanvaller achterblijven, de ander gaat hulp inroepen. Wie blijft achter?
Verpleegkundigen zien zich soms gedwongen de wet te overtreden. Neem een zwaar psychotische patiënt die, ook al is hij met dwang opgenomen, nog altijd medicatie mag weigeren. De patiënt is niet benaderbaar, laat staan te behandelen. Dagenlang is hij op de afdeling nauwelijks te handhaven. De spanning loopt op. Wat rest verpleegkundigen? Uitlokken: ‘Wat zie jij er vies uit. Je stinkt een uur in de wind.’ Zo proberen zij zo'n patiënt te krijgen tot, bijvoorbeeld, het omverwerpen van een tafel. En ja, dan mag het: gedwongen medicatie.
HELP, EEN HULPVERLENER! Menig psychiatrisch patiënt heeft de schrik voor deze beroepsgroep flink te pakken. Sommigen noemen het ‘emancipatie’ van deze groep. Hulpverleners spreken over ‘zorgwekkende zorgmijders’. Zoals Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin. Als zij een hulpverlener in zicht krijgt, loopt ze een blokje om - bevreesd opnieuw een IBS te krijgen of medicijnen die haar hersenen ‘versponzen’.
Peter Hanneman van het Crisiscentrum Zuid/Nieuw-West begrijpt zijn zorgmijders. ‘We staan ver van deze mensen af. Wij zijn heel netjes en keurig opgeleid. Wij willen iets anders dan zij. Hulpverleners willen afspraken maken, disciplineren, medicijnen verstrekken waarvan sommige geen leuke bijwerkingen hebben’, zegt een pijprokende Hanneman in zijn kantoor. ‘Dat gaat tegen de natuur in van de vrije jongen - maar hoe vrij is die jongen? Velen van hen hebben angst voor nabijheid en voor contacten. Wie zich afkeert van de maatschappij, heeft daar zijn redenen voor. Negatieve ervaringen, teleurstellingen, mishandeling. Daar kan ik met mijn bijna machteloze aanbod niets aan doen. Ik heb ze niet zo veel te bieden.’
Volgens Hanneman zijn de instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg er vooral ‘voor de burger die zich aan afspraken houdt en duidelijk kan maken welke hulp hij nodig heeft’. Dat geldt ook voor instellingen van de verslavingszorg. Daar moet de verslaafde psychiatrische patiënt zijn hulpvraag zorgvuldig onder woorden weten te brengen. Bovendien moet hij de indruk wekken niet té zwaar verslaafd te zijn: de instellingen moeten scoren en dat lukt alleen met ‘lichte gevallen’.
Maar, benadrukt Hanneman, het is niet zo dat instellingen de ‘zware’ gevallen links laten liggen: ‘We sjouwen wat af achter die zorgmijders’, zegt hij. ‘We gaan naar ze op zoek. Er zijn echter grenzen: wij zijn geen gezondheidspolitie.’
Amsterdamse instellingen voor geestelijke gezondheidszorg hebben hun hoop op wethoudster Ter Horst gevestigd. Anders dan haar voorgangster maakt zij de integere indruk de problematiek voortvarend te gaan aanpakken.
Ook Oscar Markx staat in de startblokken: niet alleen ligt er een plan om bijvoorbeeld de samenwerking tussen de instellingen te verbeteren, hij gaat er ook voor staan. Markx wil dat ‘de politiek, instellingen, gemeente en maatschappelijke organisaties de problematiek samen gaan aanpakken en de verantwoordelijkheid gaan delen.’ En: ‘In samenspraak met de gemeente, politie en andere instellingen gaan wij keuzen maken.’
Wat wil Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin? ‘In een huis wonen met, eenmaal per week, een gesprek van een uur met een psychiater die naar je luistert. Die het gesprek opneemt, zodat-ie het later nog eens rustig kan afluisteren.’
Die Ingeborg is zo gek nog niet: zij omschrijft het Amsterdams Model. Dat zoiets visie, samenwerking, regie en geld kost, beseft ze misschien niet - evenmin als de gemeenteraadsleden en de bobo’s in de geestelijke gezondheidszorg. Zij die in 1984 achter het mooie model stonden.
VIER UUR ‘S NACHTS. Aan de overkant van de slaapplek richten jongeren vernielingen aan. De 'zorgwekkende zorgmijder’ Ingeborg Emeli Evita Emanuëlla Godin wil slapen. Ze voelt zich veilig: naast haar ligt P. met een mes. ‘Als er rovers komen, zal hij me beschermen’, zegt ze. Met een glimlach: ‘En anders God.’