Het kan geen toeval zijn dat al meteen aan het begin van de nieuwe historische én actuele megaroman van Thomas Pynchon, Against the Day, de naam Henry James valt. Een van de Chums of Chance-bemanningsleden in de gondel van het luchtschip Inconvenience, op weg naar het Chicago van 1893 en de Wereldtentoonstelling, leest in The Princess Casamissima (1886). Dat boek speelt zich af in anarchistische samenzweerderskringen in het negentiende-eeuwse Londen. De lezer is gewaarschuwd. Maar net als in Pynchons roman is de James-verteller een nauw betrokkene die meer laat zien dan dat hij iedereen en alles moralistisch becommentarieert. Against the Day is een roman die zich keert tegen de (moderne) tijdgeest die nauwelijks meer spreekt over kapitalisme en die elke vorm van terrorisme resoluut en zonder enige reflectie veroordeelt. Pynchon weet diep door te dringen in anarchistische kringen in het Amerika van na de beroemde Haymarketbom in Chicago. Zilvermijnwerkers in Colorado, gepersonifieerd in Webb Traverse en zijn zonen, groeien uit tot explosievenexperts (dynamiet) die strijden voor eigen vakbonden en tegen de uitbuiting door de bazen en bonzen. Pynchon zou Pynchon niet zijn als hij geen verband legt tussen voortschrijdende wetenschappelijke inzichten, economie en politiek. De gevreesde syndicalistische dynamiter en propagandist van instant rechtvaardigheid Webb Traverse reageert cynisch op een opmerking over de geschiedenis. Uitgerekend in het tijdperk dat het kapitalisme onweerstaanbaar opkomt, neemt de moderne scheikunde de plaats van de alchemie in: ‘Misschien heeft het kapitalisme besloten dat het die oude magie niet meer nodig had. (…) Waarom je druk maken? Hadden hun eigen magie, ging gewoon goed, dankjewel, in plaats van lood in goud te veranderen konden ze het zweet van de armen inzetten en omzetten in dollarbiljetten en dat lood bewaren om hun doel door te drukken.’ Die roofbouw, het gebruik van de mens, schijnt van alle tijden te zijn. Maar bestaat er dan geen evolutie, vooruitgang, groei naar meer menselijkheid? Elders in de roman verzucht een van de veel meer dan honderd personages dat we elkaar in deze wereld van corporaties en trusts wantrouwen en elkaar zonder knagend geweten misbruiken, ‘ieder van ons wetend dat we eens zelf aan de beurt zijn. Nergens een vluchtplaats behalve in een vijandige en levenloze woestenij.’ Een ander Pynchon-personage vraagt zich af waar de geschiedenis van Amerika uit bestaat. Hij is niet vleiend. Het is één grote godsdiensttwist, geheime kruistochten betiteld met valse omschrijvingen. ‘Jullie hebben geprobeerd het Afrikaanse sjamanisme uit te roeien door het halve werelddeel te kidnappen en tot slaaf te maken, die slaven christelijke namen te geven en jullie merkwaardige visie op de bijbel door hun strot te duwen, en zie wat ervan terecht is gekomen.’
Maar Against the Day is veel meer dan een indirecte scherpe aanval op de door multinationals gedomineerde economie en politiek en op onzichtbaar, geestelijk kannibalisme: ‘They own you’ is een cruciale zin in de roman. Alle Pynchon-personages zijn zich er vroeg of laat van bewust dat ze gekocht, verleid of om de tuin geleid zijn. Wat te doen als de grond in Amerika te heet onder de voeten wordt, als elders een glanzende carrière ligt te wachten en er van een organisatie een uitnodiging komt om in Cambridge of Göttingen te gaan studeren (Yashmeen Halfcourt en Kit Traverse, de jongste zoon van Webb)? En waarom zou je, op instigatie van Vibe Corp, niet meegaan met het vaudevilletheater dat in Triëst en Venetië triomfen zal gaan vieren (de roodharige Dally Rideout)? En zo maakt het ene na het andere personage de zeereis naar Europa, net als Henry James een eeuw geleden zijn Amerikanen dezelfde reis liet maken naar Rome, Venetië of Londen. Het is de overtocht van dolende geesten. Maar bij Pynchon komt veel meer kijken dan een dieptepsychologische studie naar het verschil tussen de Amerikaanse en de Europese ziel, naar de frictie tussen Europese man en Amerikaanse vrouw of naar sm-getinte seksuele relaties (James’ A Portrait of a Woman). Zeker, Pynchon ziet het Amerikaanse (Wilde) Westen als studieterrein voor het spirituele, een plek waar de geheimen van de nationale ziel te ontdekken vallen. Maar ook de geladen geschiedenis en de adembenemende wetenschappelijke ontdekkingen betrekt Pynchon, zoals in Gravity’s Rainbow, 1973, en Mason & Dixon, 1996, nadrukkelijk in zijn met recht wereldomvattende vertelling.
Die geschiedenis behelst de nationalistisch geïnspireerde strijd, inclusief uitgebreide spionageactiviteiten, die aan de Eerste Wereldoorlog voorafgaat. Wie nu nog steeds mocht denken dat die oorlog als het ware uit de lucht kwam vallen, is door de lectuur van Against the Day van die misvatting verlost. Triëst en Venetië zijn steden die op het kruispunt van de tegenstellingen tussen Italië en de Habsburgse monarchie (het monsterlijke dubbelrijk Oostenrijk-Hongarije) liggen. Meer nog is het de gehele Balkan die het ware kruitvat van Europa blijkt. Grandioos is de manier waarop Pynchon zijn uiterst mobiele personages door genoemde steden en streken laat zwerven, jagen en vluchten op zoek naar een plek waar de zwaartekracht van het verleden of de druk van hedendaagse economische, politieke of pseudo-wetenschappelijke organisaties (Vibe Corp, T.W.I.T, L.A.H.D.I.D.A., I.M.R.O., enzovoort) is weggevallen. Het is een duizelingwekkende reeks van Houdini-achtige verdwijningen en verschijningen, maskerades en andere metamorfosen. Die waanzinnige flexibiliteit en mobiliteit – die de lezer onder andere in Denver en Trinidad (Colorado), New Orleans, Mexico, New York, Londen, Los Angeles, Oostende, Brugge, Gent, Wenen, Parijs, talloze Balkan-steden waaronder de smeltkroes Salonika, Constantinopel/Istanbul en het Aziatische Shambhala brengt – weerspiegelen waar het Pynchon in zijn werk om gaat: de grenzeloze kosmopolitische drang en drift versus de begrensde nationalistische eigenheimcultuur die alles en iedereen al snel vreemd vindt.
De doem van de loopgravenoorlog en de Balkan-massamoord die de Eerste Wereldoorlog was, gepersonifieerd in de Oostenrijkse troonopvolger aartshertog Franz Ferdinand, die op 28 juni 1914 door Zwarte Hand-terrorist en Servische nationalist Gavrilo Princip wordt vermoord, is de onzichtbare Apocalyps die dwars door de half miljoen woorden van Against the Day heen barst. Andermaal wordt de lezer gewaarschuwd. Er verbergt zich een wereld in de wereld, een destructieve kracht die alle hoop op een vrij en een vrijmoedig leven de kop indrukt, een kracht die niet lijkt tegen te houden: niet door de spionagediensten, die olie op het vuur gooien, en niet door de wetenschap, die allerlei zijpaden bewandelt of die zich laat inpalmen door slinkse wapenbaronnen.
Een andere verborgen wereld is die van de bètawetenschap. Dat kan geen verrassing zijn voor gevorderde lezers van de bewust onzichtbare Pynchon, de literaire provo die het heeft over de ‘joden van de mathematica die hier in onze diaspora uitwaaieren’. Het is het terrein van de thermodynamica, de zwaartekracht, de elektromagnetische draaivelden en de tijdruimte-ideeën van vóór Einsteins relativiteitstheorie. Het zijn stuk voor stuk fenomenen die onzichtbaar zijn, zoals ether, maar die wel hun essentiële invloed op het leven uitoefenen. De grote fascinaties die in Against the Day door de ‘hoofdpersonages’ (Yashmeen Halfcourt, Cyprian Latewood, Dally Rideout en Reef en Kit Traverse) worden uitgeleefd zijn de vierde dimensie, de tijdmachine, de bilocatie (op twee plekken tegelijk kunnen zijn) en Atlantis in Centraal-Azië. Dat verzonken gebied heet Shambhala, en zou zich ergens onder het woestijnzand moeten bevinden. Het is de vaderloze Kit Traverse die uiteindelijk, met een vaderbrief van Yashmeen Halfcourt op zak, Shambhala weet te bereiken. Want er is natuurlijk een plot binnen het grote complot dat Against the Day heet, inclusief familievetes en eerwraak om de vermoorde vader. Net als de andere Pynchon-personages is Kit Traverse (zijn naam zegt het al) een literaire gereedschapskist, een map, een bouwdoos, een plunjezak en een jonkie die zich van hot naar her laat sturen. Shambhala is de oude metropolis van het spirituele. ‘En natuurlijk zijn er altijd mensen die je vertellen dat het ware Shambhala in het innerlijk zetelt.’ En de fixatie op tijd – in alle romans van Pynchon aanwezig – is gebaseerd op de angst voor de dood, de kleine dood van het individu dat zich laat ringeloren door de Grote Samenzwering, en de grote dood die Wereldoorlog heet.
De geheime wapens tegen de onvrijheid die Pynchon inzet in Against the Day – een roman waarin het ongelooflijke toeval een bewuste orkestratie is en een boek waarvan ik hier slechts de contouren kan schetsen – heten onzichtbaarheid en maskerade. Er bestaat een alternatieve, onzichtbare wereld ín deze wereld. Daarom maakt Pynchon zoveel werk van het verdubbelen van zijn literaire wereld, gesymboliseerd door de vele paren en andere pseudo-tweelingen die door de roman schieten en door de Iceland-spar: een magisch kristal (spaat) dat het licht verdubbeld terugkaatst en de ultieme illusie lijkt. Als er zwaartekracht is, zijn er ook anti-zwaartekrachtfenomenen (tijd, licht, de ballon, de raket). En het geestige motto komt van jazzpianist Thelonious Monk: ‘Het is altijd nacht, anders zouden we geen licht nodig hebben.’
Het typische Pynchon-personage leidt een dubbelleven, dat wil zeggen een openbaar en een ondergronds bestaan, of dat nu politiek, artistiek of seksueel is. Als een ware anarchist wil hij zich vrijvechten van knellende banden (familie, belast verleden, organisaties). Maar waar is dan de grens? Over die vraag handelt Against the Day, een roman die het terrorisme van alle tijden verklaart en daar een nieuw, verontrustend beeld van geeft. De cynische en romantische modernist Thomas Pynchon, die zich niet laat kennen of interviewen, schrijft nog steeds tegen de tijdgeest in.