De vormgeving door de Weense kunstenaar Raimund Orfeo Voigt is simpel en expressionistisch tegelijk. Een witte rechthoek als podium die alle kanten uit kan bewegen. Door een geraffineerde belichting van Bernd Purkrabek kunnen personages op een geheimzinnige manier verdwijnen en verschijnen, ergens bij een van de hoeken. Maar belangrijker is wat de Duitse regisseur Jan Philipp Gloger zijn drie zangers laat doen in de eenakter Eine florentinische Tragödie van Alexander von Zemlinsky, naar een niet afgemaakt toneelfragment van Oscar Wilde.

Medium opera
Eine florentinische Tragödie, regie Jan Philipp Gloger; © Clärchen & Matthias Baus

We zien een gecompliceerd, erotisch ballet voor drie personages, om te beginnen een heftige vrijpartij van sopraan Ausrine Stundyte als Bianca en tenor Nikolai Schukoff als prins Guido Bardi. Ze rollen samen naar alle kanten over het schuine speelvlak. Of het liefde is, hartstocht, bravoure, dat doet er niet zo toe. Bianca’s echtgenoot Simone (bariton John Lundgren) vraagt zich dat schijnbaar ook niet af als hij ze betrapt wanneer hij plotseling thuiskomt van een mislukte zakenreis. Hij doet er alleen maar zijn voordeel mee. Eerst verkoopt hij de prins de onverkochte dure stoffen die hij bij zich heeft, waarmee hij ook nog eens de liefdesrelatie van zijn vrouw tot een commerciële transactie terug lijkt te brengen. Dan lokt hij zijn tegenstander in een duel dat uitloopt op een gevecht waarin ze net zo over de vloer rollen als de prins kort daarvoor met Bianca. Die hoopt dat haar man wordt gedood, maar de zakenman overwint de prins. Zijn vrouw verzucht: waarom heb je me nooit verteld dat je zo sterk was? De echtgenoot zucht: waarom heb je me nooit verteld dat je zo mooi was? Toch laat de regisseur uiteindelijk in het midden of dit wel zo’n happy end is.

De muziek die Zemlinsky (1871-1942), een van de door de nazi’s entartet geachte componisten, hiervoor schreef is nog altijd sensationeel modern, vol snelle overgangen van dreigend naar lieflijk naar spannend naar geestig. Dirigent Marc Albrecht speelt het prachtig genuanceerd met het Nederlands Philharmonisch Orkest op z’n best, de drie zangers zijn meesterlijk, zowel in hun spel als in hun zang.

Wie heeft bedacht dat deze schitterende maar tamelijk onbekende eenakter moest worden aangevuld met een overbekende uitsmijter van Giacomo Puccini weet ik niet. Misschien vanuit het idee dat je een zo spannende opera met een geheide publiekstrekker moet combineren? Het lijkt mij een misrekening gezien de zaalbezetting. Gianni Schicchi is door Puccini in 1918, een jaar na de Florentijnse tragedie van Zemlinsky, gecomponeerd, maar muzikaal hoort het in een volkomen andere eeuw thuis, de negentiende. Het is een flauw verhaaltje over een stervende man, een erfenis, een geldzuchtige familie en een bedrieger. Regisseur Gloger liet er een overdreven realisme op los, dat enigszins gemakzuchtig aandoet. Albrecht doet er als dirigent z’n best op. Het is waar, beide opera’s spelen in Florence, hebben in de verte met Dante te maken en gaan over geld, liefde en dood. Op het allerlaatst brengt de regisseur ze met een opzichtige kunstgreep even samen. Voor mij vloeken ze daarvoor te veel met elkaar.


De double bill Eine florentinische Tragödie + Gianni Schicchi, t/m 28 november in Nationale Opera & Ballet, Amsterdam, operaballet.nl