
Het lijkt dus echt te gaan gebeuren. Wij gaan twee kinderen uitzetten die hier tien jaar wonen, vanaf dat ze peuters waren, ze zijn hier opgegroeid en geworteld. Dat doen we omdat ‘regels regels zijn’, om ‘geen precedent te scheppen’, uit vrees dat anders ouders elders in de wereld massaal hun koffers pakken en met hun kinderen ‘als paspoort’ onder de arm bij de Nederlandse asielpoort zullen aankloppen. ‘We hebben een fair beleid’, zei onze premier Mark Rutte hierover op de wekelijkse persconferentie. ‘We moeten in dit land de aantallen beheersbaar houden. Je moet daarvoor streng zijn.’
Daarmee zijn Lili en Howick, respectievelijk twaalf en dertien jaar oud, het nieuwste symbool van onze strengheid. En daar moeten we niet emotioneel over doen, vinden mensen die streng zijn. Regels zijn immers regels. ‘Mensen die niet onder de criteria vallen, kunnen hier niet blijven’, legde onze premier uit.
Maar de asielcriteria staan helemaal niet ter discussie. Het gaat hier om het grijze gebied waar Lili en Howick in verkeren, het gaat erom welke kant je dan het balletje op laat rollen. Wil je ook dan juist de strengheid laten prevaleren of laat je andere regels de keuze bepalen? De afspraken in het Kinderrechtenverdrag bijvoorbeeld. Op 20 november 1989 unaniem aangenomen door de Verenigde Naties in New York, op 8 maart 1995 bekrachtigd door Nederland, waarin artikel 3.1 bepaalt: ‘Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.’
Daarom ook is er in de Definitieve regeling van het Kinderpardon bepaald dat kinderen na vijf jaar in Nederland mogen blijven, omdat het voor hun ontwikkeling en gezondheid te schadelijk is om nog te worden uitgezet. Maar de Nederlandse regering heeft een maasje in het kinderbeschermingsnet gemaakt zodat aan dit criterium niet hoeft te worden voldaan: als de ouders niet meewerken met uitzetting geldt deze regeling niet. En dus komt er nauwelijks nog een kind voor in aanmerking, ook al treft hen geen blaam, ook al is het voor hen niet minder traumatiserend.
‘Bij het vreemdelingenrecht verdwijnen kinderrechten naar de achtergrond’, constateerde hoogleraar Europees asielrecht Hemme Battjes van de Vrije Universiteit hierover in de Volkskrant. En dat schuift de afgelopen jaren almaar verder op. Kinderrechten gelden blijkbaar niet voor vreemdelingenkinderen. Laatst werd bij Stand.nl op Radio 1 de stelling ‘Het is onmenselijk dat Lili en Howick uit worden gezet’ door de meerderheid van de luisteraars afgewezen. Zestig procent vond het wel humaan om twee getraumatiseerde jonge tieners uit te zetten naar een land waar ze nog nooit zijn geweest en waarvan ze de taal niet spreken.
Is het menselijk? Is het niet eerder menselijk om als samenleving ervoor te kiezen het balletje te laten rollen naar de universele rechten van het kind, in plaats van te roepen ‘regels zijn regels’? Het VN-Kinderrechtenverdrag laat er immers geen twijfel over bestaan: ‘Het belang van het kind moet een primaire overweging vormen bij elke beslissing die een kind raakt.’ Dat is het criterium waar Lili en Howick onder vallen, dat is het criterium waar een premier van een beschaafd land zich aan vast zou moeten houden.