Mijn vriend had ook al snel genoeg van mijn geneus. Hij en zijn vrouw hadden een kind op komst en dreigden hun visa voor de VS te verliezen als hij geen robuust inkomen had, dan zouden ze afhankelijk worden van gependel tussen hun twee failed states van herkomst. Hij worstelde ermee, maar hij had weinig behoefte aan commentaar uit een land waar morele keuzes een stuk minder bijeffecten hebben dan elders en hij zou zich een stuk schuldiger voelen als de nette advocaten in Miami en Amsterdam-Zuid, aan de witte kant van de lijn, zich ook verontwaardigd zouden afkeren. Hij was, kortom, een perfect slachtoffer voor een witwasnetwerk. En hij had een punt.
Ik moet regelmatig aan deze vriend denken als we ons in Nederland boos maken over corruptie en zelfverrijking die in onbetrouwbare landen plaatsvindt – en waar Nederland via één tussenschijf mee verbonden is. Net als bij andere grensoverschrijdende problemen, zoals drugscriminaliteit, illegale immigratie en jihadfinanciering, kijken we liever naar de rol van betrokkenen daar dan naar die van politici, bedrijven en consumenten hier. Daarom is de openbaring van de Panama Papers ook zo mooi. Het toont het probleem van belastingontduiking, witwassen en corruptie door ’s werelds rijksten van wortel tot tak: een financieel, politiek en moreel probleem dat loopt van dictators, oligarchen en mandarijnen, via dubieuze firma’s in bananenrepublieken naar onze stervoetballers en miljardairs, en hun bankiers, accountants en advocaten.
De Papers tonen een wereld zoals complotdenkers en linkse radicalen hem zich voorstellen, de wereld als kleptocratie waar recht en grenzen alleen gelden voor de stakkers die er geen weg omheen kunnen betalen. Een wereld als in Miami Vice, waarin het spoor van de misdaadbaron leidt naar een spiegelend kantoor met strakke pakken.
Maar de Papers onderschrijven ook een aantal brede en catchy analyses die de laatste jaren over de wereld zijn gemaakt. Bijvoorbeeld die van New York Times-columnist Thomas Friedman, die al jaren een ‘nieuw tijdperk van connectiviteit’ voor zich ziet, met onderlinge verbindingen die zich exponentieel over de aardbol verspreiden. Ook de wereld van Bernie Sanders of zelfs Noam Chomsky is in de Panama Papers te zien: een wereld gebouwd rond transnationale zakelijke belangen, waarin wereldwijde elites elkaar vinden. Of de wereld gebouwd op het ‘patrimonisch kapitalisme’ van Thomas Piketty, waarin de rijksten hun vermogen vergroten door het weg te houden van de productieve economie.
Een instinctieve reactie is te denken dat er eigenlijk niets nieuws is onder de zon. Maar dat is niet waar. Sinds de jaren negentig is een nieuwe financiële wereld ontstaan doordat bijna alle landen hun kapitaalmarkten openden en liberaliseerden. Het resultaat is kort gezegd ‘meer geld, meer manieren om het te verbergen’ – zo vatte analist Moíses Naím het samen in Illicit, zijn boek over de wereldwijde zwarte economie. Daar zijn veel niet expliciet verboden manieren bij, en het verbaast niemand dat Deutsche Bank, onderhand een van de smerigste financiële vehikels op aarde, zich verweerde met het argument dat ze ‘niets illegaals gedaan had’.
Dat de fatsoensradar van zo’n bank zwijgt bij zo’n verweving van criminelen, dictators, miljardairs en geldwassers met witte boorden onderschrijft alleen maar dat we moeten blijven streven naar een betere wereld, met onze hoop op strafrecht, toezicht met tanden en aanzien voor klokkenluiders. Het zou het juiste signaal zijn als we dit niet als een Caribisch probleem laten framen, en er hier mee beginnen, nu. Dat is het juiste signaal voor iedereen die zich niet om het recht heen kan kopen. Of voor de kleine radertjes in de steelnetwerken zelf, zoals mijn vriend, de geldwasser.
H.J.A. Hofland schrijft de komende tijd niet