De naam zegt veel: er zijn hangmatten, yogaklassen, er klinkt non-stop meditatieve muziek. Onder de gasten ziet Dyer vooral grauwe, ondervoede detox-deelnemers, zieke backpackers en getatoeëerde (ex-)junkies. Toch vindt hij het heerlijk in de baai; hij blijft er weken hangen. Hij struint rond, rookt wiet en heeft seks in een bamboe hut met een mooie Amerikaanse. Van yoga komt het niet. ‘Ik wenste al jaren dat ik al jaren aan yoga deed – maar het lukte me maar niet om me daartoe te zetten.’
Het is symptomatisch voor Dyer. Zijn schrijvende en reizende leven wordt beheerst door onrust, verveling, teleurstelling, wanhoop van tijd tot tijd en – dat vooral – uitstelgedrag. Eerder schreef hij een boek over zijn gefaalde plan om een boek over D.H. Lawrence te schrijven, en ook in Yoga gaat het vaak over zijn weerzin tegen het daadwerkelijke schrijven, zijn eindeloze aantekeningen maken. ‘In Rome leidde ik het grootse leven van een schrijver’, zo schrijft hij. ‘Het kwam erop neer dat ik de hele dag niets deed.’ Min of meer hetzelfde gebeurt in New Orleans, op Bali en in Amsterdam.
Dyer is geen Oblomov. Zijn niets doen bestaat uit wandelen, blowen, filosoferen en uit tamelijk willekeurige ontmoetingen met vreemden – de suïcidale kankerpatiënt Donelly, de getroebleerde zenuwpees Troy, de vurige Romeinse Monica. Hij verheft zijn moderne flaneren, de cirkelbewegingen ervan, tot thema. Vooral in het begin van de bundel geeft dat de essays een lamlendigheid die dan wel het onderwerp mag zijn, maar daardoor niet minder vervelend is. Dat Dyer soms scherp uit de hoek komt en af en toe erg geestig is, maakt de dofheid niet helemaal goed.
Echt interessant wordt het eigenlijk pas wanneer de samenhang tussen de zorgvuldig gerangschikte stukken voelbaar wordt. Dat de schrijver zich in het essay ‘Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen’ in een new age-achtig centrum bevindt, maar zelf niets doet aan de vormen van spiritualiteit die er betracht worden, is veelzeggend. Naarmate de bundel vordert wordt namelijk duidelijker dat zijn passieve gedrag ook een meditatieve kwaliteit heeft.
Het lijkt Dyer onder meer te gaan om de dunne grens tussen enerzijds zijn gelatenheid, zijn gelegenheidsnihilisme, zijn verveling en anderzijds dat wat ik voor het gemak maar ‘zen’ zal noemen. In het laatste stuk, ‘De zone’, verweeft hij een bezoek aan Burning Man, een woestijnfestival voor vrije geesten, met korte herinneringen aan een moment op een berg in Zuidoost-Azië, aan de voeten van een vervallen boeddhabeeld.
Neergeknield voor de grote gouden tenen van de Boeddha, zijn handen onhandig in gebed, blijft de gehoopte vervoering uit, maar op een onverwacht moment op het festival, starend in de as van de ritueel verbrande houten ‘Man’, wordt Dyer gegrepen – eindelijk! – door iets wat lijkt op extase. ‘Het was een hoogtepunt in mijn leven, maar het voelde ook vertrouwd: een van die momenten die maakt dat je hele leven gerechtvaardigd lijkt, omdat het geleid heeft tot dit, tot dit moment.’
Het stuk is opvallend lyrisch, kitscherig haast in vergelijking met de droge Britse mannetjestoon – ‘weinig dingen in het leven zijn deprimerender dan koude soep’ – van veel van de andere essays. In zijn festivalverrukking legt Dyer zijn roze veren boa ter offer op de smeulende sintels en kijkt hoe het ding langzaam vlam vat. Het is te camp om waar te zijn. Daarmee illustreert het wat genreblender Dyer in zijn voorwoord verklaart: ‘Alles in dit boek is waar gebeurd, maar sommige dingen zijn alleen in mijn hoofd gebeurd.’
Uiteraard draait het juist om wat er in dat hoofd gebeurt; Dyer is het soort essayist dat meer verslag doet van zijn binnenwereld dan van de buitenwereld. Reportage is niet zijn ding. Met de journalistieke traditie waarin je hem eventueel zou kunnen plaatsen, die van het new journalism, steekt hij de draak door zijn verhalen – die soms bijna karikaturaal reportage-achtig zijn opgezet – geen echte verhalen te laten zijn. Ze ontberen directe samenhang, hun betekenis is diffuus en moet bijeengeraapt worden uit de verhalen die ze omringen.
Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen suggereert, heel dyeriaans, een zelfhulpboek te zijn, zonder het te zijn. Een spirituele gids voor niet-spirituelen. Een avonturenboek vol non-avonturen. Het gaat erover hoe dingen tegelijkertijd wel en geen betekenis kunnen hebben. Zeker waar het de zelfhulp betreft, de zen, de yoga en andere wanhopige ordeningspogingen, laat Dyer zien dat zin en onzin beangstigend veel op elkaar kunnen lijken. En dat hij een groot talent heeft voor beide.

Geoff Dyer: Yoga voor mensen die te beroerd zijn om eraan te doen. Agathon, 256 blz., € 19,95. Vertaald door Paul van der Lecq