We schrijven juli 1975. pvda-leider Den Uyl is minister-president, mede dankzij een genadeloos formatiespel dat Biesheuvel twee jaar eerder zowel het premier- als het arp-leiderschap kostte. Niet verwonderlijk, dus, dat zijn oud-medewerker veronderstelt dat de sfeer bij de lunch ijzig zal zijn geweest. ‘Nee, hoor’, zegt Biesheuvel tot zijn verbazing. ‘Integendeel. Gelachen dat we hebben!’

Met politiek meesterspel had Den Uyl in de formatie van 1973 zij aan zij met formateur Jaap Burger de ruimte benut die de verdeelde arp-fractie bood om een wig te drijven tussen Biesheuvel en de zijnen. Het is legitiem om de zwakke plek van de politieke tegenstander op te zoeken, oordeelt Biesheuvel, en daarom koestert hij geen wrok jegens Den Uyl.

Deze anekdote vertelt veel over de politicus Barend Biesheuvel (1920-2001). Ten eerste dat hij de bron van zijn politieke misère zocht bij de verdeeldheid in de arp-fractie, niet bij de foute politieke inschatting die deze verdeeldheid veroorzaakte. Biesheuvels fout was dat hij zijn zinnen zette op voortgezette coalitiesamenwerking van de drie confessionele partijen kvp, arp en chu met de vvd en ds’70, waarop zijn kabinet had gesteund. Dat bood de enige kans op voortzetting van zijn premierschap. Zijn ambitie won het van zijn beoordelingsvermogen, want met zijn coalitiekeuze miskende hij dat zowel het progressieve levensgevoel van die tijd als de verkiezingsuitslag, met winst voor de pvda en een ineenstorting van kvp en chu, een wending naar links onvermijdelijk maakte. Met powerplay trachtte hij zijn weerspannige fractie aan zijn kant te krijgen, tot formateur Burger erin slaagde ‘in te breken’ en fractielid Jaap Boersma bewoog tot de publieke verklaring dat hij bereid was tot het te vormen kabinet-Den Uyl toe te treden. Daarmee was het vonnis over Biesheuvel voltrokken, hoewel hij met zijn misrekening zijn eigen politieke graf al eerder had gegraven.

De genoeglijke lunch met Den Uyl laat tegelijkertijd zien dat Biesheuvel niet de socialistenvreter was voor wie hij later wel is gehouden. Zoals zo veel oud-collega’s is hij de dupe van het fenomeen dat het laatste beeld dat hij als politicus vestigde bepalend is geworden voor zijn hele loopbaan in Den Haag. Dat is het beeld van de man die koste wat het kost de coalitie met de liberalen wilde doorzetten. Dat doet hem geen recht, blijkt ook uit de biografie die journalist en politicoloog Wilfred Scholten over hem schreef.

Scholten heeft in Mooie Barend met vaart, precisie en empathie een indringend beeld van de arp-politicus geschetst. De gereformeerde boerenzoon uit de Houtrakpolder, halverwege de jaren vijftig via de christelijke boerenbond doorgedrongen tot de Haagse politiek, was geen rechtse hardliner, wars van linkse frivoliteiten, maar een gematigde politicus die hechtte aan goede banden met de pvda. In die tijd was partijvoorzitter Wiert Berghuis erop gebrand met de arp in de richting van het evangelisch radicalisme te koersen. De bijbelse boodschap noodzaakte volgens hem tot radicale keuzes, vooral op het terrein van de sociale politiek. De arp moest verlost worden van de erfenis van oud-voorman Hendrik Colijn, de crisis­premier uit de jaren dertig en zinnebeeld van steil-­calvinistische rechtzinnigheid. In Biesheuvel zag Berghuis een boegbeeld van dat evangelisch radicalisme, zij het dat die voorkeur ook wel een opportunistisch trekje had. De voorzitter onderkende de aantrekkingskracht die de rijzige, bijna twee meter lange Biesheuvel op de kiezers uitoefende, in combinatie met zijn aimabele karakter.

Niettemin had Berghuis ook inhoudelijke redenen om de grote man aan zijn kant te scharen. Door zijn ervaringen met armoede in de jaren dertig was Biesheuvel ervan doordrongen dat het nationaal isolement uit de tijd van Colijn niet mocht terugkeren. Zijn internationale oriëntatie bleek zowel uit zijn inzet voor Europese samenwerking als uit zijn pionierswerk voor ontwikkelingshulp. Hij beoordeelde de scheve welvaartsverdeling als een sociale schande op wereldformaat en was de eerste die ervoor pleitte een minimumpercentage van het nationaal inkomen voor de bestrijding van armoede en honger uit te trekken.

Een van zijn grootste politieke prestaties is dat hij de arp bijeenhield in de turbulente jaren zestig en zeventig. Hij verkondigde het evangelisch radicale verhaal zonder de rechtzinnige vleugel van de partij te vervreemden. Uiteindelijk zouden verhoudingsgewijs weinig arp’ers uitwijken naar links, naar de ppr, of naar rechts, naar de rpf. Het is mede aan deze politieke stuurmanskunst van Biesheuvel te danken dat het evangelisch radicalisme krachtig genoeg bleef om later, na de fusie van arp met kvp en chu, zijn stempel te drukken op het cda, als tegenwicht van de onversneden conservatieve krachten. Ondertussen zag hij zijn collega Joop den Uyl worstelen met het radicalisme van Nieuw Links. Hoewel even onbestemd als ondoordacht jutte dat de pvda op tot een steeds verdergaande arrogantie jegens andersdenkenden. In de formatie van 1977 manoeuvreerde de pvda zich daardoor uit de macht.

Niet ten onrechte typeert zijn biograaf Biesheuvel als laatste échte leider van de arp, Nederlands eerste politieke partij (1879). Zijn opvolger Aantjes genoot het respect van zijn achterban, evenals oud-premier Zijlstra, maar Biesheuvel was geliefd, mede dankzij het feit dat hij met zijn boerenachtergrond de verpersoonlijking was van de emancipatie van de gereformeerde ‘kleine luyden’. Zelfs de katholieke journalist Henri Faas, de ‘Wandelganger’ van de Volkskrant, kon hem wel waarderen, als ‘gangmaker’ van een ‘vooruitstrevend christelijk humanisme’. Daarbij vond Faas het prettig dat ook Biesheuvels humor er geleidelijk op vooruitging: ‘De grappen vallen niet meer uit ’s heren Biesheuvels mond als blokken beton.’


Wilfred scholten
Mooie Barend: Biografie van B.W. Biesheuvel 1920-2001
Bert Bakker, 815 blz., € 39,95