Het biologisch hipsterkoffietentje bij mij op de hoek heeft altijd een bord buiten staan, met elke week een ander motto in krijt erop geschreven. Laatst stond er: ‘Always do sober, what you’d said you do drunk. That will teach you to keep your mouth shut.’ Was getekend: Ernest Hemingway. Op de cover van het meest recente nummer van L’OFFICIEL, een Nederlands modeblad met de ondertitel ‘de la couture et de la mode de Paris’, staat een topless model met een rieten hoedje op, en naast haar de tekst ‘Cruise like a Hemingway’, wat naar een kort artikel verwijst over de romantische reizen die Ernest Hemingway heeft gemaakt – en hoe jij! die ook kon beleven. The Huffington Post plaatste onlangs een stuk, 9 Ways to Live Like Hemingway (‘Nr 5: Drink the hard stuff’). De afgelopen jaren plaatsten de Washington Post, Forbes en Men’s Health artikelen onder de noemer leef/reis/schrijf ‘like Hemingway’. Het is een industrie. In zo’n beetje elke stad waar hij gewoond heeft presenteert een café zich als zijn stamcafé, als een soort veredeld altaar, er zijn lookalike-wedstrijden, in de film Midnight in Paris voerde Woody Allen hem op als een icoon van testosteron en mannelijkheid, in een hbo-speelfilm over zijn ervaringen in de Spaanse Burgeroorlog bedreef hij de liefde met Martha Gellhorn, terwijl – als ik me het goed herinner – de hotelkamer in vlammen stond, of beschoten werd door fascisten, of allebei.

Voor de goede orde, in de vroege ochtend van 2 juli 1961 schoot Ernest Hemingway, 61 jaar oud, met zijn favoriete jachtgeweer de achterkant van zijn hoofd eraf. Hoe kan het dat hij dan nu zo’n lifestyle-icoon is geworden?
Dat heeft voor een deel te maken met A Moveable Feast, dat drie jaar na zijn dood verscheen en nu in het Nederlands is uitgegeven in de Privé-domeinreeks van De Arbeiderspers als Parijs is een feest. Het beschrijft een periode in Hemingway’s leven waarin hij en zijn vrouw Hadley zich ‘onkwetsbaar’ waanden. Hemingway was naar Parijs gekomen in 1921, nadat hij was genezen van de wonden die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog had opgelopen aan het Italiaanse front, als ambulancebroeder. In Parijs trof hij wat zou uitgroeien tot de meest succesvolle groep expats uit de Angelsaksische literatuurgeschiedenis: schrijvers als Ford Maddox Ford, James Joyce, F. Scott Fitzgerald en zijn vrouw Zelda, en nog een paar handenvol dichters en schilders, die bijeenkwamen in cafés en in de salon van Gertrude Stein en de boekhandel Shakespeare and Company van Sylvia Beach. Parijs is een feest bestaat uit een serie losse schetsen van zijn vrienden, en de lessen die ze hem leren, en is een portret van een leven vol vrijheid en geluk: ‘Als de lente kwam, zelfs de valse lente, waren er geen problemen meer, behalve waar je het gelukkigst kon zijn. Het enige wat een dag kon verpesten, waren mensen en als je erin slaagde geen afspraken te maken, had geen enkele dag grenzen. Mensen perkten altijd geluk in, behalve die paar die zo goed waren als de lente zelf.’
Nu is gewoon geluk saai materiaal, maar wat deze periode van geluk extra tragische diepte geeft voor eigentijdse lezers is het besef dat het voor niemand stand hield. Scott Fitzgerald stierf jong, zijn Zelda werd schizofreen, Ezra Pound bekeerde zich tot Mussolini’s fascisme, James Joyce haastte zich van ziekte naar ziekte maar stierf als de grootste modernist die de literatuur had gekend. In zekere zin was dit een generatie waar een vloek op rustte, het was, in de woorden van Gertrude Stein, een ‘verloren generatie’. Hemingway vertelt uitgebreid hoe ‘mejuffrouw Stein’, zoals hij haar plechtig noemde, op die term kwam: ze moest haar Ford laten maken in een garage, alwaar de jongste bediende haar maar langzaam en inefficiënt van dienst was. Zijn chef berispte hem: ‘Hoe dan ook, hij was niet sérieux geweest en was streng tot de orde geroepen door de patron van de garage nadat mejuffrouw Stein had geklaagd. De patron had tegen hem gezegd: “Jullie horen allemaal bij een génération perdue.”
“Dat zijn jullie, jullie allemaal”, zei mejuffrouw Stein. “Jullie jonge mensen die in de oorlog hebben gediend. Jullie zijn een verloren generatie.”
“Echt?” zei ik.
“Ja”, hield ze vol. “Jullie hebben nergens respect voor. Jullie drinken jezelf dood…”’
Hier doet Hemingway iets heel doorzichtigs: hij is het grondig met haar oneens, maar tegelijk zet hij de anekdote van Stein centraal in zijn boek. Hij ontkent haar theorie zo nadrukkelijk en zo veelvuldig dat hij die alleen maar onderstreept en extra doet opvallen. Het is dit toegevoegde gewicht aan de levensvreugde van de artistieke Parijzenaars dat ervoor zorgde dat de Franse vertaling, Paris est une fête, na de aanslagen van afgelopen november ineens een bestseller werd. Het boek staat voor geluk dat zich niet laat afschrikken door geweld, geluk dat omgeven is door trauma, maar daardoor des te nadrukkelijker straalt. En daarom leent het zich zo voor glamourbladen en lifestyle-blogs.
Tegen die lifestyle-isering van Hemingway zijn ten minste twee wezenlijke bezwaren in te brengen. Allereerst heeft het van Hemingway een figuur gemaakt die is terug te brengen tot een schakel sleutelwoorden: boksen, stierenvechten, safari, drinken, vreemdgaan – allemaal werkwoorden die gezien worden als de meer macho-dingen des levens, die in deze meer feministische tijden niet direct geapprecieerd worden. Vandaar dat toen essayiste Rebecca Solnitt een lijst maakte van ‘Boeken die Geen Vrouw Zou Moeten Lezen’ alle boeken van Hemingway opnam. Nu voerde hij al die werkwoorden ook naar hartenlust uit, maar wie een van de vele biografieën van hem leest, zal verbaasd staan hoezeer hij bij vrienden en collega’s bekendstond als een buitengewoon groothartige, emotionele man, die vol vertedering naar de mens keek, met een groot talent voor vriendschap met vrouwen. En zijn personages zijn inderdaad toonbeelden van machismo, maar de emotionele spanningsboog van al zijn boeken komt eruit voort dat ze dat niet volhouden – stuk voor stuk falen ze, en in dat falen ontdekken ze wie ze echt zijn. De hoofdpersoon van zijn (wat mij betreft) mooiste roman The Sun Also Rises is nota bene impotent.
Het tweede is dat die lifestyle tussen hem en zijn literaire meesterschap in is komen te staan. Ik kocht mijn exemplaar van Parijs is een feest bij boekhandel Athenaeum op het Spui. Het lag op een prominent stapeltje bij de kassa. Ik keek ook even in de kasten: er waren geen vertaalde romans van hem te vinden. Het zou treurig zijn als we ons Hemingway’s leven beter herinneren dan zijn boeken. Want nu is die term ‘meesterschap’ altijd heel erg, heel slijmerig, maar bij Hemingway is hij opvallend zichtbaar. Vorig jaar was er bijvoorbeeld een tentoonstelling in de New Yorkse Morgan Library, Hemingway: Between Two Wars, waarin verschillende versies van zijn verhalen naast elkaar te zien waren. Van de handgeschreven tot de getypte tot de uiteindelijk gepubliceerde versie. In elke van de versies zie je zinnen, bijvoeglijk naamwoorden, uitleg, en soms hele anekdotes verdwijnen, tot er een geraamte van een verhaal overblijft, dat in zijn efficiëntie maximaal geladen is.
Natuurlijk is die uitgebeende stijl overbekend, maar in Parijs is een feest – dat niet van dezelfde orde is als zijn verhalen of romans – kun je soms heel mooi zien hoe uitgesproken lyrisch hij ermee kan zijn. Zo eindigt het verhaal over Steins verloren generatie met een wandeling door de stad, die vol leven, emotie, grandeur en vriendschap zit: ‘Ik dacht aan mejuffrouw Stein en Sherwood Anderson en zelfzucht en geestelijke luiheid tegenover discipline en ik vroeg me af wie nu eigenlijk wie een verloren generatie noemde? En toen ik in de buurt kwam van de Closerie des Lilas met het licht gericht op mijn oude vriend, het standbeeld van maarschalk Ney met getrokken zwaard en de schaduwen van de bomen op het brons, en hij daar alleen en niemand achter zich en wat een zootje hij had gemaakt van Waterloo, dacht ik dat alle generaties wel iets hadden verloren en dat dit altijd zo was geweest en altijd zo zou zijn en ik stond stil bij de Lilas om het standbeeld gezelschap te houden en ik dronk een koud biertje voordat ik naar huis ging naar het appartement bij de houtzagerij. Maar terwijl ik daar zat met het bier en naar het standbeeld keek en me herinnerde hoeveel dagen Ney had gevochten, in eigen persoon, terwijl de achterhoede zich uit Moskou terugtrok waar Napoleon in zijn rijtuig was weggereden met Calaincourt, dacht ik aan wat een warme en hartelijke vriendin mejuffrouw Stein was geweest (…) en ik dacht: ik zal mijn best doen om haar te dienen en zolang ik ervoor kan zorgen dat haar recht wordt gedaan voor al haar goede werk, en moge God en Mike Ney me daarbij helpen. Maar weg met haar praatjes over een verloren generatie en al die vunzige, gemakkelijke etiketten.’
Inderdaad.
Beeld: 1923, Hemingway’s paspoortfoto (Ernest Hemingwau Collection / John F Kennedy Presidential Library and Museum, Boston)