Halverwege de vorige eeuw was de ontwikkeling van de eerste computers zó indrukwekkend dat de taal van de informatica ook van toepassing werd geacht op de biowetenschappen. In toenemende mate werd het brein vergeleken met een computer, en het dna werd gezien als een programma dat de ontwikkeling van een organisme stuurt. In 1957 formuleerde Francis Crick (die eerder met collega Watson het dna ontdekte) het zogenaamde Centrale Dogma van de genetica, dat erop neerkomt dat alle voor onze ontwikkeling benodigde biologische informatie is vastgelegd in ons dna. Kortom, het zit allemaal in de genen. Critici betoogden dat de mens daarmee niet alleen werd gereduceerd tot een digitale code maar ook werd beroofd van zijn spiritualiteit, zodat hij uiteindelijk slechts een natuurding was dat weinig verschilde van een fruitvliegje. Biologen zijn inmiddels van mening dat het dna geen allesbepalend programma is. Een gen is vooral een mogelijkheid, die lang niet altijd geactiveerd wordt. Allerlei externe factoren spelen een rol.

Met de tentoonstelling Genesis laat het Centraal Museum in Utrecht zien hoe de informatica de genetica en de kunst beïnvloedde. Zo staan in zaal 1, naast een van de eerste beeldschermterminals, onder meer een digitaal sonarsysteem waarmee onderzeeboten werden opgespoord, een computergestuurd radarsysteem waarmee vliegtuigen werden onderschept en een vitrine met het beroemde model van het dna-molecuul, terwijl even verderop een filmprojectie draait van computergrafiek van John Whitney, een van de eerste kunstenaars die computers gebruikte. Zijn seriële abstracte geometrische vormen lijken een parafrase van de eeuwige creatie van de natuur.

Powerpoint-presentaties in verschillende zalen en documentaires over de geschiedenis van de genetica maken duidelijk dat het leven veel complexer is dan aanvankelijk gedacht. In plaats van over dwingende informatie in de vorm van genen en codes te praten moeten we eerder denken in termen van feedbacksystemen. Vandaar dat Artificial Life-expert Luc Steels robots heeft ontworpen die vooral reageren op hun omgeving. De ironie wil dat dit beeld van complexiteit vooral te danken is aan de computer, die aanvankelijk vanwege zijn reducerende karakter zo werd gewantrouwd.

Gastcurator Emilie Gomart wil met deze tentoonstelling dan ook benadrukken dat de wetenschap niet slechts koud, onttoverend en reducerend is maar, net als de kunst, het bestaan juist rijker maakt. Dat neemt niet weg dat de wetenschap twijfelachtige kanten heeft, zoals blijkt uit installaties van Eduardo Kac en Marta de Menesez. Om tot nadenken te stemmen over de morele aanvaardbaarheid van biotechnologie stelt Kac de bezoeker in Genesis in staat om door middel van een verleidelijk simpele computerhandeling bacteriegenen te muteren. De vlinders in de vlinderkooi van De Menesez blijken rond te fladderen met vleugels waarvan het patroon in een laboratorium is gemanipuleerd. De menselijke vrijheid blijft een riskante aangelegenheid. De creaties van de technisch-wetenschappelijke beschaving kunnen altijd de macht van haar schepper te boven gaan.


Genesis, Centraal Museum, Utrecht, tot en met 12 augustus.