
Sterker, in The Imitation Game zegt een leidinggevende van MI6 iets soortgelijks over de oorlog tegen Turing, hoewel er een zweem van cynisme over zijn woorden ligt. In het absurde idee van een ‘plezierige oorlog’ ligt de kracht én het falen van Morten Tyldums film: je stapt de warme wereld binnen van Burberry-jasjes, rugby- en cricketspelende kostschoolleerlingen en Cambridge fellows. Maar met de werkelijkheid heeft het allemaal weinig te maken.
Zeker voor Turing, destijds in dienst van de Britse strijdkrachten in Bletchley Park waar honderden mensen in hutten werkten aan het onderscheppen en decoderen van het Duitse communicatienetwerk. Behalve met het probleem van het kraken kampte het wiskundige wonderkind, wiens werk een basis voor de computerwetenschap vormde, vooral met een maatschappij waarin zijn seksuele geaardheid een misdaad was. Toen zijn homoseksualiteit aan het licht kwam, werd hij strafrechtelijk vervolgd. Hij had een keuze: gevangenisstraf of chemische castratie. Hij koos voor het laatste. Turing stierf op 8 juni 1954 op 41-jarige leeftijd aan cyanidevergiftiging. Oorzaak: vermoedelijk zelfmoord.
De balans tussen de tragiek van Turings leven en het boy’s own-karakter van de heldendaden van de codekrakers is in The Imitation Game zoek. Een sterk spelende Benedict Cumberbatch zet Turing neer als een arrogante outsider die minkukels geen blik waardig keurt. Soms komt hij over als een soort James Bond: alleenloper, donker, aantrekkelijk en vooral door en door Engels. Iets van het spionageverhaal zit ook in de jongensachtige spanning van het bouwen van een machine waarmee Turing Enigma probeert te ontcijferen. Het apparaat ziet er spectaculair uit: het vult bijna een vertrek en heeft allerlei radertjes en buizen en knoppen. En het doet iets. Wat precies weet niemand. Als het resultaat dan toch komt, is de ontlading euforisch.
Maar dan Turing. Zoals uit de magistrale biografie van Andrew Hodges uit 1983 blijkt, was hij een complexe man die in niets lijkt op de figuur die Cumberbatch in The Imitation Game creëert. In The New York Times merkt Christian Caryl terecht op dat deze Turing een ‘soort robotachtige Mr. Spock’ is, terwijl de wiskundige in het echt veel toegankelijker was, iemand met een fijn gevoel voor humor. Verder kloppen de inspanningen van de film-Turing om de Duitse communicatie te ontcijferen historisch niet. Men was al vanaf het begin van de oorlog bezig met het decoderen van vijandige boodschappen met behulp van elektromechanische apparaten, en wel ontworpen door Poolse wetenschappers.
Natuurlijk hebben fact checkers zoals Caryl gelijk. Maar wat The Imitation Game finaal nekt, is het laatste half uur waarin de makers opzichtig een moralistische mythe rond Turing proberen te creëren, vooral door middel van Joan Clarke (Keira Knightley), de aantrekkelijke vrouw met wie Turing een verzonnen relatie had. Ze probeert een ontredderde Turing vlak voor zijn dood gerust te stellen dat deze wereld gebaat is bij buitenissige mensen als hij. Het zijn volledig nietszeggende en overbodige scènes. Uiteindelijk is de film vooral een gemiste kans. Enerzijds schept het werk een hunkering naar de aloude, vermakelijke jolly good war-films, anderzijds nodigt het vooral uit Hodges’ biografie te gaan lezen, over de echte Alan Turing.
Te zien vanaf 8 januari
Beeld: The Imitation Game. Benedict Cumberbatch als Alan Turing (Paradiso Filmed Entertainment).