Daar staat ze, vlak voor we de autoroute opgaan ter hoogte van Nice. Een meisje van een jaar of 25, lange bruine haren, zachte glimlach om de mond. Dat zachte, ik denk dat ik het erin wil zien. Het is een lam dat daar staat. Een lam dat naar Lyon wil, getuige het bordje dat ze omhoog houdt. Stapvoets, in colonne rijdend, naderen we haar.
Of we haar mee zullen nemen, vraag ik degene die chauffeert.
Hij kijkt even opzij. ‘Dat doen we toch nooit?’
‘Nee’, zeg ik vaag. ‘Maar ja. Ze staat daar zo.’
‘Maar we gaan helemaal niet richting Lyon.’
‘Details.’
Ik wil niet bekennen dat ik net een boek heb gelezen. Ik heb het ook niet echt gelezen. Ik las een interview erover met de schrijfster en nam het boek vervolgens staande in de boekwinkel tot me. Snel en haterig, wetende dat ik door de verkeerde nieuwsgierigheid werd gedreven. Het is het soort boek waarvan je je afvraagt waarom je het zou lezen, behalve uit sensatiezucht. True crime, vermomd als onderzoeksjournalistiek. Een verhaal dat je bang maakt, maar dat op een ander niveau dan wereldnieuws doet. Meer op het niveau van Opsporing verzocht. Oude vrouwen die nietsvermoedend hun deurtje opendoen voor de aller-, allerslechtste mensen die bestaan. Mijn zus heeft er een handje van. Niet van haar deurtje opendoen, of misschien ook dat, maar vooral van erover vertellen. Als ze zich met een zorgelijk hoofd naar me vooroverbuigt, weet ik dat ze het niet over Beiroet gaat hebben, of over institutioneel racisme.
Ik heb vriendinnen die grossieren in random ellende. Alles dat eindigt op ‘erg hè’. Ik weet niet wiens kind dat is dat in het zwembad verdronken is! wil ik schreeuwen. Ik ken die vrouw niet die van de galerij is gesprongen! Nee! roep ik naar mijn zus. Vertel me alsjeblieft niet wat er met dat meisje is gebeurd dat was weggelopen van huis!
Ik roep natuurlijk gewoon niks, behalve ‘Nee!’ en ‘Dat meen je niet!’ en ‘Wat erg!’ En sla Baudrillard er nog eens op na, Fatale strategieën, want ik ben nogal van niveau.
Zie mij daar staan in die boekhandel, in een donker hoekje, snel de bladzijden omslaand van een boek waar ik me te goed voor voel. Wat dus gaat over liften en dat eindigt met verkrachting en moord. Ik krijg er een knoop van in mijn maag, en moet het tegelijkertijd weten. Alle zieke details van de man die een liftster langs de kant van de weg ziet staan en afremt omdat hij denkt: seks. Ik kan seks met haar hebben. Zo simpel is het dus. En na gedane zaken gooi je d’r gewoon weg. Verpats je haar telefoon, zodat je je vrouw bij thuiskomst kunt verrassen met een nieuwe.
Zou dat meisje dat naar Lyon een lift hoopt te krijgen weten dat er mannen rondrijden met een brein dat ter hoogte van hun geslachtsapparaat is blijven steken? Ik denk aan mezelf, hoe ik er ooit ook niet voor terugschrok te liften. Er is een leeftijd waarop je jezelf onaantastbaar waant. Dat je met een hemdje waar je borsten zo ongeveer uitvallen iedere man triomfantelijk wil uitdagen. Had je wat? Heb ik wat van je aan? Ja kijk maar lekker voor je, lelijke loser die je bent. Pomp gewoon m’n band maar effe op.
Dacht ik dat soort dingen toen ik mijn borsten er nog zo ongeveer uit liet vallen? Ik denk het. Al dacht ik volgens mij niet zoveel. Behalve dat niemand mij wat kon maken. Ik had gewoon geen idee. Stapte net zo makkelijk bij een dronken gast in de auto. Ik was een lam met negen levens.
En nu wil ik mijn raampje open schuiven. Naar die liftster roepen: ‘Hé! Wil je dood of zo?’ Er is iets veranderd. Ben ik het, of is het de tijd? Onze blikken kruisen elkaar minder dan een halve seconde. Wat ziet zij? Ik denk plenty ruimte op de achterbank, wat anders?