Eind 1998, Servië. Het is nacht en onze touringcar die uren eerder vertrok uit Belgrado wordt tegengehouden bij een controlepost op het platteland. In Kosovo vechten Servische veiligheidstroepen tegen Albanese separatisten. De Navo dreigt met ingrijpen. De internationale sancties zijn scherper dan ooit, evenals de repressie door het regime van Slobodan Milosevic. De chauffeur opent de deur voor drie agenten. Twee blokkeren de uitgang, de derde neemt zijn pet af en begint ons toe te spreken. Over hoe zwaar hij en zijn collega’s het hebben zo ’s nachts in de vrieskou. En over de beproevingen van het Servische volk. ‘Mensen, wij hebben collega’s verloren tijdens de rechtvaardige strijd in Kroatië, Bosnië en Kosovo. Geeft u alstublieft voor hun families.’

‘Vuile dieven’, fluistert iemand achterin. Dan wordt het muisstil. De agent beweegt zich door het gangpad, zijn pet bedelend voorhoudend aan de passagiers. Als hij onze stoelen nadert, glijdt mijn hand naar mijn portemonnee. Mijn vriendin heeft haar ogen dicht, maar vat mijn pols in een ijzeren greep om te voorkomen dat ik betaal. Sommige passagiers doen alsof ze slapen. Anderen kijken de agent strak aan. Niemand geeft. De agenten druipen af. Niemand is in elkaar getrapt, er is geen boete opgelegd. Er wordt gejoeld en ge-high-fived. Het stille verzet wordt gevierd als een overwinning op het regime.

Niemand in de bus, ik evenmin, had destijds gehoord van Gene Sharp, de ‘Machiavelli van het geweldloze verzet’, zoals hij ruim een decennium later, toen journalisten wereldwijd over hem begonnen te publiceren, zou worden genoemd. Toch brachten onze reisgenoten die nacht verscheidene van zijn ‘198 methoden van geweldloze actie’ in praktijk. Nummer 33: ‘Verbroedering’. 52: ‘Stilte’. 55: ‘Sociale boycot’.

Twee jaar later werd Milosevic’ regime omvergeworpen door honderdduizenden vreedzame demonstranten. Ze werden aangevoerd door de jongerenbeweging Otpor (‘Verzet’) die zich vooral liet inspireren door Sharps theorie van gedisciplineerd en vooral geweldloos verzet.

Gene Sharp overleed afgelopen vrijdag op negentigjarige leeftijd in zijn woning in Boston. Daarvandaan leidde hij zijn piepkleine Albert Einstein Instituut ‘ter bevordering van vrijheid door geweldloze actie’. In de twee kamers die het instituut, met naast Sharp slechts één medewerkster, ter beschikking had was het een chaos. ‘Je kunt je nauwelijks voorstellen wat ik hier allemaal niet meer kan vinden’, vertelde Sharp vijf jaar geleden aan de New Statesman. ‘Het zit allemaal in dozen, maar die kan ik niet uitpakken omdat er steeds weer belangrijker dingen zijn die gedaan moeten worden.’

De schrik van elke dictator

Sharp schreef ruim dertig boeken, met als meest bekende From Dictatorship to Democracy, een pamflet uit 1993 dat inmiddels wereldwijd is gebruikt tegen onderdrukkende regimes. Na Servië volgden Tunesië, Egypte en Oekraïne. Sharp schreef zijn 93 pagina’s tellende pamflet in eerste instantie voor democratische activisten in Birma. Het werd verspreid door een paar boekwinkels in Bangkok. Inmiddels is het in 45 talen vertaald. ‘Ik heb geen idee hoe dat allemaal zo gekomen is’, zei hij een paar jaar geleden in bbc’s Hard Talk. Sharp, de schrik van elke dictator, was toen was al oud en breekbaar. Hij zat ineengedoken op een studiokrukje, zijn wandelstok binnen handbereik.

Zijn werk is zo krachtig dat het hem lang zal overleven. Sharp systematiseerde de menselijke drang tot verzet tegen onrecht en overheersing. Een instinct dat huist in ieder van ons, bij de één diep weggestopt en klein gehouden door angst, bij de ander grommend in de keel, ondanks de dreiging van het gewapende gezag. Hij onderzocht vrijwel elke verzetsbeweging waarover hij bronnen kon vinden. Experts stellen dat de belangrijkste leidraad in zijn werk wordt gevormd door de notie dat geweldloze actie altijd effectiever is dan gewapend verzet, om drie redenen. Ten eerste is geweld iets wat onderdrukkende regimes nu eenmaal beter beheersen dan het volk. Ten tweede kan geen enkel regime het stellen zonder maatschappelijke steun. Verzet moet dus gericht zijn op het wegnemen daarvan, dat is veel effectiever dan gewapende actie. Ten slotte ontaardt geweld altijd in een bloedige spiraal van wraak en wederwraak. Daarom bieden óók externe militaire interventies zoals in Afghanistan, Irak en Libië geen vrede, vrijheid en stabiliteit.

Sharp, geboren in Ohio en zoon van een dominee, weigerde dienst ten tijde van de Korea-oorlog. Niet omdat hij principiële bezwaren tegen oorlogvoering had, maar omdat hij zich niet kon verenigen met de dienstplicht. Een pacifist was hij zeker niet – tot verdriet van velen in de linkse kerk. Geweldloos verzet noemde hij ‘oorlogvoering met sociale, economische, psychologische en politieke wapens’. Hij was een bewonderaar van Gandhi, niet om diens principiële ahimsa (geweldloosheid), maar om zijn strategische inzichten en strijdvaardigheid. In die zin vergeleek hij tot verbijstering van velen de mahatma graag met Mao Zedong.

Hij werd er geregeld op gewezen dat het door hem gepropageerde geweldloze verzet vaak faalde. In Iran, op het Chinese Plein van de Hemelse Vrede, in Syrië, in Egypte, waar het leger de revolutie kaapte. Het is opvallend, zei hij dan, dat de lat voor geweldloze revoluties zoveel hoger wordt gelegd dan voor gewapende actie. ‘Hoeveel mensen zijn gedood in oorlogen zonder dat uiteindelijk de resultaten werden bereikt waarvoor zij vochten?’

Sharp leefde voor zijn onderzoek en bleef ongetrouwd. ‘Ik vind het jammer. Misschien is het een fout in mijn karakter’, zei hij in de New Statesman. Vier keer werd hij voorgedragen voor de Nobelprijs voor de vrede, die hij nooit won. Hij maalde er niet om. Hij werkte tot het einde toe en stierf thuis, naast zijn kantoortje. ‘Vredig’, zo meldde zijn instituut.