Toen we een half jaar geleden via een vriend in de Verenigde Staten het werk van schrijver en filosoof Charles Fitzpatrick onder ogen kregen, waren we direct diep getroffen. Zowel in zijn romans als in zijn non-fictie toont Fitzpatrick een messcherpe en genadeloze visie op de moderne samenleving. Vorige maand kregen we de kans hem te interviewen. Omdat we onze bewondering niet onder stoelen of banken kunnen steken, stellen we hem hier aan de Nederlandse lezer voor. Het volledige interview zal worden afgedrukt in het eerste nummer van ons binnenkort te verschijnen tijdschrift.
Charles Gerald Fitzpatrick is 34. Hij groeide op in een grimmige achterbuurt van Toronto. Door hard te werken wist hij genoeg te sparen om naar de universiteit te kunnen, waar hij filosofie en literatuur studeerde. Zijn eerste roman, Leather and the Swan (1987), verscheen bij Black Moss Press in Ontario. Tijdens een verblijf in Columbia ontdekte hij na driekwart jaar dat zijn visum maar zes maanden geldig was. Hij bracht drie maanden door in de gevangenis en begon daar, onder barre omstandigheden, aan de schitterende maatschappijkritiek Spearhead (1991), die uitgroeide tot een meesterwerk van ruim zevenhonderd pagina’s. Vorig najaar verscheen zijn tweede roman, The Penis of Damocles.
Zijn fictie zal binnenkort in Nederlandse vertaling beschikbaar zijn, Spearhead volgt volgend voorjaar. In Nederland hebben waarschijnlijk alleen Hans Bouman en Gerald van der Kaap van Fitzpatrick gehoord, maar wat ons betreft zal zijn doorbraak niet lang meer op zich laten wachten. Hij is eennoodzakelijk auteur, die balancerend op het randje van het betamelijke en meteen bijtend sarcasme de westerse mens een spiegel vol barsten voorhoudt.
‘Een holle lul in het rode hol van de tijd. Dit is het verhaal van Disneyland, Amerika, waar het bloed koud langs de muren druipt en wij kwijlend onze gestoorde voorouders vereren. Voorouders? Het waren mietjes met nuffige maniertjes. Ze droegen fluwelen broeken en maskers. Ze bestonden niet. Achttiende-eeuwse travestieten die Indianen uitmoordden, negers tot slaafmaakten en opaten wat ze niet konden verkrachten.
Thomas schreeuwt.
Een homoseksueel bedreigt de Chinese winkelier met een ongeladen revolver en een spuit vol besmet bloed. “Geef me je geld of ik geef jou aids!” De Chinees begint te kotsen van angst.
Thomas zweet als een otter. Hij is ziek. Ziek van wie hij was hij wilde godverdomme een ander leven. Hij was niet ziek omdat hij een flikker was, maar omdat hij onzichtbaar bleef.
(Uit Leather and the Swan, vertaling: rve)
'Mijn boeken’, legt Fitzpatrick uit, ‘vertegenwoordigen niet per se de’‘literatuur van de straat’‘, als je die term al wilt gebruiken. Dat hele begrip is onzin. Het rechtstreeks registreren van het “rauwe leven” is op zichzelf oninteressant. Het gaat erom wat de schrijver met dat materiaal doet, hoe hij zijn visie, zijn obsessies, zijn idealen integreert in wat hij ervaart. Hij moet uitstijgen boven die op zich zo platte werkelijkheid en het ruwe materiaal op een hoger plan brengen. Maar goed, literatuur moet natuurlijk helemaal niks. Literatuur moet geschreven worden, dat is alles.
In mijn land zijn de literatuurcritici in slaap gevallen. Ze zijn alle voeling met deze tijd verloren. De maatschappij ontwikkelt zich wel, en de kunst gaatmee, maar de interpreten, de enthousiastmakers wat critici toch behoren te zijn blijven stil staan. En hoe kan je in godsnaam de contemporaine kunst begrijpen en beschrijven als je jezelf buiten de tijd plaatst door decomateuze stokpaardjes van een vorige generatie te blijven berijden? Op die manier blokkeren ze elke ontwikkeling.’
‘Helden heb ik niet, maar er zijn een paar auteurs waar ik niet omheen kan. Janowitz, Acker, Ellis, Miller, Genet, Artaud, Lowry, Celine, Buchner,McGrath, Denis Johnson, Selby, Amis, Roth, Camus, Hamsun, Barker, om er een paar te noemen. Alle schrijvers aan wie je moet denken als je de film SubwayRiders ziet. En Kinky Friedman natuurlijk… Wat? Is die in Nederland nog niet vertaald? Die man is minstens net zo goed als Salinger.
Ik heb een bloedhekel aan boeken als een eiland, boeken die zich opzettelijk afwenden van de werkelijkheid en de tijd waarin ze zijn geschreven, boeken die niet noodzakelijk zijn. En nu niet meteen weer zo stom gaan lopen emmeren dat “de werkelijkheid” niet bestaat! Daar word ik echt ziek van. Dat is weer zo fucking post-modern. En het postmodernisme is ten eerste voorbij, en ten tweede de meest irritante stroming in het denken sinds het boeddhisme. En waar mijn nagels helemaal van gaan kromgroeien is van dat quasi-gefilosofeer van mensen die roepen: “Het leven is een steeds instabieler wordende, stabielgeworden instabiliteit.”
In Spearhead polemiseert Charles Fitzpatrick tegen de westerse moraal, onze'moderne’ cultuur, de televisie en Italiaans eten. Hij biedt geen alternatieven of oplossingen voor de door hem geconstateerde ellende, want, zo zegt hij: ‘Ik ben godverdomme Jezus Christus niet.’ Hij is heidenser dan Nietzsche, duisterder dan Spengler en grappiger dan Luciano de Crescenzo. Een briesende Dionysos op rollerskates.
‘Het verleden is een uitvinding van de machthebbers. Nostalgie maakt de mensen lui. Door de illusie dat vroeger alles beter was, wordt het volk de nek omgedraaid. We willen niet anders. Blind hobbelen we kwijlend voort zonder ons af te vragen wat het allemaal werkelijk waard is. (…) Er is niets mooi. Er is niets lelijk. Alles is er gewoon. De wereld is een verrotte supermarkt en wij zijn de winkelwagentjes. Stuurloos, en met knarsende wielen denderen we tussen de stellages door waarachter we op zondagmorgen God willen zien opdoemen, tussen de cornflakes en de condooms.’
‘Basically, Spearhead is what it is’, zegt hij met zijn donkere, sonore stem. ‘Nothing more. Nothing less. It’s just there. Ik ben heel contemplatief, heel ascetisch bezig een barbaar te zijn. Op een barbaarse manier te schrijven. Daar vraagt deze tijd om. Botheid. Grunge. Ja, grunge. Het begrip’‘stijl’‘ heeft voor mij definitief afgedaan. Alles is stijl, en alles is leeg.
Beavis en Butthead vind ik wel grappig, ja. Maar ik word doodziek van al het gelul er omheen. Opeens gaan serieuze journalisten zich in serieuze tijdschriften bezighouden met “het verschijnsel”. Daar ga ik van braken. Het zijn gewoon grappige tekenfilmpjes, verder niks. Dan moet je niet zo gratuit gaan lopen zeiken dat ze “symptomatisch” zouden zijn voor “deze tijd”. Als intellectuelen enthousiast gaan doen over zogeheten low culture, pak ik mijn pistool. Vraag een willekeurige kunstenaar waardoor hij het meest is beinvloed, en ja hoor, hij zal aankomen met Star Trek of Michael Jackson. Fuck camp! Er is een algehele nivellering zichtbaar, een inflatie van de bevlogenheid. Nee, dat heeft niets te maken met de millenniumwende. Al dat gedoe over het fin de siecle… Gelukkig is dat over zes jaar alweer afgelopen. Dan heerst er natuurlijk een debut de siecle-gevoel, of zo.(…)Wat? Wie? Socrates? Dat was toch die spits van het Braziliaanse voetbalelftal?
Nee, ik geloof niet dat er een wederopleving van de religie gaat komen. Misschien gaan de media meer inspelen op een oeroud verlangen. En als de media bepalen dat iets hot is, gaan mensen er vanzelf in geloven. Je kan tegenwoordig iedereen alles wijsmaken, omdat niemand nog ergens in gelooft alshet niet op tv is geweest.
Toen in China alles mis ging en die beroemde foto in de kranten stond, vroeg iedereen zich af wat er was gebeurd met die man die met het tasje in zijn hand voor een tank stond. Maar niemand toonde interesse voor dat tasje. Is dat misschien in het milieu terechtgekomen? Als volgens de chaostheorie eenvlinder in China een wervelstorm in New York kan veroorzaken, dan zou zo'n tasje wel eens aan de basis kunnen staan van een wereldwijde milieuramp. Maardaar maakt niemand zich druk om.’
‘Ergens in een grote stad dwaalt een jongen rond die het aids-virus draagt,tenminste, dat is wat hij beweert. Thomas is een tv-presentator met een identiteitscrisis. Hij verzamelt poedels, die hij vilt. In nachtclubs en opfeestjes zoekt hij naar de fashion-moordenaar die de stad terroriseert. Als hij verliefd wordt op de thriller-killer wordt Thomas onzeker over zijn missie, zijn minnaars en zichzelf. Omdat hij lijdt aan het Tourette-syndroom wordt zijn communicatie met de samenleving verstoord.’
(Deel van de achterflap van The Penis of Damocles, vertaling: rve)
‘The Penis of Damocles is puur vergif. Scherp als een fileermes dat in een donker steegje in je rug wordt gestoken. Snoeihard. Maar ook vol vertedering. Vol liefde voor de mensheid. Een boek dat ik vanuit mijn tenen schreef, niet vanuit mijn brein. (…) Een betere wereld? Of ik in een betere wereld geloof? Eh… Je weet wat Michael J. Smith zei?’*
* Michael J. Smith was een van de astronauten aan boord van de Challengerdiekort na de start explodeerde. Zijn laatste woorden die uit de ruimte werden opgetekend, waren: ‘Uh-oh.’
Generatie nix grunge-denken de gekartelde wereld van charles fitzpatrick.
Wie zijn de helden van de Generatie Nix? Die vraag, voorgelegd aan twee van haar vertegenwoordigers, was snel beantwoord: de Canadese cultuurfilosoof Charles Fitzpatrick! In Nederland is hij nog onbekend, maar daar komt nu verandering in. Anders gezegd: Christopher Lasch is dood, leve Charles Fitzpatrick! Een portret van een briesende Dionysos op rollerskates.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/8
www.groene.nl/1994/8