
Dit jaar is er een overzicht van de persoonlijke verzameling van Li Edelkoort. Zij werd in 1999 directeur van Design Academy Eindhoven en was een fameuze ‘game changer’ waar het om de reputatie van Nederlands design ging. Dat laten haar objecten zien, bekende en beroemde stukken – de Knotted Chair van Marcel Wanders, bijvoorbeeld, toch alweer twintig jaar oud, een schoolvoorbeeld van een ontwerp dat uit de beperking van design stapte (als in: dingen waar je op moet kunnen zitten) en zich manifesteerde als kunstwerk in kleine serie, als een ets. Dat is generatie 1.
Jongerius, Boontje, Wanders, Studio Job, Scholten&Baijings, Baas, Hutten: zij staan nog trots in de wereldwijde Top 100’s. De invloed van die generatie, die DDW mede tot stand bracht, is overal: de kenner herkent overal jonge Jongeriussen, Huttens, Beys en Bazen, en in sommige gevallen is te zien dat de oude garde amechtig probeert bij te blijven. Je herkent ze ook in de presentaties van niet-Nederlandse designcentra. Eindhoven is in die zin een soort wereldkampioenschap aan het worden – je loopt aan tegen presentaties van Ierse designers, van het San Francisco Museum of Crafts and Design, enzovoorts.

Voor de kennismaking met de jongste generatie is de Graduation Show van Design Academy Eindhoven nog altijd het aangewezen evenement. Dit jaar is de oogst rijk, en zeer gevarieerd. De echte show-stoppers zijn te zien bij de bachelor studenten. Opvallend: zeer kleurrijk en levendig textiel, bijvoorbeeld de serie Floaters from the Waterplanet en het stuk Pop-Up van Vera de Pont; de catsuits van Anouk van de Sande, de schitterende Light Filters van Sanne Schuurman en de ‘dynamische’ weefsels van Surya David White, die direct reageren op het weer. Heel fraai vond ik de Ripening Rugs van Adrianus Kundert van Nieuwkoop, tapijten die naarmate zij slijten nieuwe kleuren en dimensies tonen.
Een altijd terugkerend thema (op het vermoeiende af, soms) is de omgang met afval. Eén van de meest in het oog lopende projecten is Vlisco Recycled van Simone Post, fraaie tapijten gemaakt van restmateriaal van de Vlisco-fabriek. Twee projecten Dyslectic Fantastic (Karlin Tuinte) en ‘Sorry, I’m an Image Thinker’ (Vicky Katrin Kuhlmann) bedenken vernuftige manieren om met dyslexie en andere cognitieve handicaps om te gaan.

Meer fundamentele gedachten over design zijn terug te vinden onder de master studenten (waar ik, voor alle duidelijkheid, in zekere mate bij betrokken ben, als thesis mentor). Hier zijn projecten bij die zich niet met product design an sich bezig houden, maar juist met de context waarin objecten worden getoond, of de manier waarop over design gesproken wordt. Een intrigerend project is The Era of Khaki Ethics van Eva Jäger en Guillemette LeGrand, een soort guerrilla-consultancy gericht op het bespreken en produceren van design in het hier en nu – niet in de glitzy high-brow galeries van Miami of Londen, maar in het stof en de modder (de betekenis van ‘khaki’) van alledag. Ik verwijs ook naar de intelligente presentatie van Corinne Mynatt (‘Design by Syntax by Design’), die in een ‘gewoon’ rijtjeshuis in de Gagelstraat een opstelling heeft gemaakt van voorwerpen die de bezoeker nadrukkelijk een beetje in verwarring hoopt te brengen – is het een huis, is het een winkel, is het een galerie?
Het is altijd de vraag wat er met getalenteerde designers gebeurt ná die school. Een deel wordt opgevangen door de stipendia van het Stimuleringsfonds; een overzicht van ‘hoe het met hen verder ging’ biedt de tentoonstelling op de achtste verdieping van het Veemgebouw, op Strijp, ‘In No Particular Order’. Sommige van die briljante afstudeerders zijn er in geslaagd om echt iets te bouwen – een fabriek voor de winning van bouwmateriaal uit paddenstoelen en schimmels door Maurizio Montalti, of de winning van een nieuw soort organisch ‘plastic’ uit vurenhout door Thomas Vailly (Reconfiguration of a tree)

En verder? Eindhoven biedt onderdak aan die designers die echt op eigen benen staan; in het oude fabrieksterrein Sectie C zijn veel van hen terug te vinden, sommige succesvol, velen worstelend; goed te zien is dat het pure nomadenbestaan van de eerste 180 creatieve ondernemers, ambachtslieden en kunstenaars snel verwordt tot hipster entertainment (je breekt je nek over de uit ruw ijzer gesoldeerde buitenhaarden en barbecues, en de ‘food truck’ is overal). Maar hier staat ook het bizarre en leuke werk van Nacho Carbonell, of de merkwaardige stukken van OXI, een tentoonstelling van objecten die ook al tussen design en kunst zitten, en dus tussen wal en schip vallen. Voor veel designers is die onduidelijke positie bevrijdend, en tegelijkertijd problematisch: waar haal je immers je geld vandaan? De buitenwereld (de minister-president voorop) blaast de loftrompet over hun innovatief vermogen, hun ‘out of the box’ denken, enzovoort, maar diezelfde buitenwereld heeft er geen geld voor over, of het zit in vast-geoormerkte potjes. Eén van de ontwerpers, Govert Flint, zet nu in de OXI-tentoonstelling cameraatjes in die de fysieke en emotionele respons van kijkers naar een object registreren. Dat levert data op, over voorkeur en afkeer, en data is handel, nietwaar?
Beeld: (1) Werk van Corinne Mynatt; (2) ‘Dynamische’ weefsels van Surya David White; (3) Ripening Rugs van Adrianus Kundert; (4) Tapijt uit gerecycled materiaal van Vlisco van Simone Post. Alle foto’s © Dutch Design Week.