
Tijdens de wereldpremière van zijn Requiem des fleurs et des nuages voor bariton en orkest in Amsterdam zit componist Hawar Tawfiq achter in de zaal van het Muziekgebouw aan ‘t IJ. Hij voelt de concentratie bij de orkestleden, bij het publiek, bij hemzelf. ‘Er kunnen wonderen gebeuren’, zei hij nog in het begin van de week toen de philharmonie zuidnederland begon met de repetities. Ook om zichzelf moed in te praten, want eigenlijk maakte hij zich zorgen. Precies 1237 uur heeft hij gewerkt aan zijn requiem, terwijl het orkest maar zes uur heeft om dit met de dirigent te oefenen.
Twee dagen eerder vult iets voor tienen een kakofonie van klanken de concertzaal van het Muziekgebouw in Eindhoven, violen, cello’s, contrabassen, slagwerk, hoorns, harp, celesta, klarinet… Voordat de eerste repetitie begint stemmen de orkestleden hun instrumenten, spelen wat stukken uit hun eigen partij. Ook bariton Thomas Oliemans is aanwezig. Hawar Tawfiq, die zelf als violist nog in dit orkest heeft gespeeld, loopt rond, geeft her en der een hand, maakt een praatje. Het is een spannende dag: het orkest zal vandaag voor het eerst zijn requiem spelen, voor het eerst zullen de klanken en noten die alleen nog op papier en in zijn hoofd bestonden hardop klinken. Net heeft hij nog even met dirigent Ed Spanjaard, tevens een goede vriend van hem, in een kamer achter het podium het stuk doorgesproken. ‘We hebben al samen gebokst’, grapte Spanjaard en sloeg een arm om Tawfiqs schouder. Klokslag tien uur stapt Spanjaard op de bok voor het orkest. De instrumenten zwijgen. Dan beweegt hij zijn baton. De grote trom en de basklarinet beginnen, de eerste noten vullen de zaal.
Hawar Tawfiq
Hawar Tawfiq is een rijzende ster in de moderne muziekwereld. Op 4 november was in Muziekgebouw aan ‘t IJ de wereldpremière van zijn Requiem des fleurs et des nuages te horen, een gezamenlijke compositieopdracht van festival November Music en Muziekgebouw aan ’t IJ, met steun van Ammodo. Op 2 december is de wereldpremière van Exigeant voor klavecimbel, het verplichte werk voor het jaarlijkse Prix Annelie de Man concours in het Orgelpark in Amsterdam en op 23 december speelt het Concertgebouworkest onder leiding van Jaap van Zweden zijn gloednieuwe orkestwerk M.C. Eschers imagination.
Dit stuk is een voorpublicatie uit de speciale bijlage van De Groene Amsterdammer in samenwerking met het Muziekgebouw aan ’t IJ. De volledige bijlage, met daarin verhalen bij vijf grote premières in dit culturele seizoen, verschijnt op 6 januari 2022.
In april 2020 hoort componist Hawar Tawfiq (38) dat zijn compositie-opdracht voor het jaarlijkse Bosch Requiem doorgaat. Het is midden in de eerste coronagolf en hij is net verhuisd naar zijn nieuwe woning in Oss. Hij werkt dan al aan zijn stuk Babylon aan de IJssel, geïnspireerd op zijn ervaringen met de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (ind) en het Gilgamesj-epos, voor het Hexagon-ensemble en een oosters ensemble met grotendeels Koerdische spelers waarvan de muziek in Teheran moet worden opgenomen, en terwijl hij hiermee bezig is wordt hij gebeld door het Koninklijk Concertgebouworkest. ‘Ik kreeg een vrije compositie-opdracht’, zegt Tawfiq terwijl hij in zijn keuken een glas water pakt. ‘Eigenlijk kon het niet, alle stukken moesten binnen een jaar af zijn, in totaal 1 uur en 40 minuten muziek en zeventien delen, dat is bijna onmogelijk, maar tegen het Concertgebouworkest zeg je geen 'nee.’
Hij gaat zitten op zijn grijsgroene leren bank in de lichte woonkamer. Voor hem op de salontafel ligt de partituur van het requiem. Een ander deel van de hoge woonkamer is leeg, op een piano na, daarboven op de vide staat zijn werktafel. Een enorme glazen pui geeft uitzicht op de bomen en struiken in de tuin. Hij werkte ’s nachts aan zijn partituren, overdag probeerde hij te slapen. Hij zag niemand, deed soms in alle vroegte boodschappen en verschanste zich dan weer in huis. ‘Ik heb het zo druk gehad dat ik pas vorige week voor het eerst de binnenstad van Oss heb gezien’, lacht hij. ‘Bij het requiem had ik zo’n twijfel. Wat kan ik toevoegen? Er bestaan al zoveel mooie requiems. Waarom schrijf ik een requiem? En voor wie? Is het voor de nabestaanden of is het ter ere van de doden? En als een requiem een mis is voor de doden, waarom moet het dan zwaarmoedig zijn?’ Zo verzamelde hij zijn gedachten. Hij wist één ding: hij wilde geen religieuze teksten gebruiken. ‘Religies geven antwoorden op mysterieuze vragen in ons bestaan. Ik wilde voor mijn requiem genieten van het mysterie zelf.’
Hij begint met het verzamelen van ideeën, inspiratie opdoen. ‘Politiek, religie en een gevoel van nationalisme heeft ons mensen steeds verder uit elkaar gedreven’, schrijft hij zelf in een tekst hierover. ‘Kunst en muziek zijn manieren waarop we elkaar weer kunnen vinden. We delen ons verdriet en onze vreugde met elkaar, ongeacht waar we vandaan komen.’ Hij gaat op zoek naar teksten uit verschillende culturen waarin het thema dood niet-religieus en niet-zwaarbeladen wordt benaderd en kiest uiteindelijk voor gedichten van de Iraaks-Koerdische dichter Bachtyar Ali, de Nederlandse dichter Hans Andreus en de Vlaamse Anton van Wilderode. Deze laat hij vertalen in het Russisch, Frans, Italiaans, en een van de gedichten heeft hij in het Nederlands gelaten.
Het eerste deel van zijn vijfdelige requiem begint met de grote trom en een kleine introductie van het hele orkest, waaruit alleen de basklarinet overblijft. Donker en mysterieus, zoals Tawfiq het zelf omschrijft. ‘De grote trom laat hier in mijn verbeelding de eerste hartslagen van het ongeboren kind horen, onregelmatig nog.’ In deel twee verschijnt opeens de bariton-solist en zingt in het Russisch: ‘Luister, want de dood is niet het sterven!’ – uit een gedicht van Hans Andreus. ‘Alsof hij uit de dood herrezen is en ons iets nieuws wil vertellen’, zegt Tawfiq. ‘En vanaf dat moment komt er meer licht in de muziek. Dan begint het leven.’
‘Bij het eerste deel, de derde maat van cijfer 5, dat is een 12/8ste maat, die kan met 4/4de’, zegt Ed Spanjaard in het Muziekgebouw in Eindhoven nadat het orkest het voor de eerste keer heeft doorgespeeld. ‘Drie maten van cijfer 6, langzame slagen. Begin derde deel, slagwerksolo mag in pittig tempo…’ De orkestleden slaan hun bladmuziek om, maken notities bij hun eigen partijen. Tawfiq heeft tijdens het spelen van het stuk achter in de zaal gezeten, luisterde geconcentreerd, schudde af en toe zijn hoofd. Nu loopt hij naar voren, praat even snel met de eerste violist, wijst iets aan in de partituur. Dan gaat hij weer zitten – met Spanjaard heeft hij afgesproken dat hij zich op deze eerste repetitiedag afzijdig zou houden.
‘Oké, nogmaals deel één’, zegt Spanjaard en pakt zijn baton. ‘In het begin zit er mildheid en mysterie in stuk. Houd dat mysterieuze, niet te realistisch worden. Luister naar de harp…’
‘Het is alsof je door een camera kijkt en al een wazig beeld van het geheel ziet’, zegt Tawfiq in zijn woning in Oss over het compositieproces. ‘Ik zie dan hoeveel werk het is. Dat is stressvol. Krijg ik het op tijd af? Werk ik hard genoeg? Ik begin noot voor noot, maat voor maat, zoom in, creëer scherpte en diepte.’ Sommige dagen leveren niets op, maar hij weet: het hoort erbij. Het gaat hem om de combinatie van hoofd en hart. ‘Grote kunstwerken ontstaan door concentratie, ratio en intuïtie. Wat gebeurt er in de klank, wat zit in de aard van de noot?’
Hawar Tawfiq groeide op in Sulaymaniya, in het Koerdische noorden van Irak. Hij was een nakomeling, de jongste van vier. Vooral zijn oudste broer Salar, die in de jaren tachtig in Bagdad studeerde en nu een van Noord-Iraks bekendste kunstschilders is, heeft grote invloed op hem gehad. Bagdad was in die tijd hip; jongeren lazen Russische literatuur, luisterden naar westerse klassieke muziek – alles wat buitenlands was, was een teken van verzet tegen het regime van dictator Saddam Hoessein. ‘Mijn broer nam cassettebandjes met onder andere symfonieën van Beethoven mee naar huis. Ik was vier of vijf jaar oud, ik weet dat niet meer, maar volgens hem luisterde ik daar al naar.’
In 1990 brak de Eerste Golfoorlog uit, daarna kwam de Koerdische revolutie. Hierdoor bracht hij veel tijd door in de kelder om te schuilen. ‘Ik was negen en verveelde me. Toen vond ik een doos met cassettebandjes en een koptelefoon. Op de meeste stonden Koerdische liederen, maar een bandje trok mijn aandacht. Niet omdat het mooier was, maar het was anders.’ Hij wist niet wat voor muziek het was, want het was gekopieerd en er stond niets op geschreven, maar hij speelde het nogmaals en nogmaals af. ‘En opeens hoorde ik hoe knap het was’, zegt Tawfiq. ‘Die tegenstem, dat contrapunt, de polyfonische structuur. Dit is supermooi, riep ik.’

Hij staat op en gaat achter zijn piano zitten. ‘Hier hoor je de fluit, dat is de melodie…’ Hij speelt de fluitmelodie met zijn rechterhand. ‘En dan komt daartegenin de cello’, zegt hij nog steeds enthousiast terwijl hij die met zijn linkerhand speelt. Later ontdekte hij dat het de Tweede orkestsuite van Bach voor fluit en strijkers was. Hij zocht naar meer bandjes met dit soort muziek. Het luisteren ernaar in de kelder gaf hem een veilig gevoel. ‘Ik stelde me Europa voor, een continent waar geen oorlog was’, zegt Tawfiq terwijl hij opstaat. Tegen zijn broer zei hij: ‘Ik wil klassieke muziek leren spelen.’
Eerst dacht hij aan piano, maar Salar zei: ‘Kijk eens naar die orkesten, hoeveel piano’s zie je staan? En hoeveel violen? De viool is de koning van de instrumenten.’ Zo begon de negenjarige Hawar met vioolles bij een Koerdische leraar die zelf les had gehad van Russische muziekdocenten in Bagdad. Maar bladmuziek was in Irak niet te krijgen, dus hij kopieerde alles wat hij vond. Het Eerste vioolconcert van Paganini bijvoorbeeld. ‘Dat is heel moeilijk, maar ik dacht: alles is mogelijk, en ging twee maanden studeren, toen zag ik het woord “solo” staan en werd het nóg moeilijker en gaf ik het op.’ Hij vond op een bandje ook het vioolconcert van Beethoven. ‘Het tweede deel raakte mij zo, ik dacht: als iedereen het hoort zoals ik het hoor, zou niemand meer een kogel kunnen afschieten. De blazers, vanaf cijfer 45 iets milder nog van sfeer’, zegt Spanjaard tegen het orkest in Eindhoven. ‘En de strijkers: iets meer forte. Het is een heel goed stuk maar verdomd moeilijk. Focus alsjeblieft, niet steeds door elkaar praten.’
Toen Hawar Tawfiq vijftien was, moest hij vluchten. Hij had toen vrijwel zijn hele jeugd lang oorlog meegemaakt. Het was 7 juli 1998. Hij weet het nog precies. Na een reis van ruim drie maanden vol verschrikkingen kwam hij aan in Nijmegen. ‘Ik had mijn moeder beloofd dat ik naar mijn oudere zus zou gaan, die in Zweden woont. Maar ik belandde in Nederland en vond het hier fijn, vrolijk, die fietsen, zo groen, de mensen, de sfeer. Ik smeekte haar aan de telefoon hier te mogen blijven.’
Hij vroeg asiel aan als minderjarige zonder begeleider en werd na twee dagen met zes andere jongens naar een opvangcentrum in Oisterwijk gebracht. Bij binnenkomst vroeg hij direct of er ook een bibliotheek was. ‘Ik wilde zo snel mogelijk Nederlands leren. De vrouw aan de balie was zo verheugd dat ze me de volgende dag een woordenlijst bracht met een cassettetape voor de uitspraak. Ik had een systeem: iedere dag tien nieuwe woorden.’
Wat hij toen nog niet wist, was dat dit het begin zou zijn van vijftien jaar strijd. ‘In Irak woedde een vreselijke oorlog, je zit in de overlevingsmodus, daar verwacht je elk moment de klap. Maar de echte klap kwam in Nederland. Ik was daarop niet voorbereid.’ In eerste instantie ging alles goed. Toen hij na een maand in het opvangcentrum op Nederlandse les mocht, hoorde zijn docente dat hij viool had gespeeld. Zelf speelde ze piano, maar haar collega nam de volgende dag haar viool mee naar de klas. ‘Ik speelde een stuk voor hen, de introductie van het vioolconcert van Mendelssohn. Ze vonden dat ik talent had. Hierna nodigden ze me regelmatig thuis uit om te eten en samen muziek te maken.’
Later, toen hij werd overgeplaatst naar een asielzoekerscentrum in Hooghalen, bood een van hen aan een kamer bij haar te huren. ‘Zij gaf mij haar viool en zei: ga studeren.’ In augustus 1999 deed hij auditie bij het Tilburgs Conservatorium en werd hij aangenomen op de vooropleiding. ‘Ze zeiden: we horen dat je talent hebt, maar je hebt gebrek aan techniek.’In het jaar dat volgde studeerde hij dag en nacht. ’s Ochtends zat hij op de schakelklas van de middelbare school – hij moest staatsexamen havo halen om naar het conservatorium te mogen – en ’s middags speelde hij viool op de vooropleiding, ’s avonds ging hij naar het roc om Nederlands te leren. Na een jaar werd hij aangenomen op het conservatorium. Hij studeerde viool bij Annemieke Corstens, later tijdens zijn master bij Alexander Kerr, volgde masterclasses bij Herman Krebbers, en nog weer later compositie bij Alexander Hrisanide – die een vaderfiguur voor hem werd en aan wie hij het Bosch Requiem heeft opgedragen – en Roderik de Man.
‘Deel één is heel mooi’, zegt Ed Spanjaard nadat het orkest in Eindhoven koffiepauze heeft gehad. ‘De klank van de grote trom is fantastisch, de basklarinetsolo geweldig. De anderen mogen er ook wezen.’ De muzikanten klappen. ‘Oké, verder, bij cijfers 7: klarinettisten, vibrafoon, hoorn, celesta, citer, na de vijfde maat wappert het er omheen. Het tweede deel: crescendo…’ Spanjaard draait zich om op de bok en roept de zaal in. ‘Hawar, hier aan het einde, is het laissez fibre?’
‘Nee, dat moet verrassend zijn, pats weg’, roept Tawfiq vanaf een stoel achterin.
Ondertussen liep zijn asielaanvraag. Tussen 1998 en 2003 kreeg Tawfiq van de ind twee keer een negatieve beslissing. Toen hij ook tegen de derde afwijzing bezwaar indiende, belandde zijn zaak voor de rechter. ‘Maar de rechter geeft de ind altijd gelijk’, zegt Tawfiq, die op het puntje van de bank zit. ‘Het is echt vreselijk, al die klappen die je krijgt. Ik was naïef, wist niet hoe hard en koud de ind was. Ik was superjong. Ik wist niet dat je hier pas een mens bent als je een verblijfsvergunning hebt.’ Daarna kreeg hij te horen dat zijn asielaanvraag definitief was afgewezen. ‘De Tweede Golfoorlog was voorbij, het regime was uit de macht gezet, ze zeiden: “Meneer kan terug.” Ik was uitgeprocedeerd.’

Direct kwam de muziekwereld in het geweer. Vrienden, muziekdocenten en andere prominenten schreven aanbevelingsbrieven aan de ind . ‘Het gesprek hierna met de ind was verschrikkelijk’, zegt Tawfiq. ‘Ze zeiden: “Deze mensen vinden jou een kwaliteit, maar wij hebben veel talent in Nederland, waarom moeten we in jou investeren?” Ik dacht: stuur me maar terug, ik had er genoeg van. Ik voelde me niet welkom.’
Toch kreeg hij permissie om zijn studie aan het conservatorium af te maken. ‘Ik heb veel mooie mensen ontmoet, veel kansen gekregen, maar ook veel gemist.’ Zo kreeg hij een uitnodiging van Alexander Kerr om in de Verenigde Staten te komen studeren, maar dat kon niet zonder verblijfsvergunning. ‘Dat was heel erg pijnlijk’, zegt Tawfiq. Maar toen in 2007 een generaal pardon voor uitgeprocedeerde asielzoekers werd afgekondigd, leek alles opgelost. ‘Ik was zo opgelucht, tot ik bij de ambtenaar kwam. Die zei: “Het spijt me heel erg, maar je bent student in Nederland, dan kom je niet in aanmerking voor de pardonregeling.”’ Tot overmaat van ramp kreeg hij daarna te horen dat zijn studiefinanciering stopte omdat hij van de ind helemaal niet mocht studeren. Weer schoot de muziekwereld te hulp. Mezzosopraan Jard van Nes en haar man Hans Hierck, met wie hij goed bevriend was geraakt, leenden hem geld om zijn studie af te kunnen maken.
Zo behaalde hij in 2008 cum laude zijn master viool. Toen kwam de volgende horde. Van de ind moest hij om te mogen blijven een vaste aanstelling vinden en ten minste 25.000 euro verdienen. ‘Dat is onmogelijk als je net begint!’ roept hij, nog steeds verontwaardigd. Hij werd leraar op de muziekschool, speelde viool bij het Brabants Orkest en studeerde ondertussen verder op het conservatorium voor zijn master compositie. Het was niet genoeg. In 2010 zei een wethouder op het gemeentehuis in Tilburg: ‘Je moet je koffers pakken. Je kunt zo worden weggestuurd.’
‘Vanaf 41: altfluit klein beetje meer laten gaan’, zegt Spanjaard vanaf de bok. ‘Deel drie is stormachtig, veel crescendo. Het mag brutaler, fortissimo, agressief. We gaan even apart oefenen met alleen de strijkers en de harp. En dan de eerste violen…’
Vlak daarna, het was op een vrijdag, kreeg Tawfiq een telefoontje van de ind . ‘“Ik heb je dossier voor me liggen”, zei de vrouw. “Ik zie dat veel mensen spreken over je kwaliteit als mens en als musicus. Zij zijn overtuigd. En wij nu ook. We hebben besloten om je een verblijfsvergunning te geven.” Ik dacht: dit is een grap. Na al die jaren van onzekerheid. Al die pijn.’ Maar het was waar.

‘Oké, het is één uur, morgen verder’, zegt Spanjaard in het muziekgebouw in Eindhoven en stapt van de bok af. ‘Ik ben heel gelukkig’, zegt Tawfiq opgelucht tegen hem. ‘Wat ik dacht in mijn verbeelding, hoor ik al.’
Ed Spanjaard knikt. ‘Het staat in de grondverf.’
‘Het pijnlijkst tijdens dit hele proces was dat je door de ind niet als mens wordt gezien’, zegt Tawfiq terwijl de regen tegen de ramen van zijn woonkamer klettert. ‘Ik heb geprobeerd niet boos te worden, je wint er niets mee. Pijn hebben we allemaal. Ik probeer die te transformeren tot iets onsterfelijks, tot iets wat betekenis heeft, en niet alleen emotie is.’
In 2011 behaalde Tawfiq cum laude zijn master compositie. ‘En ik ben Nederlander sinds 2013’, zegt hij. ‘Ik voel me acht jaar oud. Vanaf dat moment waren mijn nachtmerries verdwenen en kon ik al mijn energie steken in muziek in plaats van in rechtszaken.’ Sindsdien heeft hij zich als succesvol componist razendsnel ontwikkeld, met als voorlopig hoogtepunt het Bosch Requiem. ‘Ik mag nu even juichen, maar ik heb nog zoveel te leren. Ik ben genadeloos voor mezelf. Het is net als met onwetendheid in de boksring staan: als je hem verslaat mag je even blij zijn, maar hij staat altijd weer op. Met onwetendheid vecht je tot aan je dood.’ De dood is inspirerend, vindt Tawfiq: ‘Doordat de dood er is, moet je leven, tot het uiterste genieten van mooie momenten, kansen pakken, kwetsbaarheid en schoonheid laten zien.’
In het Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam zwijgen aan het einde van het requiem ‘van bloemen en wolken’ alle instrumenten behalve de contrabassen. Bong, bongg… doen ze. ‘De hartslag’, fluisterde Tawfiq tijdens de repetitie. Nog eens: bongg… bong. Nog langzamer: bongg… bong. Stilte. Dan klinken de laatste woorden van de bariton: ‘…ètutto passato…’
Op 4 november was in Muziekgebouw aan ’t IJ de wereldpremière van zijn Requiem des fleurs et des nuages te horen, een gezamenlijke compositieopdracht van festival November Music en Muziekgebouw aan ’t IJ, met steun van Ammodo.