
BERLIJN – De avond begint ongeveer zo. We kijken naar het interieur van een goedkoop Zuidoost-Aziatisch restaurant in een westerse metropool. Links een open keuken met afhaalbalie en een redderende kokkin. Rechts een opstelling van formica tafeltjes en stoelen, nostalgische prullaria, een hoge ijskast met drankjes. We horen een voice-over. Moet je over het algemeen niet doen in toneel. Hier accepteer je het meteen: fijn, we hebben een gids. De stem vertelt: ‘Ik heet Lam. U zult me vanavond overal gaan zien. De vrouw in de keuken is Marie-Antoinette. Die naam kreeg ze in Saigon. De naam van een vorstin. Een koningin. Dit hier is haar restaurant. Hier kookt ze iedere dag. En iedere dag, na sluitingstijd, huilt Marie-Antoinette hier ook. Maar dat weet niemand. Dat ziet niemand. Ons verhaal begint in 1996. In rue Faubourg Saint-Antoine in het twaalfde arrondissement, vlak bij Gare de Lyon. Het handelsembargo tegen Vietnam is net opgeheven door president Bill Clinton. De regering van Nguyen Van Linh heeft de Vietnamese expats, de zogeheten Viet Kieu, toestemming gegeven om naar hun geboorteland terug te keren. Marie-Antoinette gaat niet terug. Ze is bang dat haar naam op de een of andere zwarte lijst staat. Of dat echt waar is weet ze niet zeker. Maar ja, wat is waar? En hoe kun je iets zeker weten, zo ver van huis? Het verhaal dat we hier vertellen is dat van Marie-Antoinette. Soms in het Frans, soms in het Vietnamees. Meestal gedrenkt in tranen.’
Einde van de voice-over-tekst. En dan begint het écht. We schakelen heen en weer in de tijd. Van 1996, het jaar van de terugkeer, het jaar van een soort ommekeer in de geschiedenis van dit getergde en gepijnigde land. Naar 1956, twee jaar na de verpletterende nederlaag van de koloniserende Fransen, bij Dien Bien Phu. Het jaar waarin de koloniale geschiedenis van Frankrijk in Vietnam een voorlopig eindpunt vond. En de pijnlijke historie van het postkoloniale Vietnam een aanvang nam. Tevens het begin van Vietnam als slagveld van de Koude Oorlog. Waar het vanavond overigens nauwelijks over zal gaan.
Saigon is ook en vooral het persoonlijke verhaal van theatermaker Caroline Guiela Nguyen, geboren in 1981 in Frankrijk, dochter van een Vietnamese die in 1956 naar Frankrijk uit moest wijken. In 1996 is ze als zestienjarige met haar moeder teruggereisd naar Saigon, Ho-Chi-Minh-stad dan. Na haar studie sociologie en theater aan de Universiteit van Nice heeft ze in 2009 haar eigen troep opgericht, Les Hommes Approximatifs, ‘mensen bij benadering’ – een goddelijk goeie naam voor een toneelgroep. Saigon is haar tiende grote voorstelling. In 2017 was de productie dé ontdekking van het Festival in Avignon. Voor de voorstelling heeft ze met veel Vietnamese immigranten gesproken en met Vietnamezen die in het moederland zijn achtergebleven. Dit ‘autobiografisch theater’ (‘maar het is en blijft fictie, dit is beslist geen documentair theater’, schrijft ze in een programmatoelichting) doet een serieuze poging om vanuit de geschiedenis een postkoloniaal landschap te schetsen. Daarin lopen mensen rond die almaar bezig zijn om ontmoetingen en complete ceremonies te organiseren, om de pijn van alledaagse waanzin een beetje te vergeten of om te zetten in iets anders, in niet-negatieve energie. Ze maken voor zichzelf, hun zielsvrienden en geestverwanten als het ware een soort tijdelijke ‘bevrijde gebieden’. Waarin de eigen taal weer onbevangen kan worden gesproken. Waarin liederen van het moederland en uit het muziekrepertoire van de kolonisator worden gezongen. Waar de eigen geschiedenis levend wordt gehouden, voor de kinderen. Om Vietnam niet te vergeten. Om te voorkomen dat Vietnam voor een tweede keer verweesd wordt achtergelaten.
Wij zien Saigon in Berlijn, tijdens een internationaal festival voor ‘Neue Dramatik’. De productie wordt hier dubbel boventiteld (Duits en Engels). Terwijl op het toneel afwisselend Frans en Vietnamees wordt gesproken, maar ook een Frans met hevige accenten, een Franco-Vietnamese versie van de lingua franca die door immigranten wordt gebruikt. De boventiteling kan de Babylonische taalverwarring op de speelvloer vaak nauwelijks bijhouden. Wat tot geestige en hilarische taferelen en lachbuien leidt, die een deel van de charme van de voorstelling vormen. Het is overigens hard werken om de vertelling te blijven volgen. Die energie betaalt zich wel ruimschoots uit. Ook voor de aanwezigen uit de nogal omvangrijke Vietnamese gemeenschap van Berlijn, waar ik er vanavond toevallig een paar van in mijn buurt heb zitten. Ze maken in de twee pauzes uitvoerig gebruik van de mogelijkheid om elkaar (en en passent ook ons) vrolijk bij te praten over hun indrukken. Wat ons weer in de gelegenheid stelt om het bijzondere karakter van deze productie van zeer nabij te observeren en te ondergaan.
De negen centrale karakters in Saigon vormen eigenlijk drie kleine eenheden van elk drie figuren. Daar is allereerst Marie-Antoinette, een struise Vietnamese vrouw die weinig Frans spreekt. Haar zoon Phong is gesneuveld in de Tweede Wereldoorlog – het langzaam ontpellen van dat verhaal is deel van de tragedie die zich in en rond deze ontwapenend gespeelde kokkin ontrolt. Onder meer door de onthullingen van Louise Gauthier, de Franse echtgenote van een koloniaal ambtenaar die in de omgeving van Marie-Antoinette evenveel over zichzelf ontdekt als over die gesneuvelde zoon Phong. Het nichtje van de kokkin, Lam, volgt haar bazin als een schaduw. Door haar ogen kijken wij, zij is onze eerste gids. De tweede groep personages bestaat uit de Vietnamese vrouw Linh en haar echtgenoot Edouard, die in 1949 als Frans soldaat naar Indochina wordt gestuurd en die samen met Linh in 1956 naar Parijs terugkeert. Zij hebben een zoon, Antoine, in 1966 geboren, in het hier-en-nu architect en als ‘tijdreiziger’ een tweede gids door deze geschiedenis. De derde groep personages wordt aangevoerd door Cecile, een jeugdvriendin van Edouard, die opduikt als hij en Linh in 1956 in Parijs trouwen en hun bruiloft vieren in het restaurant ‘Saigon’. Daar ontmoet Cecile ook de Vietnamese entertainer Hao, die in 1956 om politieke redenen Saigon heeft moeten verlaten en veertig jaar wacht op terugkeer naar zijn moederland en naar zijn grote liefde Mai, die hij daar heeft moeten achterlaten en die hij pas in 1996 zal terug zien.
De grote historische fictievertelling die Saigon is, ontvouwt zich in vier delen. Deel één, ‘Vertrekken’, begint in Parijs in 1996, speelt verder helemaal in het jaar 1956 van de grote uittocht uit Saigon, en eindigt weer in Parijs waar Antoine zijn zieke moeder Linh in 1996 naar het ziekenhuis brengt. Het tweede deel, ‘Verbannen’, speelt in Parijs in 1956, en eindigt weer in 1996, waar Antoine zijn moeder Linh in het ziekenhuis ophaalt en vraagt waar zij wil worden begraven. Deel drie, ‘Vermist’, werkt toe naar de onthulling over de precieze doodsoorzaak van Phong, de zoon van Marie-Antoinette. Prachtige scène, scène twintig. De vrouw die de waarheid weet kan die niet in het Vietnamees vertellen. Ze vraagt Lam, het nichtje van de kokkin, die perfect tweetalig is, om te tolken. Maar Lam komt hortend en stotend niet uit haar woorden. De moeder heeft de verschrikkelijke mededeling echter al begrepen.
Het slotdeel heet ‘Thuiskomst’ en speelt weer helemaal in 1996, afwisselend in Parijs en in Ho-Chi-Minh-stad. Ik heb die avond in Berlijn met open mond zitten kijken. Toegegeven, het naturel niveau van het tranendal dat regelmatig over ons wordt uitgegoten, werd me af en toe een beetje te veel van het goede. Maar ik had toch vooral het gevoel iets te zien dat ik nog nooit eerder zo heb gezien. Dat zal ongetwijfeld alles te maken hebben met de prettige mix van mooi georganiseerde couleur locale, de fijnzinnige karaktertekeningen, de geestige details over pittige visgerechten en scherp gekruide soepen, en de mij totaal onbekende, pijnlijke en schokkende historische details, bijvoorbeeld over speciale repatriëringskampen voor Vietnamese burgers in Frankrijk en Algerije. Maar vooral de manier waarop Caroline Guiela Nguyen in Saigon de Babylonische taalverwarring als stijlfiguur heeft georganiseerd, gehanteerd en geënsceneerd is hoogst bijzonder. Je wordt als toeschouwer binnengezogen in en onderdeel van een grote reeks beheerst vormgegeven misverstanden die je onwillekeurig actief deel doen uitmaken van de handeling op de speelvloer. Het restaurant ‘Saigon’ wordt op die manier een soort symbolische plaats van verloren geraakte geschiedenis. Je voelt als kijker in het slot bijna aan den lijve de pijn die de teruggekeerde entertainer Hao voelt als hij thuiskomt in Ho-Chi-Minh-stad en meteen weet dat hij zijn thuis definitief kwijt is. Zijn Vietnamese wortels zijn er niet meer en er is niets voor in de plaats gekomen. Een oud lied in gebroken Engels uit zijn vroegere repertoire wordt opeens de wankele loopbrug over een cultuurhistorische kloof die nauwelijks nog te overbruggen lijkt.
Toen we na afloop verward en ontroerd de tranen uit onze ooghoeken hadden geveegd, drong zich die andere bijgedachte op die aan de voorstelling Saigon kleeft. Wie gaat dit verhaal, maar dan over Indonesië, nu eindelijk eens op een Nederlands podium vertellen? Wie geeft die schrijfopdracht? Wie gaat dat stuk maken? Over de koloniale repressie, de pijn van de Bersiap, de rotzooi van de politionele acties, het wegkijken na de onafhankelijkheid, en al dat verdriet van de decennia daarna? En dan graag zonder de nagalm van Couperus. En zonder de doordringende geuren van tempo doeloe. Tja. Zo kwam via een avond in Saigon dat verre Azië opeens dichterbij dan we ooit hadden kunnen denken.
Saigon door Les Hommes Approximatifs, Stadsschouwburg Amsterdam, woensdag 13 en donderdag 14 juni, 19.30 uur, Frans en Vietnamees gesproken, Nederlandse en Engelse boventiteling; hollandfestival.nl