Een dag na een aardbeving in Los Angeles rijdt Ger van Elk over de zwaar gehavende Pacific Coast Highway. Een pakje Marlboro dat uit de scheuren in het wegdek steekt, brengt de kunstenaar op een idee. Bij een visboer koopt hij sardientjes en schikt deze in de spleten van de weg, hun kopjes boven het asfalt uit stekend, alsof ze er al die tijd onder verborgen hadden gezeten. Van Elk noemt het surreële beeld The Discovery of the Sardines (1971). ‘Wat ik wil’, stelde hij in een interview, ‘is een realistische weergave van onrealistische situaties.’

Schijnbare onmogelijkheden dreven Van Elk naar een nieuwe kunst, de conceptuele, die ondanks het soms lichtvoetige voorkomen diep wortelde in de kunstgeschiedenis. Wanneer ik hem voor het eerst ontmoet, voor een interview in Kunstbeeld, verontschuldigt hij zich voor de ontvangst, midden in de verbouwing van zijn Amsterdamse huis. Liever verschijnt Van Elk in een mooi kostuum met lakschoenen van een maat te klein aan zijn voeten. Dat is een tip van Salvador Dalí: wringende tenen houden je scherp. Op zijn verzoek spreken we elkaar aan met u.

Na zijn verblijf aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, de huidige Rietveld Academie, vertrekt Van Elk naar de Verenigde Staten, waar zijn vader als tekenaar van onder meer The Flintstones werkzaam is. Zelf vindt hij werk als donut- en pizzabakker en schrijft zich in bij het katholieke Immaculate Heart College, waar de nonnen in Cadillacs rijden en de studenten meenemen naar het strand van Santa Monica om er Jackson Pollocks in het zand te maken. Alles behoort hier tot de mogelijkheden en dat geeft perspectief. En het inzicht: representatie is niet te vertrouwen. Op Sunset Boulevard deelt hij een appartement met Bas Jan Ader.

Querulant was het woord dat Van Elk veelvuldig gebruikte om zijn karakter te omschrijven. Niet dat hij zelf zo hard schreeuwde, maar dat deed hij zeker met zijn kunst. Terug in Nederland, na een studie kunstgeschiedenis bij Henk van Os, richtte Van Elk samen met Jan Dibbets en Reinier Lucassen het Internationale Instituut voor Herscholing van Kunstenaars (I.I.v.H.v.K.) op. Lucassen doceerde ‘het naakt in het landschap’, Van Elk bood een cursus ‘plestik en polyester sculptuur nieuwe stijl’ aan.

Klassieke vraagstukken rond materiaal en reproductie kregen als ‘concept’ een geheel nieuwe urgentie. De glimmende driehoek die in 1969 op de houten visgraatvloer van het Stedelijk Museum verscheen, The Well-Polished Floor Sculpture, die geboende vorm een sculptuur noemen, dat stemde tot nadenken.

‘Ik wil het liefst op het omslag van het blad. Met mijn hoofd. Dat is eigenlijk een voorwaarde’, stelde Van Elk destijds plotseling tijdens ons gesprek. Jongeren kennen hem namelijk niet, verklaarde hij geërgerd. Jongeren weten sowieso niets. Maar zijn kunst is toch ongekend in trek? Het MoMA wijdde recent een tentoonstelling aan de pioniers van de conceptuele kunst, met zijn kunstwerken prominent vertegenwoordigd. Het zegt Van Elk niet genoeg. Hij nodigde me uit om later nog eens koffie te komen drinken. In het kader van herscholing, wellicht.

Jongeren weten niets, verklaarde hij geërgerd

Samen met Dibbets fungeerde Van Elk eind jaren zestig als contactpersoon voor de conceptuele kunst in Nederland. Hij kende de Italianen van de arte povera, de Britse Gilbert George en natuurlijk de Amerikanen. Met Wim Beeren bedacht hij de titel van de tentoonstelling waarmee het Stedelijk Museum de nieuwe kunst in Nederland introduceerde: Op losse schroeven. Galerie Art Project verspreidde het werk van de internationale groep kunstenaars in zogenaamde Bulletins. Zo ook het laatste bericht van Bas Jan Ader, in de zomer van 1975: een foto van de kunstenaar in een zeilboot met in sierlijke letters In Search of the Miraculous en de liedtekst A Life On The Ocean Wave. De verdwijning van zijn vriend op de Atlantische Oceaan verbaasde Van Elk geenszins: in de ideeënkunst kun je volledig opgaan.

Nee, Van Elks zucht naar erkenning leek minder voort te komen uit querulantie dan uit een afkeer van wat hij noemde de ‘oeverloosheid’ van de kunst van vandaag. Excessieve kleurenfoto’s van expliciet geweld of juist suffige tafereeltjes, die vorm van glanzende kunst druist tegen heel zijn wezen in. Vorig jaar maakte hij voor een expositie in Berlijn Sieben automatischen Landschaften, landschappen van gekleurde olie en water in plexiglazen omlijstingen, de horizon gevormd door een ‘automatische’ scheiding. Kunstwerken nog kleiner dan luciferdoosjes, een ode aan de inhoud.

Na een laatste ontmoeting wandelden we door de sneeuw over de gracht. Van Elk verhaalde een scène uit zijn favoriete boek: Mijn leven als genie van Dalí, de meester van de ongeremde logica. Na aankomst in New York loopt het genie met een stokbrood om zijn hoofd gebonden door de stad. Dalí fantaseerde, zo schreef hij in de biografie, over een metersgroot brood, dat ‘een poëtische uitwerking zou veroorzaken, die aanzienlijk is en, ongetwijfeld, in staat een toestand van verwarring en collectieve hysterie te scheppen, die tot dusverre nimmer vertoond is, en die systematisch de logica van deze rationele wereld zal vernietigen’. Wat een idee.

Op het moment van zijn overlijden is werk van Ger van Elk in drie tentoonstellingen te bewonderen. Een overzichtstentoonstelling is in de maak.


Ger van Elk, t/m 31 augustus in het Kunstverein München; Ger van Elk: Flatscreens, t/m 21 september in het Kröller-Müller Museum; Bad Thoughts, t/m 9 november in het Stedelijk Museum Amsterdam


Beeld: Wijlre, 16 maart 2012 (Vincent Mentzel / HH).