Zelden is een gerechtelijke uitspraak in Duitsland vergezeld gegaan van grotere woorden dan ‘een historische stap’ (Die Zeit), of ‘een juridische en sociaal-politieke sensatie’ (de Süddeutsche Zeitung bij monde van commentator Heribert Prantl). Het ging dan ook om niet zomaar een rechtbank, maar om een oordeel van Duitslands hoogste gerecht, het constitutionele hof (Bundesverfassungsgericht, bvg) in Karlsruhe. Dat verklaarde op 27 februari de pc – de personal computer – ook in juridische zin tot privé-gebied, waar de staat in principe niks te zoeken heeft.

Het hof moest zich in de zaak uitspreken over de rechtmatigheid van het door de opsporingsdiensten doorzoeken van computers, maar deed meer dan dat. Het formuleerde in zijn uitspraak niets minder dan een nieuw grondrecht, letterlijk: het grondrecht op waarborg van de vertrouwelijke omgang en de integriteit van informatietechnologische systemen. Dat mag met recht historisch worden genoemd, want het is voor het eerst sinds 25 jaar dat het bvg – de enige instantie die daartoe bevoegd is – dat voor nodig hield.

Tevens hebben Duitse rechters hiermee voor het eerst de inhoud van de computer grondrechtelijk afgeschermd. En dat hebben ze zorgvuldig gedaan, want het privé-karakter van de harde schijf wordt voortaan nog beter gewaarborgd dan bijvoorbeeld de eigen woning of het telecommunicatieverkeer. Dat zegt wat over de status die de rechters toekennen aan de pc.

Daarmee hebben ze zich volledig op de lijn gesteld van de klagers. Eén van hen, de liberale ex-minister van Binnenlandse Zaken Gerhart Baum, benadrukte begin december in een vraaggesprek met De Groene Amsterdammer al dat ‘de computer de laatste jaren is verworden tot het absolute middelpunt van ons privé-leven’. Met die zienswijze hebben de rechters ingestemd.

Met vier anderen, een journaliste, een politica en twee andere juristen, had Baum de zaak bij het bvg aangespannen, nadat de deelstaat Noordrijn-Westfalen een wet had afgevaardigd die het hacken van computers door opsporingsdiensten mogelijk maakte. Met die wet hebben de rechters de vloer aangeveegd, omdat ze de opsporingsdiensten te gemakkelijk gelegenheid bood te wroeten in privé-bestanden. Zo zag de wetgever in Düsseldorf ‘dringend gevaar’ of ‘het voorkomen van strafbare feiten’ zonder verdere invulling van die begrippen als voldoende reden om harde schijven van verdachten uit te pluizen. Prantl, de privacy-expert van de Süddeutsche Zeitung, in zijn commentaar: ‘De Noordrijn-Westfaalse wet maakt pijnlijk duidelijk hoe weinig de wetgever op het gebied van de binnenlandse veiligheid opheeft met grondrechten. Ze zou als waarschuwing moeten dienen voor de federale wetgever, als die nu besluit een fatsoenlijke wet voor het online doorzoeken van computers te schrijven.’

Dat die wet op federaal niveau er komt is een feit. Minister Wolfgang Schäuble van Binnenlandse Zaken (cdu) ziet in de Online-Durchsuchungen een onmisbaar instrument in de strijd tegen het terrorisme. Hij heeft met de wettelijke regeling daarvan echter willen wachten op de uitspraak van het bvg. De rechters in Karlsruhe hebben de mogelijkheid voor zo’n wet nu bewust opengelaten, maar wel een aantal strikte eisen voorgeschreven waaraan ze zal moeten voldoen. Zo zal het inbreken in computers door politie of veiligheidsdiensten alleen worden toegestaan bij dreiging van – heel belangrijk – concrete gevaren, waarbij bijvoorbeeld mensenlevens of het landsbelang op het spel staan. Ook in die gevallen moet een rechter wel vooraf toestemming verlenen. Ten slotte moeten alle privé-bestanden die tijdens de zoekactie worden binnengehaald zo snel mogelijk weer worden verwijderd.

Daarmee is een voorlopig einde gekomen aan de maandenlange competentiestrijd tussen de politiek in Berlijn en de rechters in Karlsruhe. Inzet was de vraag wie van beide het laatste woord heeft in het interpreteren van de Duitse grondwet.

Schäuble, tevens de minister die over de grondwet gaat, klaagde dat het bvg hem structureel dwarsboomde met een grondwet in de hand die niet meer zou zijn opgewassen tegen de problemen van deze tijd. De strijd tegen het terrorisme van de laatste jaren vergt volgens de minister een vrijere interpretatie van de grondwet, die uit 1949 stamt. Schäuble vindt de bescherming van burgers door de staat tegenwoordig net even belangrijker dan de bescherming van burgers tegen de staat. Daarom heeft hij sinds zijn aantreden als minister in de grote coalitie tal van voorstellen gedaan om de veiligheid te vergroten, zoals de inzet van het leger bij politietaken, het neerhalen van gekaapte vliegtuigen, het afluisteren van privé-woningen en het preventief neerschieten van verdachte terroristen. Stuk voor stuk zijn die door politieke tegenstanders of door het constitutionele hof afgeschoten, omdat ze indruisten tegen de grondwet.

Wat het bvg met zijn jongste oordeel te kennen heeft gegeven, is dat dat helemaal niet nodig is. Het vergroten van veiligheid en het respecteren van grondrechten kunnen best samengaan.