De voorstelling opent in het daglicht dat door de hoge ramen van de Zuilenzaal valt. Ljoebov Ranjewskaja, de financieel aan de grond geraakte, uit Parijs naar haar landgoed terugkerende eigenares, is er al als we binnenkomen - Annet Kouwenhoven staat bescheiden naast het speelvlak. Het duo Fiers (de knecht, Matthias de Koning) en Gajev (Ranjewskaja’s melancholische broer, Jan Joris Lamers) zitten in een ouderwetse badkuip. Een mooi beeld van voor de tijd dat de douches waren uitgevonden, toen we als kinderen nog wekelijks in een teil baadden en daarna met natte haartjes naar Dappere Dodo keken. Deze versie van De kersentuin gaat heel erg over Nederland, over wanhopige burgers die in een oude tijd zijn blijven steken, tegenover de nieuwe generatie, vertegenwoordigd door Lopachin - een door Jorn Heijdenrijk verstild gespeeld personage, de man die ooit verlegen zijn voeten moest vegen in de keuken van het landgoed De Kersentuin en die nu geld heeft en Ranjewskaja’s bezit opkoopt.
Langzaam wordt het donker buiten, langzaam komt er meer theaterlicht (de acteurs bedienen het zelf - ‘niet te veel’ roept Jan Joris Lamers vanachter het schamele decor). Tussen de nostalgie van de ‘oude burgers’ en de ‘nieuwe zakelijkheid’ van de nieuwe bezitter, staat de in het wilde weg filosoferende eeuwige student, Petja Trofimov. Hij wordt op meedogenloze wijze gespeeld door Sara de Bosschere. Deze Petja is de stamelende schakel tussen de oude en de nieuwe wereld. Sara De Bosschere verklankt Petja’s filosofieën op een wonderlijke, lichte wijze, waardoor je als toeschouwer gaat denken: met deze student komen ze weliswaar ook niet door de crisis heen, maar hij praat tenminste over de toekomst, hij heeft er nog ideëen over. De rest van de familie is dat stadium allang gepasseerd.
Iemand zei me dat de voorstelling moeilijk te volgen is wanneer je het stuk niet kent. Ik twijfel daar over. Ik ging daar zitten met het verlangen verrast te worden door een toneelstuk dat ik uit mijn hoofd ken. En dat werkte. Toen het gezelschap ons voor aanvang van het vierde bedrijf cider aanbood - een gebaar dat de opkoper van de kersentuin, Lopachin, in datzelfde bedrijf almaar uitprobeert, als Wiedergutmachung -, deelden we als publiek in de ontroering van het afscheid. De oude Fiers hing dat volledige vierde bedrijf amechtig aan de kast die voor in het speelvlak staat. Hij zakte langzaam naar beneden. Zijn door Tsjechov in de slotscène voorgeschreven sterven werd op deze wijze prachtig voorbereid. Hij hoefde in het werkelijke slot niet meer dood te gaan. Hij wás het al.
De kersentuin door Maatschappij Discordia (en De Roovers) is een cadeau ter afsluiting van het seizoen. De acteurs spelen een reflectie op wat hen als toneelspelers had kunnen overkomen. Van de slotscène maken ze een wanhopig en triest afscheid. En wanneer ze ons vervolgens danken voor het applaus, dan weet ik het weer: ze zíjn er nog. Ik wás en ik bén er blij om.