Een man met het syndroom van Down zit op een stoel en kijkt naar een plastic bal, een steen en een vierkant op de vloer. Tijdens de Frieze Art Fair, de belangrijkste moderne-kunstbeurs van Londen, was de heropvoering van het werk Second Solution of Immortality: The Universe is Immobile van Gino de Dominicis te zien. In 1972 shockeerde dit werk het publiek van de Biënnale in Venetië zo erg dat de man enige uren na de opening door een ‘normaal’ meisje moest worden vervangen. De Wrong Gallery uit New York besloot het werk opnieuw tentoon te stellen, om uit te vinden wat er in 34 jaar is veranderd. Het antwoord daarop lag in het kunstwerk zelf besloten. Een organisatrice van Frieze 2006 verklapte dat de vrouw in deze versie van het werk, Susan Billington, weliswaar écht het Down-syndroom heeft, maar ook een actrice is die precies weet waar ze mee bezig is.

Foto Kai van Hasselt / courtesy Nina Menocal Mexico
Scope, Angelo Delgado.
Kunst die zich indekt en zich volledig van zichzelf bewust is, was karakteristiek voor Frieze 2006. Het publiek, dat gewend is aan de aardschokken van de Young British Artists uit de jaren negentig, zoals het beslapen bed van Tracey Emin, slenterde dit jaar stoïcijns langs een bed met een slapende vrouw, een werk van de 28-jarige Chinese kunstenares Chu Yun. Het bijbehorende A4’tje vermeldde dat deze vrouw was gevraagd om de hele voorafgaande nacht op te blijven, de ochtend erna slaappillen te nemen, oordoppen in te doen en in bed te gaan liggen. Als ze ontwaakte mocht ze opstaan, weglopen en een leeg bed achterlaten.
Frieze is in vier jaar een gerespecteerd spektakel geworden. De hippe kunstenaars van Londen mogen dan naar het goedkope en ruime Berlijn zijn vertrokken, de mondiale kunstwereld verzamelt zich in Londen. De beurs beperkte zich niet tot de grote tent in Regent’s Park, maar was over de hele stad uitgebreid. Tentoonstellingen als Saatchi’s USA Today en de China Show in Battersea Power Station (zie pagina 36) werden afgewisseld met films, een beeldentuin, een doorlopende reeks lezingen en interviews in het Serpentine-paviljoen, waar architect Rem Koolhaas en curator Hans Ulrich Obrist de kunstenaar Jeff Koons interviewden.
Het succes van Frieze heeft het Europese beurzenlandschap flink in beroering gebracht. De kunstbeurs in Keulen, de oudste van Europa, werd altijd in november gehouden, maar is dit jaar door de concurrentie van Frieze naar april verbannen. De fiac, de kunstbeurs in Parijs, werd gedwongen zichzelf volledig te restylen. Iedere stad lijkt zijn eigen beurs te willen hebben, zoals de op stapel staande opening van een kunstbeurs in Düsseldorf bewijst.
Bij een al te groot aanbod van beurzen zal het publiek naar de belangrijkste terugkeren. Het is dan ook niet uitgesloten dat kunstbeurzen, net als sommige effectenbeurzen, in de toekomst zullen fuseren. Een grote status heeft een risico, want hoewel Frieze zelf een aantrekkelijk model vormt voor andere beurzen is het onoverkomelijk dat de beurs zelf steeds meer op de meest vooraanstaande (en traditionele) beurs in Basel gaat lijken. Waar Frieze nu vooral de ontwikkelingen van de afgelopen tien jaar weergeeft, biedt ArtBasel een overzicht van de hele moderne kunst van de twintigste eeuw. De verzamelaar loopt daardoor in Basel minder kans zich aan een kortstondige hype te vergrijpen.
Sinds de oprichting van Frieze hebben de organisatoren zowel een artistiek als een commercieel masterplan gehad. Vier jaar geleden richtten ze een fonds op waarin bekende kunstverzamelaars geld konden storten. De Tate Gallery mocht dit geld vervolgens gebruiken om als eerste op de beurs aankopen te doen. Omdat de prijzen van de aangekochte kunstenaars daardoor de lucht in schoten werd het succes van de beurs een feit. De magnetische aantrekkingskracht tussen Londen, kunst en geld heeft Frieze sindsdien gedomineerd. Zo opende de bekende Londense galeriehouder Jay Jopling begin oktober een nieuwe tentoonstellingsruimte in de chique wijk Mayfair, vlakbij de kantoren van de grote hedgefunds, en het grote veilinghuis Phillips de Pury uit New York organiseerde dit jaar zijn eerste veiling in Londen tijdens Frieze. Er is een groeiende wachtlijst; succesvolle deelnemende galeries breiden hun vloeroppervlak uit, en opmerkelijk genoeg betekent dat succes dat nieuwe galeries moeilijk een plek kunnen veroveren en jonge kunstenaars er dus moeilijker tussenkomen.
Een echte hype, zoals rond de gevestigde Amerikaanse kunstenaar Paul McCarthy, ontbrak dit jaar. De verrassingen zijn subtieler, zoals de zorgvuldig ingelijste en getatoeëerde varkenshuid van Wim Delvoye. Hoewel de kunstmarkt in Londen nog nooit zo goed is geweest, blijken de galeries op de beurs voorzichtiger te zijn geworden. De soms hysterische jacht op jonge kunstenaars van de afgelopen jaren lijkt in veel galeries te hebben plaatsgemaakt voor een bedachtzamere afwisseling van jong en ouder werk. De topgalerie Hauser & Wirth stelde bijvoorbeeld in samenwerking met oude-kunsthandelaar Colnaghi de naakten van Francis Picabia tentoon, naast werk van de 26-jarige en uiterst succesvolle Jakub Julian Ziolkowski. Door zich niet meer uitsluitend op jonge kunst te concentreren, proberen galeries zich veilig te stellen voor een eventuele kunstcrash.

Courtesy Hauser & Wirth Zürich London/Foksal Gallery Foundation
Jakub Julian Ziolkowski
Verschillende kunstenaars vielen dit jaar op door de manier waarop ze op de moderne kunst van de twintigste eeuw reflecteerden. De Kroatische kunstenaar David Maljkovic, de hit van de Nederlandse galerie Annet Gelink, combineert in zijn collage Again for Tomorrow (Scene for a New Heritage) observaties van het hedendaagse leven in Oost-Europa met beelden van de modernistische architectuur in Zagreb. In deze poging het heden met het verleden te verbinden, probeert Maljkovic een weg naar een Oost-Europese toekomst te banen. De Schot Martin Boyce licht het modernisme daarentegen volledig uit zijn context, door de modernistische ontwerpen van Ray and Charles Eames tot wapens om te vormen. Ook de levensloze landschapschilderijen van Daniel Arsham schuiven met context en onderwerp. Op de schilderijen zijn modernistische bouwwerken in een bosachtige omgeving gezet; het spanningsveld tussen natuur en architectuur confronteert de toeschouwer met de vraag naar de kwaliteit van zijn eigen leefomgeving. Arshams werk was tijdens Frieze voor het eerst in Londen te zien en binnen een paar uur uitverkocht.
Deze voorbeelden maken duidelijk dat de schilderkunst nog steeds domineert. Wél richten kunsthandelaren hun blik steeds meer op de sculptuur, nu de prijzen van schilderijen flink omhoog zijn gegaan, en het werk van Martin Boyce illustreert dat sculptuur inmiddels geheel samengaat met design als gerespecteerde kunstvorm. Engagement vormde op Frieze bepaald geen rode draad. De tekeningen van de Cubaan Angelo Delgado, die op de bijbeurs Scope te zien waren, vormen hierop een uitzondering. In de tijd dat hij gevangen zat had de kunstenaar deze tekeningen op zakdoeken gemaakt.
Net als bij andere grote beurzen moeten de kleinere galeries, die de hoge kosten van Frieze niet kunnen betalen, uitwijken naar een van de talrijke bijbeurzen. In Londen heb je nu niet alleen Zoo en Scope, maar sinds dit jaar ook Year 06. Op deze laatste beurs was Fireworks after a Really Big Event van de Duitse kunstenares Peggy Buth niet over het hoofd te zien. Op een groot rood tapijt sneed de kunstenares in venijnige halen een vuurwerkschouwspel uit. De halen creëren op bijna gewelddadige wijze een venster naar de buitenwereld.

Foto Linda Nylind courtesy of Frieze
Mike Nelson
In het midden van Frieze bevond zich een klein deurtje dat toegang bood tot het werk Mirror Infill van Mike Nelson. De bezoeker betreedt een aaneenschakeling van rood-duistere ruimten, die door de rijen opgehangen foto’s op een fotolaboratorium lijken. Dit laboratorium, dat normaal gesproken zelf de wereld vastlegt, is nu ter observatie van de toeschouwer blootgesteld. Dwalend door Nelsons werk wordt de toeschouwer de vraag gesteld of de foto in deze digitale tijd de herinnering en reflectie nog wel kan weergeven, of al weer een achterhaald medium is.
Dat is Frieze in een notendop: ergens tussen de overpeinzing van het experiment en de representatie van de gevestigde orde.