Het is waarachtig alweer 25 jaar geleden dat Gerrit Komrij de Nederlandse televisiewereld bestookte met zijn lood en hagel, pek en zwavel.
De man die besloot de dichter een jaar lang als tv-criticus aan te stellen was André Spoor, de toenmalige hoofdredacteur van NRC Handelsblad. Dat was, gegeven de overgevoeligheid van het liberale lezerspubliek, zonder meer een moedige daad. Nooit, zei Komrij later, had hij zoveel reacties gehad. «Stapels scheldbrieven, veel van pijnlijk allooi. Met gedrukt briefhoofd: drs. enzovoort, Amstelveen, Wassenaar, Brabant.»
Andermaal werd bevestigd: de redactie van NRC Handelsblad is verlichter dan de lezers van deze krant. Hun brieven rusten, met een roze lintje geëmballeerd, tot op heden op de zolder van de toenmalige Horzel van Hilversum.
«Hooggeachte Heer, dit is het misselijkste stukje dat ik ooit in uw krant aantrof. Deze Gerrit Komrij is rijp voor de psychiater. U kunt deze man niet handhaven om uw krant te bevuilen.»
«Mijnheer de Hoofdredacteur, als trouw lezer van NRC Handelsblad moet het mij van het hart dat het pseudogeestige geschrijf van uw televisiecriticus Gerrit Komrij mij mateloos ergert.»
In totaal bereikten de redactie meer dan duizend van dergelijke reacties. De meeste briefschrijvers eisten s mans onmiddellijke ontslag. Een minderheid bleek genadiglijk met zijn castratie genoegen te nemen. Niettemin, het zij tot de eer van de liberale krant opgemerkt, zijn Komrijs stukken twaalf maanden lang verschenen zonder dat er ook maar één letterteken in is veranderd.
Zelden is er zo met scherp op het medium geschoten. Niettemin, geen blad heeft zich bewogen. In de studios griste men gretig de avondeditie uit de portiersloge om te zien welke opgeblazen idioot er nu weer aan Komrijs fileermes was geregen. Vreugde en vrolijkheid alom, zelfs als het een keer jezelf betrof, want Komrij speelde, meer dan ooit, de rol van de klassieke nar, die niemand gelooft, zelfs als hij de waarheid spreekt.
De enige die Komrij, bij mijn weten, ooit kwaad heeft kunnen krijgen was geen tv-maker maar een journalist, Wim Klinkenberg, de stalinistische vice-voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten die in een vraaggesprek had gezegd «dit soort zelfbevuiling» als een «soort zelfbevuiling» te beschouwen. Maar, beloofde Klinkenberg, op de dag dat er een «andere samenleving» was verrezen zouden er «interessante correcties» worden aangebracht.
Hoe heeft die man ooit een bestuurlijke rol in een journalistenorganisatie kunnen spelen? «Ik op mijn beurt beloof u plechtig, meneer Klinkenberg», antwoordde Komrij per kerende post, «dat ik u, wanneer de door u gewenste revolutie uitbreekt, terstond telegrafisch op de hoogte zal stellen van mijn verblijfplaats, zodat u me, met twee gehelmde en gelaarsde KGBers aan uw zijde, nog in mijn voorportaaltje kunt neerknallen. Mijn naakte borst zal ik u en uw gehelmde heren tonen, en er zal meer bloed en leven uit vloeien dan u in uw zeemleerachtig brein ooit voor mogelijk had gehouden.»
Ik ontleen dit citaat aan het boek Horen, zien en zwijgen (1977), waarin Gerrit Komrij zijn televisiekritieken (deels in bewerkte vorm) heeft gebundeld. Een aantal van de slachtoffers heeft de afgelopen kwart eeuw niet overleefd. Willy Alberti. Simon van Collem. Carel Enkelaar. G.B.J. Hiltermann. Herman Wigbold. De Zangeres zonder Naam «Zangeres. Mag geen naam hebben.»
Maar even zovelen zijn tot op heden nog steeds een vertrouwde gast in onze huiskamer, zij het dat de meesten inmiddels voor de commerciële concurrentie hebben gekozen en/of zich aan de reclame hebben verhoerd. Martine Bijl. «Zangeresje. Nooit heeft iemand haar zien zingen. Verdient grijpstuiver door in niet al te snugger raadselspel om de mopjes van A. Mol (zie aldaar) te gieren.» Albert Mol. «Lachebekje. Oud-balletdanser die aan de kost komt door schuine mopjes te vertellen, die Martine Bijl (zie aldaar) doen gieren.» Monique van de Ven. «Filmsterretje, met de erotische aantrekkelijkheid van een dodo en het acteertalent van een nijlpaard.» Vader Abraham. «Zanger. Weeë liederen, valse kop, wraakzuchtige inborst. Volksheld dus.»
Zij hebben de zweepslagen van hun critici moeiteloos overleefd en kwekken en kwelen nog steeds dat het een lust is. Er is in Hilversum hetzij Aalsmeer af en toe iemand die in het harnas sterft. Voor al die anderen lijkt er niet zoiets als een pensioengerechtigde leeftijd te bestaan. In de kantines van Aalsmeer en Hilversum is blijkbaar een wonderelixer verkrijgbaar waardoor de eeuwige jeugd wordt gegarandeerd.
Het kritische werk van Gerrit Komrij werd in die tijd door zijn slachtoffers weggewuifd als het verbale vuurwerk van een aartsposeur die, naar eigen zeggen, nooit meent wat hij zegt. Het is naar mijn stellige overtuiging een pose binnen een pose. Uit het lezen en herlezen van Komrijs Horen, zien en zwijgen blijkt een authentieke woede die niets gekunstelds heeft, de woede op televisiemakers die, in zijn opvatting, de emancipatoire en culturele mogelijkheden allang bij het asvat hebben gezet. Illustratief zijn Komrijs gemengde gevoelens tegenover de Vara, de Vereniging Arbeiders Radio Amateurs waarvoor de eenvoudige jongen uit Winterswijk altijd een zeker zwak heeft gehad. Dus onderwierp hij zich gewillig, zij het zuchtend, aan de volkse humor van de Rudi Carell-show. «Speciaal voor deze omroep legde ik, uit liefde, mijn laagste normen aan. Ik had het pak van een mijnwerker aangetrokken, met de daarbij passende carbidlamp op mijn kop, en nam een pikhouweel ter hand. Ook zetelde ik te midden ener uitgelezen collectie dipsaus. Ik was als Vara-kameleon bereid om alles te slikken.»
Niettemin zag de tv-kijker/-criticus uiteindelijk tóch terug op een verwoeste avond, met als enige lichtpunt het venijnige stukje dat hij om half drie s nachts naar de NRC-redactie had mogen doorbellen.
Na twaalf maanden leverde Gerrit Komrij opgelucht de laatste bijdrage in. Hij had zijn laatste «vreugdetranen over de treurbuis» vergoten. Zijn Horen, zien en zwijgen bleek zijn meest vergankelijke boek te zijn, omdat alles op het gebied van de audiovisuele media vergankelijk is, ook de kritiek hierop. Af en toe pruttelde hij nog wat na, in gesprekken of vraaggesprekken. «De hele dag wordt op de treurbuis alles wat een mens onderscheidt van een dier schoonheid, liefde, kunst belachelijk gemaakt en met voeten getreden.»
Het is een typische Komrij-formulering. Maar is het eigenlijk wel waar wat hij meent te constateren? Is men, al televisiekijkend, per definitie zwakzinnig? Deugt er werkelijk niets, onze dertig, veertig tv-netten ten spijt?
Komrij heeft dit zelfgeschapen beeld een paar jaar geleden iets genuanceerd. «Natuurlijk zijn er goede programmas», gaf hij toe. Als schaamlap. Om commerciële redenen. «Omdat er bedrijven bestaan die exclusiever producten in de aanbieding hebben dan waspoeder en Wokkels. Bedrijven die over een enorm advertentiebudget beschikken. Zolang er sophisticated producten gemaakt worden voor een sophisticated publiek, zullen er sophisticated programmas bestaan.»
Maar kom nu toch! Worden Buitenhof, Barend & Witteman, De Jacobsladder en de Kerstmatinee van het Concertgebouworkest door het televisiemilieu gedoogd opdat het bedrijfs leven daar zijn commerciële praatjes aan vast kan plakken? Het is een bewering die in alle redelijkheid niet valt vol te houden. Ik haal Komrijs Varagids uit de krantenstandaard en inventariseer, mij om ruimteredenen beperkend tot de Nederlandse omroep, wat ons allemaal rond de kerst, toch een populistisch feest bij uitstek, is geboden. The Messiah. Una voce particolare. De Meezingmessiah. Ed van der Elsken. The Jazzman from the Gulag. De Nationale Wetenschapsquiz. De Dode Dichters Almanak. Riverdance. Gianni Schicci. The Apartment. Una giornata particolare en niet te vergeten de diepdoorvoelde, persoonlijk getinte Kerstrede van H.M. de Koningin. Moeiteloos te vertienvoudigen door al dat andere dat elders in de ether werd aangeboden.
De Varagids van 25 jaar geleden heb ik toevallig niet bij de hand.
Niettemin weet ik zeker dat het ook toen al mogelijk was de kerst op een artistiek en intellectueel verantwoorde wijze door te komen.
Ondanks dat vermaledijde Hilversum.
Ondanks de pretfabrieken bezijden de vaderlandse bollenvelden.
En over 25 jaar, als alles is gecommercialiseerd, tot de kerstman aan toe, zal het niet anders zijn.