Een lichtgroen waas vertoont zich in de bomen langs de gracht, eindelijk lente, geniet ervan. En, schrijvers van toekomstige memoires, laat in tijden van oorlog en geruchten van oorlog het mooie weer niet onopgemerkt aan je voorbijgaan. Hoeveel literaire beschrijvingen zijn er niet van de stralende zomer van 1914. ‘De hemel dagen en dagen lang zijdeblauw, de lucht zacht en toch niet zwoel, de velden geurend en warm, de bossen donker en dicht met hun jonge groen.’ Lyrische bewoordingen van Stefan Zweig (vertaling Willem van Toorn) over de zomer die ook zonder het noodlot dat hij over de wereld bracht onvergetelijk voor hem zou zijn geweest.
In zijn schitterende Die Welt von gestern, dat hij in 1942 voltooide, één dag voor hij zich als joodse vluchteling in de volgende oorlog het leven benam, beschreef Zweig de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog als een periode van totale verblinding van ministers, diplomaten en generaals, op wie de verdwaasde, betoverde volken even blindelings vertrouwden. ‘Als het dan toch tot oorlog kwam, dan kon dat alleen tegen de wil van hun eigen staatslieden gebeurd zijn. Dus moesten de misdadigers, de oorlogshitsers in de andere landen zitten; het was noodweer dat men naar de wapens moest grijpen, noodweer tegen een sluwe en schurkachtige vijand.’
Ik herlas Zweigs meesterwerk terwijl mijn stiefdochter haar vader belde: bang voor oorlog. Voor haar twee kleine kindertjes. Voor de wereld. Ik hoorde woorden als ‘provocatie’, ‘escalatie’, ‘spiraalwerking’. Kon de gifgasaanval in Syrië als oorlogsmisdaad onbeantwoord blijven? Humanitaire rampen voltrekken zich in dat land, maar ook in Jemen. Het was nauwelijks geruststellend en deed ook niets af aan de verschrikkingen die de bevolking in het oorlogsgebied al jaren ondergaat, dat zij kalmerende bezweringen terugkreeg: ‘blufpoker’, ‘war by proxy’, ‘containment’, et cetera.
De oorlogsdreiging, die ik ook voel, lijkt op de angsten uit de tijd van de Koude Oorlog. Maar toen was de situatie tamelijk overzichtelijk: twee nucleaire supermachten die geen wederkerige zelfmoord gingen plegen. De opeenstapeling van explosieve elementen in de crisis van vandaag vertoont meer parallellen met wat voorafging aan de Eerste Wereldoorlog, zoals beschreven door Zweig en anderen.
Staatslieden lezen ook wel eens een boek, al lijkt Trump zich daar niet aan te bezondigen. Het verhaal gaat dat John F. Kennedy sterk was beïnvloed door Barbara Tuchmans klassiek geworden The Guns of August (1962). Hij zou het aan zijn ministers en militaire staf hebben laten lezen om ze ervan te doordringen hoe onvoorziene escalatie kan leiden tot een wereldoorlog. Ogenschijnlijk op zichzelf staande incidenten – een terroristische aanslag in Sarajevo – ontketenden een kettingreactie die Europa in brand zette. De slotzin klinkt na tot op de huidige dag: ‘De volken zaten in een val, een val, die was opgesteld in die eerste dertig dagen van net-niet beslissende gevechten en waaruit geen ontsnappen meer mogelijk was.’ (Vertaling A. Alberts).
Minstens even leerzaam is de analyse van historicus Chistopher Clark in zijn bekende The Sleepwalkers (2012). Hij beschrijft daarin hoe de beslissingen die tot oorlog leidden eerst denkbaar waren, toen mogelijk, en daarna waarschijnlijk. Vervolgens nam men die fatale beslissingen daadwerkelijk. Maar onontkoombaar waren zij nooit. Clark schildert de lieden die deze beslissingen namen af als slaapwandelaars, die geen oog hadden voor de realiteit. Het gaat hem niet om de ‘schuldvraag’, maar om de vraag hoe het mogelijk was dat een opeenstapeling van blunders, misverstanden en ondoordachte besluiten in een complexe situatie een catastrofale dynamiek kan krijgen. Volgens hem was de Eerste Wereldoorlog geen causale uitkomst van de geopolitieke verhoudingen, maar het werk van instabiele en onverantwoordelijke machthebbers. In een interview met Casper Thomas in De Groene (januari 2014) lichtte Clark toe: ‘Er wordt vaak gezegd dat de Eerste Wereldoorlog onvermijdelijk was, maar er waren genoeg tekenen dat er géén oorlog zou komen. De toekomst is altijd open. Wat er gebeurt is afhankelijk van onszelf en de mensen die ons vertegenwoordigen.’
Misschien is dit een troostrijke gedachte. Maar ik weet werkelijk niet hoe wij dat ‘afhankelijk van onszelf’ waar kunnen maken. Tijdens de oorlog in Vietnam had het zin om te demonstreren, nu weet ik bij God niet tegen wie of wat je precies de straat op zou moeten gaan. Duidelijk is alleen dat we in een ‘indien-fase’ zitten, in een episode waarvan men zegt dat de geschiedenis uit vermijdbare gebeurtenissen bestaat. Barbara Tuchman schreef dat de ‘indiens’, de dwalingen en feitelijke toestanden van de eerste oorlogsmaand, in 1914 beslissend waren. ‘Indiens’ waren er in overvloed: ‘Indien de Duitsers…’; ‘indien de rechtervleugel…’, ‘indien Von Gluck…’, ‘indien dit alles anders was gegaan…’, ‘indien het tijdschema…’ Enzovoort.
Maar wat zei Gandhi ook al weer? ‘De geschiedenis leert de mensen, dat de geschiedenis de mensen niets leert.’