AMSTERDAM – De Groene Amsterdammer – wier redactie zes historici telt, waaronder de complete hoofdredactie – heeft het altijd beweerd: de beste opstap voor een maatschappelijke functie is een studie geschiedenis. Het koningshuis, waar ondermeer onze vorstin en kroonprins een geschiedenisbul in bezit hebben, meent niet anders. En de nieuwe Tweede Kamer bewijst bovendien dat geschiedenis de kortste weg is naar de macht. De Volkskrant inventariseerde vorige week dat een universitaire studie en daarna werk in het onderwijs, een publieke sector of de overheid de beste papieren geeft voor kamerlidmaatschap. Maar een belangrijker les is wellicht te trekken uit het uitsplitsen van kamerleden naar soort opleiding.
In de nieuwe Kamer zijn juristen met voorsprong de grootste fractie: 27 mannen en vrouwen studeerden rechten. Een sterke minderheid wordt ook gevormd door kamerleden die politicologie of bestuurskunde studeerden: 16. Daarna volgen de historici, met negen.
Die groep is weliswaar wat heterogeen, met archeologen en kunsthistorici in de gelederen, maar de sterke notering is onmiskenbaar. Want wie namen bij de cijfers voegt, ziet dat historici de grootste machtsfactor zijn. Onder hen bevinden zich:
Jan Peter Balkenende, premier.
Maxime Verhagen, fractieleider CDA.
Mark Rutte, fractieleider VVD.
Alexander Pechtold, fractieleider D66.
De juristen, om de vergelijking door te trekken, kunnen daar alleen het fractievoorzitterschap van de ChristenUnie en de Partij voor de Dieren tegenover stellen, de politicologen die van de PvdA. En geschiedenis als academische discipline blijkt zo dicht op de landsmacht te staan dat één historicus zelfs direct van zijn leerstoel naar de Tweede Kamer doorstootte: ex-universitair docent Arend-Jan Boekestijn (VVD). De nieuwe Kamer onderbouwt de stelling van onze commissie voor een canon van de vaderlandse geschiedenis wel heel sterk: kennis van de geschiedenis loont.