De roman werd ooit als feuilleton gepresenteerd. Er moet naar uitgekeken zijn, zoals nu naar de soap. Bij de soap gelden vaart en variatie evenmin als voordelen. Er dient traag te worden voortgeborduurd op het oude, en dat gebeurt in Nicht Bette. Een zorgvuldig geselecteerde vroeg-negentiende-eeuwse cast wordt enkele jaren omstandig gevolgd in zijn geld- en geilheidsperikelen. De much ado about nothing-toon heeft een geestige én een melodramatische noot. Nu is traagheid een betrekkelijk begrip. Dat weet ik van een andere Balzac-aangelegenheid, de vier uur durende verfilming van zijn Le chef-d'oeuvre inconnu als La belle noiseuse, een fascinerend, intens geheel, terwijl de handeling miniem is. Hoe dan ook, geduld is een schone zaak en lees je door in Nicht Bette, dan raak je heus wel gewonnen. Balzac hoort bij de wereldcanon; al voortlezend ontdek je waarom. Honoré de Balzac (1799-1850) is de man van de circa negentig romans tellende Comédie Humaine, een cyclus met encyclopedische maar ook artistieke pretenties. Er wordt een tijdsgewricht in ontleed, bij voorkeur aan de hand van het aparte, o zo goed-burgerlijke Zevende van Parijs. Tweeduizend personages wemelen door elkaar in hun exemplarische rol. Het favoriete begrip ‘libertijn’ (vrijdenker) lijkt synoniem geworden voor seksbelustheid. Balzac is onmiskenbaar satirisch als hij in Nicht Bette een oude, geile bok zijn fortuin laat verkwanselen voor een veile en vileine schone. Of wanneer hij een ex-aanbidder een wanhopige, zich aanbiedende matrone laat aanspreken als ‘moedertje’. Zijn sympathie ligt bij de vrouwen, of ze nu schroomvallig of brutaal zijn. Aardig zijn de ingelaste minibeschouwinkjes waarin hij nog eens expliciet vertelt hoe het zit met de mores, van toen, van altijd. Zo gewaagt hij van het fundamentele, zelden te overbruggen verschil tussen een echtgenote en een maîtresse. Het is ruim honderdvijftig jaar geleden. De romantiek (zie de kunstenaar in Le chef-d'oeuvre inconnu die uit is op absoluut inzicht) maakt plaats voor het naturalisme dat de werkelijkheid in symbolen vangt. Om de ziel en de handel en wandel van de mens bloot te leggen zijn schema’s nodig. Daarom heeft, ook bij Balzac, ieder temperament zijn eigen fysionomie. Steile of gekrulde haren, volle of smalle lippen, een kleine of een fikse neus, het maakt alles uit, niet in individuele gevallen maar algemeen. Het lukt de buitengewoon vakbekwame Balzac een wirwar van intriges, theorieën en beschrijvingen te vervlechten tot een levensechte eenheid. Hij is er beroemd om geworden en bewondering is nog steeds gepast. Nicht Bette is hoogwaardige verstrooiing plus gratis bijgeleverde geschiedenisles. Kwalitatief slaat Balzac de soapschrijvers van nu met gemak, maar mijn persoonlijk temperament liet genieten nauwelijks toe. Einde van alle 6 blokken Welk uiterlijk kenmerk daarbij hoort, weet ik niet. Een zuinig mondje?
Dichters & Denkers
Geschiedenisles
Deze vierde Balzac-vertaling van Hans van Pinxteren is superieur, maar Nicht Bette maakte me naast andere sensaties ook tureluurs. Wat een gedoe! Om met Gustafsson, zie elders op deze pagina’s, te spreken: ‘…ik heb heel wat mensen leren kennen,/ die ik anders nooit ontmoet zou hebben.// En evenmin weet ik of ik ze wel echt/ ontmoet zou willen hebben.’
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/21
www.groene.nl/1999/21